Barrevoets als Batavieren (1967)

2 juni 2017

Barrevoets als Batavieren

Hoe het verder ging met het Veritasjaar 1967




1 juni 1967 ligt de nieuwste lp van de Beatles in de winkel.









Op 1 juni 1967 vallen veel monden open als de eerste tonen van Sgt. Pepper’s Loneley Hearts Club Band klinken. De klanken van een nieuwe tijd. Jongens dragen lang haar. Meisjes korte rokjes. Het jaar 1967 heeft zijn ereplek in de (pop)historie veiliggesteld. En dan moet de groentijd 1967 van het Collegium Studiosorum Veritas nog beginnen.


1 april 1968

In de vooravond van 1 april 1968 betreedt een groepje jongelui in avondkleding met enige aarzeling het Zandvoortse Strandhotel. Het kost hen zichtbaar moeite om de branie waarmee ze zich doorgaans door het leven bluffen, over de drempel te tillen. Ze tonen sporen van twijfel en onzekerheid. Wie neemt hier wie in de maling? Aan mijn zijde een beeldschoon Utrechts meisje, dat ik nog maar kort ken en dat zich de afgelopen maanden meermaals heeft afgevraagd of ze zich nog langer met die morsige studentenclub moet inlaten. Twijfels die overigens ook haar ouders uit hun slaap houden. Ze is nog maar net begonnen als onderwijzeres aan de Utrechtse Zeven Gaven School op Kanaleneiland en heeft al haar aandacht nodig om haar mooie beroep in de vingers te krijgen. En dan zo’n student die in een geheel eigen tempo probeert de eindstreep te halen. Die als vierdejaars nog weinig tekenen van volwassenheid toont. Hoe slap mag het veen zijn om er toch nog een toekomst op te kunnen bouwen?


Maar de liefde overwint alles en zo kan het gebeuren dat zij op 1 april 1968 beloond wordt voor haar moed, haar vertrouwen en haar toewijding. Ze zal getuige zijn van een curieuze gebeurtenis, zo’n gebeurtenis waar je vijftig jaar later samen nog eens op terug kunt kijken. Samen, want ze is noch steeds mijn grootste schat.


2017. De IC67, samengekomen in stadskasteel Oudaen, heel even in 1967 eigendom van Veritas. V.l.n.r. Gerard van de Schootbrugge, Til Woudenberg, Carel van Os, Paul Rompa en Bernard de Wit. Op de achtergrond een speelse weergave van een eerdere episode uit het bestaan van Oudaen.



28 mei 2017

Het is zondag 28 mei 2017 en het is net als de dag eerder snoeiheet. Ik zit buiten, naast ons boshutje, achter mijn laptop om een aantal herinneringen vast te leggen. Verse, van de vorige dag, en behoorlijk oude van 50 jaar geleden die gisteren een reanimatie hebben ondergaan. Of de reanimatie ook nieuwe gegevens heeft binnengesmokkeld laat ik maar even in het midden. Naast mij op de bank van de picknicktafel staat een parasol die niet alleen de zon moet weren maar die ook de regen van kleine objecten moet afvangen die door het toeval of met vooropgezette bedoeling op mijn toetsenbord terechtkomen. Plantaardig gruis op zoek naar een vruchtbare bodem en nietig, maar overvloedig grut uit de luizenstal (geen lieveheersbeestje te bekennen; voorlopig sta ik er alleen voor). In de neerslag ook andere wezentjes die grappig ogen maar bij nadere beschouwing hun vijandige inborst tonen. De rijkdom van de natuur is onmetelijk.


27 mei 2017

Gisteren, zaterdag 27 mei, was het al even mooi weer. Wat heet! De eerste tropische dag van het jaar. Wij zijn al oververhit als we rond kwart voor twaalf Oudaen, het befaamde Utrechtse stadskasteel aan de Oudegracht, betreden. Die wij is een viertal monter ogende zeventigers, Bernard die het geschopt heeft tot hoogleraar Theoretische Natuurkunde in Utrecht en die ik graag lastig val met semi-lekenvragen over quantummechanica en zwarte gaten. Behalve een zwartegatenexpert is hij een begaafd pianist die er niet voor terugdeinst de solopartij in een pianoconcert van Mozart voor zijn rekening te nemen. Dan Carel, ook al hoogleraar, Fysiologie in Nijmegen, en verder fanatiek roeier en getalenteerd zanger. Paul, orthopedisch chirurg, amateurwielrenner en nog ieder jaar enkele maanden actief in Ghana om daar zijn kennis over te dragen en het lijden van Ghanezen met alle mogelijke defecten en vergroeiingen aan met name de onderste ledematen te verlichten. Nummer vier van het kwartet is verantwoordelijk voor deze tekst. Ik ben al snel ver verwijderd geraakt van mijn echte stiel, de harde fysica. In duistere tijden vergelijk ik mezelf wel eens met W.F. Hermans, overigens in het volle besef dat die vergelijking maar heel weinig overtuigingskracht heeft. Maar een mens is nu eenmaal op zijn creatiefst als hij gedwongen wordt zichzelf in de ogen te kijken, al dan niet met behulp van een spiegel.


Zomer 1967

September 1967. De groentijd zit er bijna op. De IC dankt de Heer op de blote knieën voor de goede afloop. V.l.n.r. Gerard van de Schootbrugge, Bernard de Wit, Piet Stelder(Ɨ) , Carel van Os, Til Woudenberg en Paul Rompa (Ɨ).

.



Vier van de zes die in 1967 aan een wonderlijk avontuur begonnen. Til moet verstek laten gaan omdat ze ver weg herstelt van een medische ingreep. Zij was toen, in 1967, onze steun en toeverlaat in moeilijke momenten, de stabiele factor in een ballenbak vol talentvolle maar onvolgroeide breinen. Als docente scheikunde kan zij terugkijken op een mooie loopbaan in het middelbaar onderwijs. Piet tenslotte overleed negen jaar geleden aan een gemene ziekte. Hij was neerlandicus en werkte in verschillende functies aan de Hogeschool Utrecht. Als begaafd voetballer in een wereld waarin hockey de maat der dingen was, maakte hij in onze studententijd grote indruk op mij. Tijdens interacademiale toernooien vaardigde onze vereniging vaak ook een voetbalelftal af. Tegen beter weten in. We beschikten meestal over niet meer dan twee en een halve voetballer (Piet telde voor twee, ik voor een half) en de rest van het elftal moest ter plekke en ad hoc worden aangevuld met, inderdaad, hockeyers, maar ook uitgeschakelde schermers of volleyballers, die tussen twee wedstrijden even tijd hadden. Piet voelde zich voor zo’n zooitje ongeregeld nooit te goed. (In 2022 is Paul Rompa overleden)

Vier van de zes die samen de Installatiecommissie 1967 van de Utrechtse studentenvereniging Veritas vormden. De IC67, die geacht werd, op basis van superieure inzichten en een hoge ethische standaard, de groentijd van 1967 in goede banen te leiden. Een omstreden fenomeen in de huidige tijd, maar ook toen al een voortdurend punt van zorg en discussie. (Eigenlijk al eeuwenlang.). We kennen de berichten die in onze tijd uit Groningen komen maar net zo goed was Amsterdam of Nijmegen de bron geweest. Of Utrecht. Mijn eigen groentijd werd in 1963 in opdracht van de KRO en met toestemming van Veritas gefilmd door Marcel van Dam, zelf een Veritijn. Toen (en ook nu nog) een zeer ongebruikelijk project. Aanleiding vormden de ernstige excessen die een jaar eerder elders hadden plaatsgevonden. Dezelfde Van Dam overigens die in 1962 zelf deel uitmaakte van de IC62 en dat jaar met medeweten van circusdirecteur Toni Boltini een jong olifantje “ontvoerde”. Het pukkie werd liefdevol gestald in het Eigen Huis, de thuisbasis van Veritas aan de Kromme Nieuwe Gracht. Tussen de groenenmeisjes. Toen het beestje, zich van geen kwaad bewust, een baby-erectie kreeg, moest de moderator er aan te pas komen om de meisjes te kalmeren en het onmiddellijke vertrek van het onschuldige dier te eisen. Ach ja.

De voorbereidingen voor de groentijd 1967 hadden ons onze zomervakantie gekost, maar dat was een kleine prijs voor een groot avontuur. We waren, zoals toen gebruikelijk voor een IC, weggestopt in de kelder van het Eigen Huis. Die kelder was nog een echte kelder, morsig en beschimmeld, een werfkelder, die uitkwam op de gracht. De bedompte sfeer, die er al eeuwenlang gehangen moet hebben, was er bepaald niet op vooruit gegaan toen de studenten het pand medio jaren dertig betrokken en om begrijpelijke redenen meenden dat er behoefte was aan een plek in het gebouw waar men zich zonder gène kon ontdoen van substanties die het studentenbestaan te veel hinderden. In de kelder dus, met directe afvoer op de gracht. Reinigen was geen routine. Slechts in het uiterste geval werd de spuit er op gezet.

Wij werden dus geacht ons op een serieuze, voor de vereniging van levensbelang zijnde taak voor te bereiden in een atmosfeer die een permanente vluchtreactie te weeg bracht. Om onszelf op de been te houden kozen we als strijdlied voor het nummer “Allemaal Beestjes” van de in de zomer van 1967 razend populaire groep Ronnie en de Ronnies. Met grote regelmaat kon je die zomer in de bedompte gewelven Ronnie horen zingen: “Weet je wat ik zie als ik gedronken heb? (nou, nou?) Allemaal beestjes (nou, nou, nou). Zoveel beestjes, om me heen.” Wij zongen uit volle borst mee met het draagbare Philips pickupje in de wetenschap dat een enorme zwerm vreemde beestjes zich, weliswaar in een feutaal stadium, voorbereidde op de grote trek naar Utrecht. Naar ons! We zouden dit lied nog lang en goed kunnen gebruiken. Wij meenden overigens dat de hallucinaties in ons geval niet zozeer door overmatig drankgebruik werden opgewekt als wel door de psychedelische samenstelling van de lucht die wij inademden. Om die reden werd gedronken vervangen door gesnoven.

In die zomer van 1967 probeerden wij serieus de tekenen des tijds te vertalen in beleid, groentijdbeleid. Wij hadden aan den lijve gevoeld hoe de spanningen van grote maatschappelijke veranderingen zich opbouwden en voor een deel al tot ontlading waren gekomen. De jeugd had weinig meer met Duitse studentenliederen zoals “Bier her! Bier her! Oder ich fall’ um, juchhé”. De tijd van de klassieke groentijd was (bijna) voorbij. Wij waren in de kelder tot de conclusie gekomen dat een beetje afknijpen misschien nog net kon maar dan toch bij voorkeur met een knipoog. Humor met wat sarcasme en ironie als alternatief voor fysiek geweld. Niet meer zoals we het zelf een aantal jaren eerder nog hadden meegemaakt.

Aan het eind van vrijdagmiddag 1 september 1967 hadden zich, ondanks de Beatles, 420 aankomende en klassiek gekapte studenten gemeld die meenden dat hun toekomst het meest was gebaat bij een lidmaatschap van het Collegium Studiosorum Veritas. Maar dat gaat natuurlijk zo maar niet. De volgende dag begon het avontuur echt. Volle bak. Wij knipperden even met onze ogen toen we de amorfe meute aanschouwden en zongen toen uit volle borst: “Weet je wat ik zie als ik gesnoven heb? (nou, nou?) Allemaal beestjes (nou,nou, nou). Zoveel beestjes. Om me hee-e-heen.” De dag daarop, het was intussen zondag 3 september, waren we weer samen in de eetzaal van het Eigen Huis. Belangrijke programmaonderdelen: etiquette, mores en het groenenlied. Een nieuw jaar is feitelijk weerloos als ze hun groenenlied niet paraat hebben. Uit 400 kelen met overgave gebruld is het een machtig zo niet onoverwinnelijk wapen tegen elke bedreiging van buiten. Daar gingen we dus, onder leiding van de scheppers van het lied: Frans van Neerven en de op Veritas onsterfelijke maar intussen overleden, gelijk zijn poëziecompagnon, Stijn Povel:


“Barrevoets als Batavieren, staan wij hier spontaanweg in de kou.

Ondanks al onze papier toch nog stekeblind voor de knowhow.”


(melodie: Het Bloemendaalse Bos van Martine Bijl)


Tussendoor meldde zich om het kwartier feut Steenbeek met het laatste nieuws over het WK wielrennen dat in Limburg werd verreden en dat elders in het gebouw door een groep ouderejaars op een tv werd gevolgd. Voor het eerst werd een dergelijk evenement integraal uitgezonden. De fotografen langs het parcours gebruikten nog wel hun beproefde communicatiemiddelen. Zij hadden postduiven bij zich, die de volle fotorolletjes naar de krant brachten. Zo hoefden ze het parcours niet te verlaten. Een wereld in verandering.


Wat aanvankelijk door zijn jaargenoten als een erebaantje werd beschouwd, die Steenbeek heeft mooi mazzel, die hoeft niet urenlang op zijn krent te zitten, dat baantje eindigde voor feut Steenbeek in een drama. Beneden kreeg hij de wind van voren omdat hij voortdurend stoorde tijdens het instuderen van het groenenlied. Zijn verweer dat dat nu net zijn opdracht was, bleek juridisch flinterdun en maakte geen enkele indruk. Verder werd zijn commentaar bij iedere aflevering extremer en ongeloofwaardiger. Zo bestond hij het op zeker moment om in een gloedvol betoog duidelijk te maken dat Jo de Roo dit keer een kanshebber was omdat 1967 een goed bietenjaar was. Wij, de IC, wezen feut Steenbeek er op dat wij een zakelijk verslag wilden en geen onzin. Onzin die hem door de ouderejaars boven werd voorgekauwd. Die volgden hem om in het geniep te controleren of hij zich wel aan hun tekst hield.


De arme Steenbeek zat in een onmogelijke spagaat en was daarmee een metafoor voor de groentijd, waarin een jaar klaargestoomd wordt om op een zeker moment alle schroom van zich af te schudden en pestkopperij met wortel en tak de sociëteit uit te lazeren. Uiteraard onder het zingen van het groenenlied. Maar voor het zover was, moesten er nog een paar bijzondere dingen gebeuren. Voor de volledigheid: Eddy Merkx werd in Heerlen wereldkampioen met een balende Jan Janssen op een half wiel.


Oudaen 1967

Deze prachtige pentekening van Huize Oudaen werd in 1967 ruim ingezet bij de fondswerving.



Gisteren, 27 mei 2017, kwam (een flink deel) het jaar 1967 weer samen. Sommigen hadden elkaar in meer dan veertig jaar niet meer gezien. De bijeenkomst begon met een uitgebreide lunch in stadskasteel Oudaen. Oudaen, een verhaal apart. Ik kan er niet omheen om er iets over te zeggen ook al wil ik in Zandvoort uitkomen.


Veritas knapte in de jaren zestig steeds meer uit zijn jasje / dasje / vestje. Op de begin jaren zestig ingezette vervolksing van het universitaire onderwijs, resultaat van een snel groeiende economie en een toenemende invloed van het linkse gedachtengoed, waren de universitaire instituties, inclusief de studentenverenigingen, niet voorbereid. En zo kon het gebeuren dat Veritas op zoek ging naar een nieuw onderkomen. In 1967 kwam er een miraculeus konijn uit de hoge hoed van Veritaspraeses Joop van de Pol. Hij had het imposante stadskasteel Oudaen, dat lange tijd onderdak bood aan bejaarden, mannen en vrouwen met elk een eigen ingang, gekocht.


Er ging een siddering door de Veritasgemeenschap en iedereen was bereid om te helpen de nodige financiële middelen bijeen te brengen. Joop zelf reisde af naar New York om ter plekke vermogende inwoners te herinneren aan hun Hollandse oorsprong die ook verplichtingen met zich meebracht. Veel werd er ook verwacht van onze feuten die op allerlei plekken in het land werden ingezet om geld te verdienen voor het adellijke doel. 1967 zou zonder aarzeling het Oudaenjaar genoemd kunnen worden ware het niet dat het met Oudaen al snel verkeerd ging.


Op 15 augustus 1967 ontvangt Veritaspraeses Joop van der Pol de sleutels van Oudaen uit handen van de vorige eigenaar W. Schumacher. Let op de grote blijheid die de foto uitstraalt. Een nieuwe tijd in oud Oudaen staat er ergens in het groenenlied van 1967.


Ter afsluiting van de groentijd werd in Oudaen een groot verbroederingsfeest georganiseerd. Toen de stemming er een beetje in kwam werd al snel duidelijk dat de vloer van de eerste verdieping niet bestand bleek tegen de typische Veritasmanier van feesten, het zogenaamde groepshossen. Het begon plafond te regenen waarna het festijn zeer voortijdig werd afgeblazen. Het was het eerste en het laatste feest van Veritas in Oudaen. Een nieuwe inspectie van de status van het gebouw maakte duidelijk dat de restauratie aanzienlijk duurder zou worden dan begroot. En tot overmaat van ramp raakte de vereniging zijn oude gebouw aan de straatstenen niet kwijt. Een simpel scenario voor de volledige kladderaratsch. Oudaen kreeg een paar jaar later, nog net op tijd, een nieuwe eigenaar. Je kunt er nu veilig borrelen en eten. Gelukkig had het jaar 1967 meer ijzers in het vuur om trots op te kunnen terugkijken. Eén ervan leidde naar Zandvoort.


Loeres

In dit Trump-tijdperk is de NAVO geen vanzelfsprekendheid meer. Net zoals na de ineenstorting van de Sovjetunie. En ook in de late jaren zestig was de NAVO bepaald niet populair. Er bestond, zeker onder de jeugd, een grote sympathie voor het linkse gedachtengoed en het idee dat de NAVO een door de VS gedomineerd instrument was om de hegemonie van het Westen, lees Kapitalisme, te consolideren, was wijd verspreid. In deze context kreeg de actie van een viertal feuten op de vroege (zondag)ochtend van 17 september 1967 een bijzondere lading. Je zou het een stunt kunnen noemen, een anti-NAVO actie wellicht, maar misschien ook wel een hackersactie avant la lettre, die ertoe heeft bijgedragen dat de beveiliging van het zwaar, maar niet zwaar genoeg, bewaakte NAVO Hoofdkwartier Europa Midden (Afcent) te Brunssum nog eens stevig tegen het licht werd gehouden. Tot heil van het Vrije Westen. Men zat overigens nog maar net in Brunssum. Sinds 1 juni 1967, jazeker, de dag van Sergeant Pepper. Dat drie maanden later nog niet alles op orde was, valt te begrijpen, maar dat vier ambitieuze jongelingen in een poging om geschiedenis te schrijven zo maar de NAVO-vlag konden verwisselen voor de Veritasvlag blijft opmerkelijk. Een gewaagd kunststukje waarvoor tekenden: Jan Brunia, Piet Nooren, Henk van Driel en Paul van Geldorp. Allen op dat moment reeds in dienst geweest.


Het Veritascommando, bestaande uit v.l.n.r. Paul Geldorp, Henk van Driel, Piet Nooren en Jan Brunia, poseert in Brunssum met de Veritasvlag.




Jan Brunia en zijn manschappen maken zich met hun buit uit de voeten en keren op het eind van die zondagochtend terug op het Eigen Huis waar het een drukte van belang is. Er wordt na de kerk koffie gedronken, de feuten proberen de ouderejaars al zingend te overstemmen en op het podium staat feut Schonk een zelf gecomponeerd levenslied te zingen waar de schunnigheid vanaf druipt. Ook hij is net terug van een actie / stunt, in zijn geval uitgevoerd op de Amsterdamse Wallen waar hij naar eigen zeggen enkele dagen veldwerk heeft verricht. Kortom een pandemonium waar toevallig de aanwezige ouders van het Veritasbestuur met enige verbazing getuige van zijn. In deze vrolijke chaos komt het Brunssum-commando binnen met de NAVO-vlag. De euforie schiet door naar ongekende hoogte, de IC moet moeite doen een spontane verbroedering de kop in te drukken (de groentijd is immers nog niet afgelopen), en er wordt besloten de wereld middels een persbericht en een persconferentie op de hoogte te stellen van dit breaking news. Tijdens de persconferentie dringen twee Jansen-en-Janssenachtige figuren naar binnen, grissen de trots tentoongestelde vlag mee en verdwijnen ermee zonder te groeten. Duidelijk is wel dat de Militaire Inlichtingendienst er na knap speurwerk (let wel: nog geen internet) blijkbaar in is geslaagd de vreemde vlag op de binnenplaats van Afcent, Europa’s best bewaakte binnenplaats, als zijnde Veritijns te identificeren.


19 september 1967, Stratego

Na de nodige ophef in de maandagkranten wordt het zaak de vriendschappelijke banden tussen Veritas en de NAVO te herstellen. Ons viertal wordt door de commandant van Afcent, de Duitse generaal Johan Adolf Graf von Kielmansegg uitgenodigd voor een passificatiemeeting. De generaal krijgt een Strategospel aangeboden dat hij in dank aanvaardt, te meer omdat op de deksel de Slag bij Waterloo staat afgebeeld. Daar heeft, zo laat hij weten, een voorvader meegevochten aan de kant van Wellington. Er is bewondering voor de moed en slimheid van de Veritijnen maar er is ook het dringende advies dit nooit meer te doen. Het had heel anders kunnen aflopen. De wacht liep met scherp. Maar Brunia en zijn mannen hadden uiteraard al eerder uitgevlooid dat er op het bewuste tijdstip van een wacht überhaupt geen sprake was. Desalniettemin verontschuldigen ze zich voor de consternatie die ze hebben veroorzaakt. De generaal toont zich een goed verliezer, wijst er terloops op dat de laatste drie grote oorlogen op zondagochtend zijn begonnen en geeft Veritas haar vlag terug, samen met een klein Afcentvlaggetje dat als trofee aan de Veritasvlag bevestigd kan worden. Eind goed, al goed…. Maar dit muisje krijgt nog een bronzen staartje!


1 april 1968

1 april 1962. De burgemeester van Zandvoort komt zich hoogstpersoonlijk op de hoogte stellen van een bijzondere vondst op het strand. Een beeld afkomstig van het Paaseiland.De commissaris vraagt zich af of dit iets is voor de afdeling Gevonden Voorwerpen.


We zijn nu bijna in Zandvoort. Ergens in maart 1968 valt bij Veritas een wat cryptische uitnodiging in de bus, afzender het Nationaal 1 April Genootschap uit Zandvoort. Veritas is genomineerd voor de Bronzen Loeres voor de beste practical joke van het jaar 1967. We worden op 1 april verwacht in het Strandhotel. Hoewel we vrezen zelf in de boot genomen te worden, nemen we het risico. Het blijkt allemaal echt. Uit handen van Willem Duys ontvangen we de Bronzen Loeres, een kopie van het paaseilandbeeld dat op 1 april 1962 op wonderbaarlijke wijze aanspoelde op het Zandvoortse strand en de wetenschap voor een groot raadsel plaatste. Er waren archeologen die betwijfelden of zo’n massaal beeld wel in staat was, geheel op eigen kompas, vanuit de Pacific, via het Panamakanaal, in Zandvoort aan te landen. Een route via Kaap Hoorn lag misschien meer voor de hand, zeker als het beeld had kunnen profiteren van gunstige passaatwinden. Al met al betekende het de start van het Nationaal 1 April Genootschap. Hieronder een stukje uit het enthousiaste verslag dat de lokale krant van het hele gebeuren maakte.


5 april 1968, Zandvoorts Nieuwsblad



De Prix de Joke, gesymboliseerd in de grote bronzen Loeres werd dit jaar toegekend aan vier leden van het Collegium Studiosorum Veritas te Utrecht, namelijk aan de heren Henk van Driel, Piet Nooren, Jan Brunia en Paul van Geldrop. In de nacht van 16 op 17 september' heeft dit viertal, nadat men eerst uitvoerig de situatie terplaatse had bestudeerd, des morgens om 6.15 uur de Natovlag van het AFCENT-hoofdkwartier te Brunssum van de vlaggenmast gehaald en er de rood-wit-gele vlag van Veritas voor in de plaats gehangen, welke stunt urenlang onopgemerkt bleef. Deze operatie was bijzonder moeilijk, want er moesten niet minder dan drie hekken plus een schildwacht voor worden genomen.

De opperbevelhebber, Graf van Kielmanseg vatte de zaak sportief op, liet later de Nato-vlag door de Marechaussee terughalen, ontbood de Veritasleden op de koffie en gaf hen de Veritasvlag terug. De Nederlandse majoor Jan Bogaars zorgde ervoor, dat de geestige operatie van het studentencommando op charmante wijze werd afgerond. Zowel Jos van der Vleuten (die mee had gedaan met het WK-wielrennen en daarbij een grap had uitgehaald waar feut Steenbeek niets over had gemeld, Espunt), de vier studenten als majoor Bogaars verschenen deze avond op het podium en werden door Willem Duys toegesproken, waarna zij nog eens in het kort verhaalden hoe alles zich had toegedragen waarna majoor Bogaars voor zijn belangrijk aandeel in de operatie als troostprijs een kleine bronzen Loeres van 4 cm. hoog ontving. De Querulant van de Installatiecommissie van de Veritijnen, de heer G. A. van der Schootbrugge dankte namens de studenten in een geestige toespraak voor de eer, die Veritas deze avond ten deel was gevallen.

Generaal de Vilder van het Nato-hoofdkwartier in Brunssum sprak daarna de aanwezigen toe en verklaarde namens de opperbevelhebber, dat de grap door het opperbevel bijzonder was gewaardeerd. (einde citaat).


Op de terugweg uit Zandvoort voelde ik op een bepaald moment hoe mijn vriendinnetje in mijn arm kneep. Blijkbaar had ik haar weten te overtuigen, met dank aan vier moedige groenen die, en zo hoort het ook, het echte werk hadden gedaan.




De Bronzen Loeres die Veritas op 1 april 1968 in Zandvoort ontving uit handen van tv-grootheid Willem Duys, later Willem O Duijs. Het beeldje is kort daarna spoorloos verdwenen. Wel zijn er in de jaren daarna sporadisch meldingen geweest van attente landgenoten die het kleinood ergens hebben waargenomen.


Espunt, 1 juni 2017

















Deze laatste zinnen zijn opgetekend na het beluisteren van een integrale uitvoering van Sgt. Pepper’s Loneley Hearts Club Band in de Ziggodome door een groep Hollandse muzikale duivelskunstenaars, The Analogues. Er was nogal wat te gedenken de afgelopen week. Een mooie week dus.