Muizenissen

in het Studentenbrein

Kort verhaal, 13 juli 2021

 

 


 

Verstandsteengruis


Eerlijk gezegd zijn er maar weinig feesten uit mijn studententijd waar ik nog een heldere voorstelling bij heb. Verbaast me niets zullen ingewijden denken. En misschien maar goed ook, zullen sommigen er misprijzend nog bij denken.


Indrukken zijn dichtgeslibd en weggepoetst. De meeste beelden zijn verdruppeld in de mist van de tijd. Een  mentale beeldenstorm. Of misschien beter, we hebben het immers over een periode van meer dan een halve eeuw, bezweken onder een permanent schurende beeldenbries.


Ik vrees dat veel primaire indrukken niet eens de kans hebben gehad om zich in het zompige brein te wortelen. Die stapten halverwege de eerste bergetappe al af om maar eens een gedurfde beeldspraak te gebruiken. De breinzomp is in de loop van de tijd gedraineerd. Ook niet goed. Dor.


Zonder dat de lezer het besefte hebben we hier een hoofdstuk uit het grote boek van de organische chemie te pakken. Een organisch chemisch hoofdstuk over een week stuk hoofd. Kneedbaar en kwetsbaar. Een complexe soep van eiwitten, hormonen, neurotransmitters, een pasta van witte massa, grijze massa, neuronen en dendrieten. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat het lang heeft geduurd voordat  onderzoekers, geheelonthoudende onderzoekers, erin slaagden te bewijzen dat veel bestanddelen van de soep,inclusief de herinneringen, uitstekend in alcohol oplossen.


Geheelonthouders bleken een veel beter geheugen te hebben dan niet onthouders. Het klinkt als een open deur, maar wie zich nog herinnert wat we hiervoor hebben opgemerkt zal moeten toegeven dan dit verder gaat dan een open deur. Hier wordt sluipenderwijs een onderscheid gemaakt tussen een open deur en een gesloten deur tegen de achtergrond van de humane geheugenfunctie. Hoe bevoorrecht zijn zij die oprecht durven te beweren dat hun geheugen een open deur heeft zodat zij vanuit hun rijkdom aan herinneringen de mooiste composities in het bewustzijn tot leven kunnen laten komen. Zij hoeven hun ogen maar te sluiten en binnen enkele tellen gaat hun soep borrelen en komen de toverballetjes boven drijven. Dagdromen, nachtdromen, het is steeds weer genieten. En als de in-house-projector even vastloopt is eraltijd nog het psychedelicum. De breinwasser. Niet te vergelijken met het vernederende, schokschouderende, schuimbekkende, tongbrekende delirium.


Ik begrijp dat de lezer nog altijd hoopt dat het me lukt uit mijn persoonlijke afvalputje vol verstandsteengruis enkele edelsteentjes op te lepelen die nog niet alle glinstering van een zorgelozejeugd hebben verloren.

 

Hoe zat het met de feestjes?


Feestjes, wat weet ik er nog van? Met veel pijn en moeite zie ik in de grauwsluier van het verleden een grote houten vloer, die door het onvermijdelijke gehos van mijn Veritijnse studentenvriendjes in een resonantie dreigt te komen met mogelijk ernstige gevolgen. Ach kijk nou, dat moet het eerstejaarsfeest in Oudaen zijn, 1967. Op zich niet zo gek dat hier verdringing is opgetreden. Deurtje dicht. Het eerste en tegelijk het laatste feest in Stadskasteel Oudaen. Dat imposante en eeuwenoude bouwwerk aan de Oude Gracht in Utrecht. Inwijding van wat de nieuwe sociëteit van Veritas moest gaan worden. Wat waren we trots. Een paar uur mooi ritmisch hossen van een meute van onder de rivieren was genoeg om vast testellen dat het gebouw ernstige constructieve tekortkomingen vertoonde, die bij de aankoop niet waren opgemerkt. Het plafond kwam in stukken en beetjes omlaag. Het kapitale pand was zonder hostest aangekocht, wat jeugdige overmoed doet vermoeden. De verhuizing ging niet door, Veritas bleef met twee gebouwen zittenen ging in de jaren daarna geremd hossend op een faillissement af. Het kon nog net worden voorkomen.


Nu zie ik waarachtig ook een oude piano in een vreugdevuur verschijnen, of beter verdwijnen. Dat kan niet anders dan een nieuwjaarsfeest op de Schoolstraat geweest zijn. Ieder jaar opnieuw een oudepiano die eerst naar boven gesjouwd werd, waarbij de Laurel & Hardy aanpak werd gevolgd, en dan op het moment suprème door een (geopend) raam op de eersteverdieping met veel gehannes over de rand van de vensterbank werd gekieperd. Leuk? Niet echt. Anders, dat wel. En een traditie, dat is natuurlijk ook wat waard. En het had in zekere zin ook wel iets magisch wanneer de gele vlammen langzaam groen verkleurden als de koperen bassnaren door het vuur werden verzwolgen. Let wel, het zijn allemaal vage beelden van vijftig jaar terug. Of het ook echt allemaal zo gegaan is, daar durf ik mijn hand niet voor in het vreugdevuur te steken.


De werking van het geheugen blijft vooralsnog een groot mysterie. Terwijl we een laatste blik werpen op de gebraden piano, zie ik ineens beelden opdoemen van meiden die elkaar verdringen met samengeknepen knieën staande op de krakende zittinkjes van eenvoudige klapstoeltjes. Ze omklemmen elkaar op hun wankele steuntjes en slaken ijselijke gillen. Wat is hier aan de hand? Het was hier zo-even nog zo gezellig. Je hoorde gelach, er klonk opwindende muziek en met het glas half gevuld werd ervrolijk gedanst. En nu hebben de dames in opperste nood een hogere positie ingenomen.


Hier kan Henk van de Linde niet ver weg zijn. Henk kwam nooit op een feest zonder zijn muizenrenbaan. Op de van rugnummers voorziene muizen kon worden gewed. De muizenrenbaan van Henk stond model voor het slotnummer van AVRO's Wie-kent-kwis: de marmottenrace met cavia's. De spannende afsluiting van dit geliefde programma (1973 - 1983) heeft ertoe geleid dat een groot deel van de Nederlanders sindsdien hun leven lang de cavia en de marmot door elkaar hebben gehaald, maar dit terzijde.


Als Henk, die later een bekwaam oogarts werdmet een scherp oog voor het menselijk falen, genoeg had verdiend aan het ondoordachte gegok, opende hij de liefdevol geconstrueerde renbaan en schonk zijn atleten de vrijheid. Het effect was onveranderd spectaculair. Henk stond daarbij vanaf de start van zijn voorstelling onder zware druk. Aangeschoten feestvierders (die zich van dit alles natuurlijk niets meer weten te herinneren, vooropgesteld dat ze nog leven) bekend met het ritueel, bedreigden hem met grote regelmaat als hij nu niet onmiddellijk zijn baan opengooide. Zijleefden al urenlang toe naar het moment waarop ze eindelijk hun Vestaalse maagd van een krukje konden plukken. En dat plukken werd moeilijker naarmate de avond vorderde. De maagden kwamen niet meer op de kruk en de wankelmoedige helden kregen ze er niet meer af.


Rugnummers


Overigens zijn de knaagdiertjes ook op Henks kamer, tijdens de voorbereiding van een aanstaand optreden, wel eens ontsnapt. Na een trainingssessie op zijn kamer hadden er 's nachts een paar de benen genomen. Begrijpelijk, de trainingssessies van Henk waren niet mals. Een ontdane hospita riep Henk de volgende dag ter verantwoording. Henk wist natuurlijk van niets, zijn hospita in verwarring achterlatend. Ze meende toch echt dat ze een muis met het cijfer 4 op zijn rug met grote snelheid achter het fornuis had zien verdwijnen. Volgens Henk, arts in opleiding, was dit een stamnummer van een muizensoort die ongetwijfeld uit het nabije AZU was ontsnapt. Witte muizen met stamnummer 4 werden volgens hem ingezet bij het onderzoek naar het ontstaan van het carpaal tunnelsyndroom. Het waren in hun soort ware Houdini's. Stam 4 was een geschenk uit de hemel. Fysici deden er ook hun voordeel mee. Zij bestudeerden er het tunneleffect mee, een quantummechanisch fenomeen. De hospita gaf haar verzet op. Ze besefte dat ze misschien beter geen student op kamers had kunnen nemen. En zeker geen student met de reputatie van Henk van de Linden.


Waarmee ik maar wil zeggen dat er zelfs na vijftig jaar, als opborrelende herinneringen niet meer tegen worden gehouden door een schuimkraag, nog wel eens wat aardigs boven kan komen drijven. Nooit wanhopen dus. Het blijft toch vooral een kwestie van geheelonthouden.


Espunt, 15 juli 2021