Hendrik Wiegersma

Praatje van 20 mei 2021



19 december 2019. Auteur voor Museum De Wieger in Deurne.




Dit is een uitgebreide versie van een artikel dat eerder verscheen in het reünistenblad van de Utrechtse studentenvereniging Veritas in mei 2021. Hoewel Hendrik Wiegersma geen band had met Veritas, komt de vereniging wel aan de orde als het gaat om de bemoeienis met het voor WO2 in Utrecht door progressieve jonge katholieken uitgegeven literaire tijdschrift De Gemeenschap. Om de sfeer te proeven bracht de auteur ook een bezoek aan Museum De Wieger, gevestigd in de imposante dokterswoning van Hendrik Wiegersma. Op de afbeelding staat hij op "Het tuinpad van mijn vader", een tekst van zoon Friso Wiegersma die opdook in een eerder verhaal getiteld Poen, poen, poen, poen, naar een bekend liedje van Wim Sonneveld, de partner van Friso.


Waarom ik me aangetrokken voelde tot de figuur van Hendrik Wiegersma weet ik niet. Misschien wel omdat hij in bijna alle opzichten het tegenovergestelde van mij is. Misschien ook omdat ik dingen in hem herkende die me deden denken aan mijn grootvader Albert Boonstra. Weliswaar geen arts maar zo voelde hij zich wel als veeverloskundige. Op handen gedragen door zijn klanten, God noch gebod erkennende, autonoom.


Hendrik Wiegersma, meer dan de wonderdokter van Deurne


Aanloop: Tjerk van Taeke

Mammeke leeft met een theedoek over haar hoofd om de sporen van syfilis te verhullen. Illustratie in het boek Dorp aan de Rivier waarin vriend Antoon Coolen vader en zoon Wiegersma liet samenvloeien tot de dorpsdokter Tjerk van Taeke.




Pale Pie heeft het aangedurfd de theedoek weg te trekken waaronder Mammeke, diep beschaamd, al jaren haar gezicht verbergt. Een aanschijn dat steeds meer door de syfilis wordt weggevreten. Het was begonnen als een weddenschap. Pale Pie, de durfal. Hij zou wel eens laten zien wat hij waard was. De zonen van Mammeke nemen wraak en klieven de schedel van Pale Pie. Bij het slachtoffer aangekomen geeft dorpsarts Tjerk van Taeke, de enige die Mammekes schande mocht zien, zijn goede vriend, de stroper Cis de Dove, anatomische les.

‘Hij is dood,’ zegt Cis de Dove.

‘Nee,’ zegt dokter Van Taeke, ‘hij gáát dood, maar hij is nog niet dood, nu moet ge eens opletten.’

Dokter Van Taeke gaat nu andersom staan, met de rug tegen de muur van het hoofdeinde. Zo ligt de Pale Pie onderstboven voor hem en dokter Van Taeke kan gemakkelijk buigen over het achteroverliggende hoofd. Dokter Van Taeke heeft een kleine, fijne speld uit een glazen kokertje genomen, daar staat hij mee boven het hoofd van de Pale Pie, en die speld in de rossige, behaarde vingers, die dwaalt even in het gat van de gebroken schedel. De dokter, het gezicht vlak bij zijn hand, de kin vooruit, de mond open, het puntje van de tong opgetrokken tegen de boventanden, loert aandachtig.

‘Kijk,’ zegt hij langzaam, ‘nu geef ik hem hier een heel zacht prikje, nu moet ge opletten.’

Wat gebeurt er? Met die draadfijne, glinsterende speld geeft dokter Van Taeke minder dan een duwtje op die dooreengekronkelde grijsblauwe massa, en op hetzelfde ogenblik vliegt een been van de Pale Pie omhoog, het valt weer terug. Dokter Van Taeke komt overeind.

‘Dat zullen we nog eens doen,’ zegt hij, ‘let nu op de rechterarm.’

(Antoon Coolen, Dorp aan de rivier, pag. 91)


Wonderdokters

In een vorig praatje heb ik jullie kennis laten maken met een legendarische Veritijn: Albert Smulders, ook bekend als De Wonderdokter van Bergeijk. Albert studeerde in de jaren dertig / veertig. Wonderdokters zijn qualitate qua goed voor een mooi verhaal. Daarom nog maar eens in dit genre gedoken. Er zijn nu in ieder geval nog herinneringen, de soort zelf is in onze contreien vrijwel uitgestorven. Bezweken onder moderniteit en specialiteit. Ooit heerste de wonderdokter in zijn eigen rijk. Die rijkjes zijn vermorzeld.

Voor de wonderdokter in deze editie moeten we nog wat verder terug in de tijd. Het gaat om Hendrik Wiegersma die zijn faam voor een deel te danken heeft aan de wijze waarop hij in Deurne voor zijn schapen zorgde. Een faam die nog eens werd versterkt door de wijze waarop zijn geromantiseerde leven (en dat van zijn vader Jacob Wiegersma) door Antoon Coolen, Toon Kortooms en Fons Rademakers in succesvolle boeken, films en een tv-serie is verwerkt. En in Lith een aantal jaren openluchttheater opleverde. De vruchtbare Wiegersmabron.

Onder dit verhaal nog een kleine toevoeging van onze eigen Wonderdokter, Willem van der Horst, huisarts in Pijnacker. Al was het maar om te laten zien dat de Wonderdokter geen exclusief Brabants fenomeen was.


Vader Jacob

De Wiegersma’s komen uit de omgeving van Dokkum. Jacob Wiegers Wiegersma (1815 - 1883), zoon van Wieger Jacobs Wiegersma en Korneliske Kornelis de Jong, was naast onderwijzer ook vroed- en heelmeester. Zijn zoon Hendrik (1840-1887) was eveneens geneesheer. Hendriks zoon Jacob Hendrik Wiegersma (Surhuisterveen, 1863 - Zeist, 1931) verhuisde in 1889 als jonge arts naar het Brabantse rivierdorp Lith, gelegen aan de Maas, waar hij tot 1930 huisarts was. Hij zou na zijn dood samen met zijn zoon Hendrik model staan voor Tjerk van Taeke uit Antoon Coolens roman Dorp aan de rivier.

Het gezin van Jacob Wiegersma en Elisabeth Blancke. Jacob vestigde zich in 1889 als huisarts in Lith aan de Maas. Zij kregen negen kinderen. Hendrik, staand naast zijn vader, was de oudste zoon. Na de dood van zijn eerste vrouw hertrouwde Jacob met Anna Catharina Daniels. Haar nichtje Petronella (Nel) zou in 1917 de echtgenote van Hendrik Wiegersma worden.

Op 1 juli 1914 viert Lith het 25-jarig ambtsjubileum van dokter Jacob Wiegersma.

Hendrik, jeugd

Jacob Wiegersma krijgt negen kinderen. Een van hen is Hendrik Joseph Marie die op 7 oktober 1891 wordt geboren. Hij volgt in Lith de Lagere School en gaat vervolgens in Oss naar een door fraters gerunde kostschool. Voor de middelbareschool moet hij naar Nijmegen, intern op het Canisius-College. Hij loopt weg en moet dan naar Rolduc. Daar wordt hij weggestuurd na een heftige aanvaring met een priester-leraar. Hij doet vervolgens staatsexamen HBS. Zijn weerspannige karakter en zijn vrijheidsdrang zijn intussen nogal manifest geworden.

Net als zijn vader, grootvader en overgrootvader studeerde ook Hendrik Wiegersma geneeskunde in Utrecht. Hij was van 1910 - 1917 actief in Utrecht. Het zou te mooi zijn geweest als hij ook nog lid van het jeugdige Veritas was geweest. Dat was hij dus niet. Hij was overigens wel katholiek maar dan wel met een erg persoonlijke interpretatie. Een Friese Brabander. Of beter, de zoon van een Friese Brabander (vader Jacob).

Hendrik, eigenzinnig als hij was, richtte tijdens zijn verblijf in Utrecht in 1911 met twintig medestudenten een eigen studentenclub op, die zich ’t Visschertje ging noemen, onder de zinspreuk: “Visch moet zwemmen”. Onmiskenbaar passend bij zijn existentiële behoefte aan (bewegings)vrijheid. Die hang naar vrijheid zat diep verankerd in de aard van Hendrik Wiegersma. Hij roeide in zijn studententijd bij Triton en zat op slag in de achtriemsgiek. Charon bestond nog niet.


Aan de slag in Deurne

Hendrik Wiegersma studeerde in 1917 af, vestigde zich als huisarts in Deurne en trouwde datzelfde jaar met Petronella Daniëls.














Hendrik met zijn vijf zonen. Links en rechts naast hun vader staan Jaap en Pieter. Daarvoor van links naar rechts: Sjoerd, Friso en Wieger.



Op 16 januari 1917 slaagt hij voor zijn artsexamen, kort daarna vestigt hij zich als huisarts in Deurne. Op 13 juni van dat jaar trouwt hij met Nel Daniëls, een intrigerende vrouw met de uitstraling van een Spaanse schone, die later veelvuldig als model optreedt voor Hendrik en zijn kunstvrienden. Zij komt uit een vermogende Nijmeegse familie. Nel en Hendrik krijgen vijf zonen: Jaap (1918, wordt huisarts in Deurne), Pieter (1920, wordt glazenier, kunstschilder, schrijver en ontwerper van tapijten en sieraden), Wieger (1923, verdrinkt in 1941 tijdens een kanotocht in de Biesbosch), Friso (1925, wordt decor- en kostuumontwerper, tekstdichter en kunstschilder) en Sjoerd (1927, kiest voor een loopbaan in de luchtvaart).

Dokterswoning De Wieger in Deurne. Hendrik laat het bouwen en gaat er in 1923 wonen. Behalve dokterswoning wordt het ook het centrum van een kunstenaarscollectief. Sinds 1976 is het een museum (De Wieger).



Zoon Friso zou de grote liefde van Wim Sonneveld worden. Hij leverde onder meer de tekst voor een lied waar Sonneveld veel succes mee had: Het Dorp (muziek: La Montagne van Jean Ferrat) met de bekende woorden “langs het tuinpad van mijn vader”. Dat tuinpad is nog steeds aanwijsbaar aanwezig bij het imposante doktershuis dat vader Hendrik in Deurne liet bouwen. Hij betrok het in 1923. Het is sinds 1976 in gebruik als museum met kunst van Hendrik Wiegersma en zijn kunstbroeders en met lange tijd zoon Pieter als eerste conservator.


Opvallende verschijning

Dokter Tjerk van Taeke afgebeeld in Dorp aan de rivier.

Hendrik ging zo nodig te paard, hij was een groot paardenliefhebber, maar hij was al evenzeer een liefhebber van mooie en snelle auto's waar hij vaak iets te wild mee omging. Op de afbeelding uit 1924 stelt Hendrik zich op de hoogte van de feestelijkheden in Deurne vanwege het gouden jubileum van de Harmonie. Hij wordt hier gereden door een jeugdige Hub van Doorne, later de grote man van DAF.

De dokter is in veel opzichten een opvallende verschijning. Zo houdt Hendrik van mooie auto’s. Hij is in de streek de eerste arts met een auto: een grijze, open Oakland. Hub van Doorne, later de grote man van DAF, was in zijn jonge jaren nog enige tijd Hendriks chauffeur. Hendrik zelf gaat nogal ruw met zijn vervoersmiddelen om; regelmatig brokken (Help, de dokter verzuipt! van Toon Kortooms). Als de wegen onbegaanbaar zijn voor het automobiel bezoekt de dokter zijn patiënten te paard. Hendrik is een hartstochtelijke paardenliefhebber. Het beeld van Hendrik Wiegersma te paard maakt indruk. Een groot zwart paard met daarop de dokter gehuld in een zwarte cape en met zwarte flambard op zijn gebeitelde kop. Doet het later ook goed op de bioscoopaffiches. Hij maakt verder voortdurend ruzie met de notabelen, wordt door “de kleine mens” op handen gedragen en maakt tot ver over de grenzen naam als een onconventionele maar succesvolle geneesheer. Op het station van Deurne worden volgnummertjes uitgereikt aan de patiënten die van heinde ver (ook uit het buitenland) toestromen.


Terug in Utrecht als kunstenaar

Hendrik de beeldend kunstenaar raakt in de jaren twintig betrokken bij het door jonge, progressieve Utrechtse katholieke jongeren uitgegeven literaire tijdschrift De Gemeenschap.



Een aantal jaren later komt Utrecht weer op zijn pad. Hij raakt als illustrator betrokken bij het katholieke tijdschrift De Gemeenschap (tevens uitgeverij), dat in 1925 voor het eerst verschijnt. Een initiatief van een groepje bevlogen jonge katholieken uit Utrecht met een literaire ambitie. Aanvoerders zijn twee Utrechtse broers Kuitenbrouwer: Henk, onderwijzer, en Louis (pseudoniem Albert Kuyle), journalist bij de katholieke Utrechtse krant Het Centrum, (om de hoek, vanuit het Eigen Huis gezien op de Kromme Nieuwegracht en altijd bereid om Veritijns nieuws op te nemen). Ook op Veritas was de naam Kuitenbrouwer niet onbekend. Zo was Ruud Kuitenbrouwer een jaargenoot van mij. Hij was een van de vele Veritijnse Bonifatianen van het jaar 1963.


Ditmaal is het dus de kunst die Hendrik doet terugkeren naar de Domstad. Het is beeldend kunstenaar Otto van Rees die in Hendrik het kunstvuur ontsteekt. Otto van Rees, voor de Eerste Wereldoorlog in Parijs actief in de kring van Picasso, Braque en Van Dongen en in 1916 in Zürich één van de oprichters van de Dada-beweging, wordt getroffen door een ernstig spoorwegongeluk waarbij een van zijn dochtertjes komt te overlijden. Het gezin keert in 1923 terug naar Nederland om alle leed te verwerken en vestigt zich in Het Klein Kasteel in Deurne. Daar wordt Hendrik Wiegersma hun huisarts. Er ontstaat een vriendschap en Hendrik maakt kennis met de voor hem geheel nieuwe, artistieke wereld van Otto van Rees. Die stimuleert hem iets te gaan doen met het tekentalent dat al eerder in zijn leven latent aanwezig was.


Een kunstenaarscollectief

Hendrik Wiegersma, overdag huisarts, 's avonds beeldend kunstenaar.







Aangemoedigd door Otto van Rees en zijn vrienden besluit Hendrik eind 1924 te gaan schilderen. En hij gaat er voor. Hendrik denkt groot en handelt daarnaar. Hij bestelt grote hoeveelheden schilderswaar en gaat als een bezetene aan het werk. ’s Avonds en ’s nachts, overdag runt hij immers zijn praktijk. Hij nummert alles wat hij produceert, maar gooit het ook bijna allemaal weer weg. Het eerste schilderij dat bewaard is gebleven, is nummer 81 (eind 1925): De doop van Christus in de Jordaan.

In januari 1927 vertrekt Otto van Rees weer uit Deurne. Hendrik Wiegersma neemt vol overtuiging zijn rol als gastheer van het genootschap schrijvers en beeldend kunstenaars rond Otto van Rees over. Dat wereldje van autonome en creatieve geesten bevalt hem wel. Plaats van samenkomst wordt nu het imposante landhuis dat Hendrik in Deurne heeft laten bouwen en waarin hij in 1923 zijn intrek heeft genomen. Het gebouw krijgt in de streek al snel de zelfde naam als zijn eigenaar. Beide worden in de volksmond aangeduid met De Wieger.








Hendrik Wiegersma, zelfportret.

Terzijde, maar misschien nog het vermelden waard: Otto van Rees was de zoon van Jacob van Rees, hoogleraar histologie in Amsterdam, maar rond de vorige eeuwwisseling vooral bekend als veelzijdig wereldverbeteraar en christen-anarchist (in navolging van Leo Tolstoi). Oprichter van talrijke bewegingen, onder meer voor geheelonthouders, vegetariërs, anti-militaristen, anti-kapitalisten, pleitbezorger van het Esperanto, oprichter van de Volksuniversiteit, voorstander van nieuwe onderwijsvormen (Jena-plan), bepleiter van vrije omgang tussen jongens en meisjes, van afschaffing van huwelijkswetten, en bevorderaar van comfortabele kleding voor vrouwen (reformkleding, weg met het corset). “Actiegebied”: ’t Gooi (Laren, Hilversum). Bekende aanhanger: Cor Bruijn, auteur van Sil de Strandjutter. Louis Kuitenbrouwer trouwde met Magdalena, de dochter van Otto van Rees en kreeg met haar negen zoons en drie dochters.

Zie ook het verhaal dat ik aan Cor Bruijn wijdde. Klik hier.

Hendrik Wiegersma ontpopt zich als een bevlogen beeldend kunstenaar en als een betrokken gastheer tevens welwillend mecenas voor zijn kunstbroeders, die vaak in geldnood verkeren. Hendrik heeft wel wat te besteden en koopt regelmatig hun kunst aan. Zo groeit er een collectie die veel later een plek zal krijgen in museum De Wieger, eens de dokterswoning.


Antoon Coolen

1933. Antoon Coolen. Schreef twee streekromans gebaseerd op de levens van Jacob Wiegersma en zijn zoon Hendrik: De Drie Gebroeders en Dorp aan de Rivier.



De komst van Otto van Rees naar Deurne was belangrijk voor de ontwikkeling van Hendrik Wiegersma als beeldend kunstenaar. Er komt nog een andere kunstenaar naar Deurne die een belangrijke rol in zijn leven zal spelen. De schrijver Antoon Coolen. Het gezin Coolen vestigt zich in 1903, Antoon is dan zes jaar, in Deurne. Juist in 1917 als Hendrik in Deurne zijn praktijk start, verlaat Antoon het dorp en komt via enkele tussenstoppen in 1920 in Hilversum terecht waar hij redacteur en kunstrecensent bij de Gooische Post wordt.


De Kerst brengt Antoon meestal bij zijn ouders in Deurne door. Zo kon het gebeuren dat Hendrik Wiegersma, die ook als lokale tandarts fungeerde, tijdens zo’n kerstreces te maken kreeg met een door kiespijn gekwelde Coolen. Er breekt eerst nog een tang op zijn “paardenkiezen”. Dan pakt Hendrik een nieuwe tang, zet zijn knie op de patiënt en buldert: “En nou, gvd, die kies er uit of je kop er af.”

Antoon Coolen schrijft in Hilversum zijn bekende Peelromans: Kinderen van ons volk (1928), Het donkere licht (1929), Peelwerkers (1930), De goede moordenaar (1931) en De schone voleinding (1932). Als hij in 1933 terugkeert in Deurne is hij een succesvol schrijver van Brabantse streekromans (de literaire elite haalt er, nogal ten onrechte lijkt me, zijn neus voor op) en is hij dat jaar op uitnodiging van zijn goede vriend Anton van Duinkerken ook toegetreden tot de redactie van De Gemeenschap, waar ook Hendrik Wiegersma bij is aangesloten. Hendrik draagt bij met illustraties.


De Gemeenschap op Veritas

Ook in Aeterna Veritas, de in 2018 verschenen geschiedschrijving van Veritas, komt De Gemeenschap aan de orde. Hieronder een citaat (pag. 144).


De Utrechtse dichter Jan Engelman, die de motor was van het met het Brabantse tijdschrift Roeping concurrerende tijdschrift De Gemeenschap, onderkende al vroeg het talent van Van Duinkerke en nodigde hem uit voor het leveren van bijdragen aan zijn blad. Subtiel verwijzend naar het wereldser, grootstedelijker karakter van De Gemeenschap, probeerde hij de Brabander in zijn Utrechtse kamp te trekken. Alles aan het in 1925 door een groep Utrechtse jonge katholieke kunstenaars opgerichte De Gemeenschap ademde, tot en met de schitterende vormgeving, moderniteit en kritische zin, wat voortreffelijk leek samen te gaan met een principieel katholieke overtuiging, al sloot men andersdenkenden beslist niet buiten. Integendeel. Zowel losse opmerkingen in de Veritasnotulen als persoonlijke getuigenissen suggereren de grote sociaal-culturele en politieke aantrekkingskracht van dit belangrijkste katholieke jongerentijdschrift op de Veritijnen. En niet alleen op hen. Ook op dichters als Hendrik Marsman en Henriëtte Roland Holst, die eerder een lezing gaf voor Veritas, en zelfs de essayist en agnosticus Menno ter Braak.

Gerard Kortman, die we leerden kennen als een van de belangrijkste sociale voorlieden in Veritas, stelde: “Het trouwe lezen van De Gemeenschap en het contact dat ettelijken van ons met redacteuren van dat blad hadden, maakten dat wij de benepenheid (van het katholieke milieu) hoe langer hoe meer voelden drukken.” Kortman correspondeerde wel met Gemeenschap-redacteuren als Van Duinkerke en Kuyle (Louis Kuitenbrouwer, GvdS), maar publiceerde niet in hun blad. Wel deed hij dat, zij het jaren later, in het blad Hier Dinaso van de semifascistische beweging Verdinaso, dat overigens ook op de leestafel in het Eigen Huis (sociëteit van Veritas, GvdS) lag. (einde citaat)


Tussen de regels door lees je sporen van de Veritasoorsprong: een katholike leesgezelschap van het Utrechts Studentencorps.


Jan Derks

1932, Jan Derks, opmerkelijk lid van de Utrechtse studentenvereniging Veritas en strijdbaar katholiek, speelde een belangrijke rol in een aantal katholieke literaire tijdschriften in de jaren twintig en dertig.




Roeping, De Gemeenschap, De Nieuwe Gemeenschap, vooroorlogse tijdschriften met een progressief-katholieke signatuur, elk met een eigen karakter. Een naam die telkens weer opduikt op dit literaire strijdtoneel is die van de Veritijn Jan Derks (geb. 1913, afgestudeerd in 1935, Rechten), strijdbaar, diep gelovig, revolutionair, taalvaardig, en ook na zijn afstuderen zeer betrokken bij Veritas. Hij kiest op een zeker moment voor de gebroeders Kuitenbrouwer en hun blad De Nieuwe Gemeenschap. Van Duinkerken heeft ze vanwege hun inhoudelijke opvattingen uit de redactie van De Gemeenschap gezet. Als De Nieuwe Gemeenschap in 1936 stopt, richt Derks een nieuw weekblad op van vergelijkbare signatuur: Vrijdag. Opmerkelijk genoeg levert hij dan ook nog bijdragen aan De Gemeenschap, het blad van Van Duinkerken, Wiegersma en Coolen. Het tekent de diffuse structuren binnen katholiek Nederland (maar ook daarbuiten).


Jan Derks, na de oorlog hoofdredacteur van dagblad De Tijd, overlijdt op 8 januari 1963 door een noodlottig verkeersongeval (overreden door een tram op het Damrak in Amsterdam). Oud-Veritijn en schoonzoon Marcel van Dam (j.v.a. 1957, Sociologie, Kabinet Den Uyl, Ombudsman, voorzitter VARA), getrouwd met zijn dochter Milou, schrijft in het Annuarium 1964 van Veritas onderstaand In Memoriam.


Op 8 januari 1963 overleed ten gevolge van een ongeval Mr. J. Derks in leven erelid van het

Collegium Studiosorum Veritas. Vooral voor de mensen die hem van nabij meemaakten, heeft zijn dood een trieste leegte geschapen. Zelden immers ontmoet men zo'n talentvolle persoonlijkheid.


Als briljant causeur, journalist in hart en nieren en energiek organisator domineerde hij in vrijwel iedere situatie. Dit stelde weleens hoge eisen aan iemands aanwezigheid, die hij echter dikwijls tot een feest wist te maken door zijn scherpzinnigheid, gastvrijheid en uitgesproken gevoel voor humor.


Voor Utrecht en Veritas betekent zijn dood het heengaan van een man die historie maakte. Reeds als student was hij actief in de groep van "De Nieuwe Gemeenschap", die het symbool was van Roomse progressiviteit. In Veritas was hij de ziel van wat nu nog bij de reünisten uit die dagen bekend staat als de "revolutie" waarvan o.a. het door hem geschreven strijdlied "op proleten" getuigt.


Na de oorlog verkreeg hij in Utrecht bekendheid als regisseur van het volkstoneel "Wijk C op de planken". Enkele jaren later schreef hij voor Veritas het veel omstreden lustrumspel "Isola Bella", dat in Avifauna werd opgevoerd.


Landelijk werd Mr. Derks bekend door zijn hoofdredacteurschap van het dagblad "De Tijd" en het schrijven van een achttal romans en enkele toneelstukken. Ook was hij de organisator van de festiviteiten rond 100 jaar Kromstaf (het feest dat katholiek Nederland op 17 mei 1953 in stadion Galgenwaard vierde ter herinnering aan het feit dat honderd jaar eerder in ons land de bisschoppelijke hiërarchie was hersteld, GvdS). en de inzameling voor Radio Anno Santo, het cadeau van Nederland aan de Paus in het heilig jaar. Als diep gelovig mens bezat hij een groot vertrouwen in Gods goedheid en barmhartigheid. Dit gaf hem de blijdschap van de kinderen Gods, die hem nu voor eeuwig ten deel is gevallen. M.P.A. van Dam


Dorp aan de Rivier

Help! De dokter verzuipt...

Als Antoon Coolen eenmaal terug is in Deurne ontstaat er een hechte vriendschap met Hendrik Wiegersma. Antoon raakt gefascineerd door de figuur van Hendrik Wiersma, die hem bij de open haard van De Wieger voedt met sterke verhalen uit de dokterspraktijk van zijn vader Jacob Wiegersma, die in Lith aan de Maas praktijk hield. Hendrik maakt het soms allemaal nog wat spannender en mengt er eigen belevenissen doorheen. Ook zijn eigen optreden kon je moeilijk doorsnee noemen. Smullen voor Antoon die met dit materiaal zijn bekende roman Dorp aan de rivier componeert die in 1934 verschijnt met in de hoofdrol dokter Tjerk van Taeke. Hendrik levert het bandontwerp en verder 28 illustraties. In 1936 volgt een tweede roman over het artsengeslacht Van Taeke: De Drie Gebroeders. Het is in feite de voorgeschiedenis van Dorp aan de rivier dat in 1958 werd verfilmd door Fons Rademakers naar een scenario van Hugo Claus (met Max Croiset als dokter Tjerk van Taeke). Decors en kostuums: zoon Friso. Het wordt de eerste Nederlandse film met een Oscar-nominatie en een nominatie voor de Gouden Beer.

Er is nog een Brabantse schrijver die zich door het leven van Hendrik Wiegersma heeft laten meeslepen: Toon Kortooms. Hij werd in 1916 in Deurne geboren. Een productief en zeer succesvol auteur met circa dertig romans, verhalenbundels en kinderboeken op zijn naam. Alleen al van Beekman en Beekman werden 2 miljoen exemplaren verkocht (in vele talen). Kortooms kwam op mijn jeugdige pad toen ik op mijn middelbare school een prijs kreeg voor het beste godsdienstexamen van dat jaar. Pater Jansen overhandigde mij ten overstaan van de hele school het boek Mijn kinderen eten turf (1959) van Toon Kortooms. Ik vond het erg humoristisch.

Hendrik Wiegersma stond model voor dokter Angelino in Help! De dokter verzuipt... (1968). Wiegersma is ter hoogte van De Halte inderdaad ooit het Deurnes Kanaal ingereden! Ook Help! De dokter verzuipt... is verfilmd, in 1974. Weer met Jules Croiset, nu in de rol van dokter Angelino.

Hendrik Wiegersma had niet zoveel op met Kortooms en gaf de artistieke voorkeur aan Coolen. Voor de bieb van Deurne staat een buste van Toon Kortooms. Sinds enige tijd kun je in de periferie van het dorp ook het Toon Kortoomspark inclusief Kortoomsmuseum bezoeken. Ook Antoon Coolen heeft een afdruk achtergelaten in Deurne. Zijn borstbeeld staat op de hoek van de Romeinstraat en de Tramstraat. Ontbreekt nog een beeld van Hendrik Wiegersma. Ze zijn er wel maar bevinden zich elders en niet op straat. Afbeeldingen, waaronder de nodige zelfportretten, genoeg. Ze zijn onder meer te bezichtigen in Museum De Wieger in Deurne (inclusief Hendriks borstbeeld).


Hendrik Wiegersma’s lokale faam berustte vooral op zijn onorthodoxe aanpak van medische en andere problemen. Daarbuiten was het de beeldende kunst die hem bekend heeft gemaakt. Hij werd in de loop van de tijd de centrale figuur in een kunstenaarscollectief van internationale allure. We noemen onder meer Otto van Rees, Moissy Kogan, Ossip Zadkine, Toon Kelder, Matthieu Wiegman, Oswald Wenckebach, Jan Engelman (waarschijnlijk zijn allerbeste vriend) en Charles Eijck. Als Hendrik in 1961 zestig wordt, is er groot feest in Deurne. In de feestcommissie zitten René Radermacher Schorer, Anton van Duinkerken, Jozef Cantré, Antoon Coolen, Jan Engelman, Jany Roland Holst, Martinus Nijhoff, Constant Permeke, Regnault, Sandberg, Stijn Streuvels en Ossip Zadkine.

Hendrik Wiegersma overlijdt op 6 april 1966, Eerste Paasdag. De Wieger wordt op zijn privé-kerkhof aan de Rijntjesdijk in Vlierden begraven. Naast zijn eerder overleden echtgenote Nel, zijn zoon Wieger en zijn kleinzoon Wieger.

Om de cirkel te sluiten: op dit moment is er in Bilzen (België) een huisarts actief genaamd Antoon Coolen.

Hendrik Wiegersma, Museum De Wieger                      Antoon Coolen, Deurne                                         Toon Kortooms, Deurne


Bronnen

Hendrik Wiegersma. Medicus - Pictor. Theo Hoogbergen en Ton Thelen (red.), uitg Boom Amsterdam, 1997

De Wieger, De man, zijn huis en de collectie, Lex van Haterd, Uitg. Museum De Wieger, 2019

Aeterna Veritas, Studentenvereniging Veritas tussen Rome en Utrecht, 1889 - 2014, Cees Willemsen, Uitg. Stichting De Plantage, 2018

Wikipedia


Espunt 20 mei 2021

Toegift: Onze eigen "Nootdorpse" wonderdokter



Ook de buurt waarin de auteur verkeert, Pijnacker - Nootdorp, had zijn wonderdokter: Willem van der Horst.


In ons deel van de wereld is de wonderdokter zeldzaam geworden. De almachtige, alwetende dorpsarts die zijn kudde dag en nacht bewaakte en altijd beschikbaar was. Die zich soms misschien liet verleiden om ook de allure van Onze Lieve Heer aan te nemen en die vaak met onorthodox gedrag wegkwam zolang hij een volledige en bekwame inzet toonde en gezag uitstraalde. Die uit hoofde van zijn positie samen met de burgemeester en de geestelijk leidsman, betrokken was bij alle belangrijke gebeurtenissen en plannen in zijn gemeenschap. Albert Smulders was zo iemand in Bergeijk, vader en zoon Jacob en Hendrik Wiegersma in Lith resp. Deurne en in mijn eigen gemeente Pijnacker - Nootdorp hadden we in Pijnacker dokter Willem van der Horst. I

Willem van der Horst overleed in 1972 hetgeen zijn goede vriend en collega F.A. Melchior, praktijkhoudend in Winterswijk tot onder meer de volgende woorden verleidde (Ned. T . Geneesk. 116, nr. 44, 1972).

Vijf oktober stierf plotseling maar niet onverwacht collega Wim van der Horst, huisarts te Pijnacker. Hij praktiseerde daar meer dan 40 jaar in een groot huis met koetshuis en grote tuin midden in het dorp. Het huis waar hij geboren was en waar ook zijn vader de praktijk had uitgeoefend. Met de ouderwetse huisvesting hield hij er een goede ouderwetse opvatting van zijn plichten als huisarts op na. Hij was onvermoeibaar en ging door tot alle visites gemaakt waren, al lagen de meeste van zijn patiënten dan ook allang in bed. Hij verwees niet erg graag, schreef zelf brillen voor; als hij verwees, was er een toelichting in zwierige krulletters van de vorige eeuw. Hij deed zijn ronde met zakken vol tabletten waar hij kwistig van uitdeelde. Met zijn therapie was ik het niet altijd eens, maar deze man heeft als vertrouwde raadsman van zijn mensen onnoemlijk veel goed gedaan. Van der Horst was er trots op dat hij assistent bij Einthoven (uitvinder elektrocardiografie, GvdS) geweest was, maar dit verhinderde hem niet, zijn praktijk dagen voort te zetten met een snel toenemende decompensatio cordis.

Er is in Pijnacker een laan naar hem vernoemd. Deze eer was voor de generaties na Wim van der Horst niet meer weggelegd. Zij zijn vaak verwisselbare, in deeltijd en grotere verbanden opererende artsen die als eerstelijners scherp op de vingers worden gekeken. Artsen a la Hendrik Wiegersma, Albert Smulders en Wim van der Horst, en hoevelen mis ik dan, dachten niet in eerste lijnen. Zij moesten zelf de klus klaren. Ziekenhuizen en klinieken waren op het platteland meestal ver weg. Het was al heel wat als je überhaupt met klachten naar de dokter ging. De dokter die in die setting vaak de allure had van een medicijnman. Magisch en met opvattingen die aanzienlijk konden verschillen van die van een collega een dorp verderop.

Vanuit Pijnacker gezien is dat Nootdorp. Dokter Van der Horst was gevestigd in Pijnacker. Voor Nootdorp trok hij een dag per week uit. Op die dag bezocht hij al zijn Nootdorpse zorgbehoeftigen. Allemaal. Zo nodig ging hij door tot diep in de nacht met als consequentie dat de betrokkene reeds in diepe rust verkeerde. Maar ja, de dokter was er en dus werd zo iemand dan wakker gemaakt. Er doen ook in Nootdorp veel verhalen de ronde over dokter Van der Horst. Hij had een voorliefde voor dure auto's en verplaatste zich in een oude Rolls Royce. Moest er een tuindersvrouw aan de Dwarskade bevallen dan zette de dokter zijn slagschip gerust aan de weg. Een smalle weg waar vervolgens gedurende de bevalling niemand meer langs kon.



Het Zweetdruppeltje: een trapauto.


In Nootdorp woonde een vrouw. Ouderdom maakte het haar onmogelijk om nog op eigen kracht ter kerke te gaan. Haar zoon bouwde voor haar een levensechte trapauto waarmee hij haar op respectvolle wijze naar de kerk kon rijden. Een forse klus, het vehikel was loodzwaar. De vrouw overleed, de zoon had geen emplooi meer voor het mobiel, dokter Van der Horst hoorde ervan en nam het over. Vanaf dat moment gingen zijn kinderen, hij had er tien, ermee naar school. Van Pijnacker naar Delft. Met vier personen. Een zware opgave. De volwassen trapauto had intussen de naam “Het Zweetdruppeltje” gekregen (zie afbeelding).

Deze link leidt naar een kleine film op de site van ons lokale medium Telstar. Een interview met een dochter van de dokter, Truusje Ruinard-Van der Horst, naar aanleiding van de vraag wat er met HetZweetdruppeltje was gebeurd. Truusje geeft terloops een inkijkje in de praktijk van haar vader.