Terug naar Gent

Malle Babbe

Kort verhaal, Gent, vrijdag 21 juli 2017

Terug in Gent (Malle Babbe)




Na een jaar terug in Gent. Feesten, op zijn Gents. Intussen een vast onderdeel van onze jaaragenda. Een dag of drie en dan gesloopt maar dankbaar weer naar huis. Gesloopt door de indrukken, de tsunami van muziek en theater, het geslenter tussen wriemelende mensenmassa’s en het rijkelijk vloeiende bier. Dankbaar voor de mooie voorstellingen en optredens, voor de prachtige ambiance en voor de ruim aanwezige, gratis beschikbaar gestelde toiletvoorzieningen. En niet te vergeten voor dat leger aan betaalde en vooral ook onbetaalde medewerkers die het festival dragen.


En dank voor de inspiratie, want de verhalen en overdenkingen liggen op straat. Letterlijk. Voor de rauwe verhalen moet je vroeg op pad want de liederlijke restanten van de vorige nacht worden 's ochtends met groot machtsvertoon weggevaagd, weggeveegd en weggespoeld. De Gentenaar is een kuis volkje dat de nieuwe dag graag met een schone Lei begint.


De Korenlei, de Graslei, de Ajuinlei, ze moeten weer blinken, je moet ze blootsvoets kunnen betreden, zeker op vrijdag 21 juli. Want vanavond zullen de Stroppendragers weer hun jaarlijkse rondgang maken. Op blote poten en met een strop om de nek. Dan zal Gent herdenken hoe het ooit in opstand kwam tegen zijn keizer, nota bene Gentenaar van geboorte, Karel V. Gent was het zat om de soldaten van Karel te blijven betalen. De straf was genadeloos.


Er was een tijd dat de schoonmaakcavalerie na gedane arbeid kon inrukken maar de tijden zijn veranderd. Het zware, rijdende materieel heeft een tweede taak gekregen: toegangswegen blokkeren om ongewenste bezoekers met afwijkende feestopvattingen (jihadisten) tegen te houden. Het is een triest verhaal. Nee hoor, we zullen ons niet bang laten maken. Ja hoor, we zullen overwinnen. Onze liberale samenleving is sterker. Het leven gaat door. Het feesten gaat door. Zeker, dat is zo. Maar of we hier te maken hebben met een heldhaftige volksaard of meer met een op dapperheid lijkende festivalverslaving, daar ben ik nog niet uit.


Voorlopig hebben die mohahipsters met een paar akelige acties voor een enorme ravage gezorgd. Want we hebben niet alleen steeds meer vuilniswagens nodig, we moeten de gummiknuppels vervangen door mitrailleurs, we komen grensbewakers te kort, we hebben onvoldoende mensen voor het betere luister- en kijkwerk, ons oorlogstuig wordt gezandstraald, onze vrijgestelde narren doen aan zelfcensurering en als je denkt dat je er bent, begint er weer een strenge Neanderthaler je lijf te betasten. Doorlopen is er niet mee bij. Je hebt niet eens heel veel bruutheid nodig om ons fijne wereldje te ontregelen.




21 juli 2017. De nationale feestdag van België werd onder meer in Gent gevierd met het zingen van het Te Deum in de St. Baafskathedraal. Op de afbeelding de aankomst van vertegenwoordigers van de Belgische oud-militairen.







Het is kwart voor elf en we zijn op weg naar de Sint-Jacobskerk, de plek waar het in 1970 allemaal is begonnen met de “nieuwe” Gentse Feesten (de “oude” gaan terug tot 1843 en kwamen na de Tweede Wereldoorlog niet meer op gang). De Sint-Jacob is van oudsher, en dat is echt heel oud, een belangrijke pleisterplaats voor de pelgrims op weg naar Santiago de Compostella. Wij op onze beurt zijn op weg naar de Sint-Jacob voor een barokconcert dat om elf uur begint. Als snel worden we echter afgeleid zo niet overdonderd door de machtige klokken van een andere beroemde Gentse kerk, de Sint-Baafskathedraal (de kerk waar ze nog steeds een paar luiken van Het Lam Gods missen). Toch maar even kijken. Misschien een Gentse huwelijksmis of ander vertier.


Bij de ingang van de Baaf wordt het nieuwsgierige publiek op afstand gehouden door dranghekken. Dat is veelbelovend. We zien een stroom deftige lieden de kerk betreden, in veel gevallen gehuld in een gala-uniform. De bezoekers worden voor de deur welkom geheten door een rijzige grijze man die bij nadere beschouwing een priesterboord draagt. Grijsblauw, niet wit, en daarom weinig opvallend. De dienstknechten van de Moederkerk is het uitbundige publieke vlagvertoon wat vergaan. Dat zou de bisschop wel eens kunnen zijn, zeg ik tegen Gemma. Naast de vriendelijke boorddrager een barse, zwaarbewapende boordschutter.


Op hetzelfde moment marcheert er een dubbele rij vlaggendragers langs. In het voorbijgaan zie ik op de meeste vlaggen 1914-1918 staan. Passendale schiet het door mijn hoofd, precies 100 jaar geleden. Voor Passendale gold in 1917: gij zijt stof en tot stof zult gij wederkeren. Dat gold voor de 300.000 gesneuvelden in de modder rond het stadje, het gold ook voor Passendale zelf.


Als Roomse jongen voel ik me niet bezwaard om achteraan de stoet aan te sluiten. Knikken, fluister ik tegen Gemma als we in het kerkportaal tussen de daar opgestelde vlaggendragers de kerk betreden. Intussen hebben we begrepen dat het de Nationale Feestdag van België is (de dag waarop herdacht wordt dat Leopold van Saksen-Coburg-Gotha in 1831 als de allereerste koning der Belgen onder de naam Leopold I de eed aflegde. Op 21 juli wordt overal in Belgische kerken het Te Deum Laudamus gezongen: God, U loven wij; Heer, U prijzen wij.


In de Baaf neemt het beroemde koor Schola Cantorum Cantate Domino de zang, ingezet inderdaad door de bisschop die we voor de kerk al gespot hadden maar nu in vol ornaat, voor zijn rekening. Een mooi schouwspel dat we niet graag hadden willen missen. Stijlvol. Met allure. Ik wil niet beweren dat popgroepen die op allerlei plekken uit hefschroefvliegtuigen worden gedropt , niet ook inhoud kunnen geven aan een nationale feestdag. Maar het één hoeft het ander ook niet uit te sluiten. Na een half uurtje staan we weer buiten. De gala-uniformen spoeden zich naar hun sociëteiten, wij naar de Sint-Jacobskerk. Maar daar mogen we, terecht, niet meer in. Dat heeft ook met stijl te maken. Nog even en dan gaat het soundchecken op de podia naast de Baaf en naast de Sint-Jacob weer beginnen.


Na afloop van het Te Deum koop ik een zakje onafgeweekte postzegels in een zegel- en muntenwinkeltje aan het Baafsplein. Voor Jan, mijn kleinzoon. Hij heeft nog geen idee waar postzegels voor dienen en ik ben er bijna van overtuigd dat ik hem met dit zakje “Hele Wereld” geen enkel plezier zal doen. Maar ik troost me met de gedachte dat iedereen recht heeft op een lichte dwangstoornis. Stoppen met roken is me ooit gelukt, maar zomaar een postzegelwinkeltje voorbij lopen voelt nog steeds niet goed. Zeker nu ze zeldzamer worden dan de zegels die er opgestapeld liggen en die zeer waarschijnlijk nooit meer van eigenaar zullen wisselen. Alleen al dat ongrijpbare pakhuiskarakter! Ontroerend. Er is in het kotje dat ik binnentreed plek voor één eigenaar en maximaal twee klanten. Ik vraag de eigenaar naar de prijs. Dat blijkt een probleem. Maar een loep hoort bij de standaarduitrusting. Hij richt zich op een miniem plakkertje waar inderdaad iets op staat. Maar zelfs met de loep blijft het raden. Dit is ook een vorm van straattheater, maar dan overdekt. Ik heb er thuis ook nog eveneen vergrootglas bij gepakt. Iets dat ook maar in de verte lijkt op acht euro heb ik niet kunnen ontdekken.



Astrid voer wel bij haar historie met Lennaert.

Astrid trouwde in 1969 met Lennaert en noemde dat in Gent (2017) de grootste miskleun in haar leven.



We sluiten de feestdag af op het Laurentplein. Voor even omgedoopt in Het Luisterplein, omdat hier het luisterlied wordt gevierd. Aan de enorme belangstelling te zien wordt er iets bijzonders verwacht. Het programmaboekje spreekt van de Nijghse Vrouwen niet te verwarren met de Vrouwen van Nijgh. De laatsten zijn de echtgenotes van de ook in België hoog aangeschreven tekstdichter Lennaert Nijgh, maatje van Boudewijn de Groot, en getrouwd geweest met achtereenvolgens Astrid Nijgh-de Backer, Anja Bak en Josee Koning. Lennaert overleed in 2002.


Alleen ex-echtgenote Astrid maakt deel uit van het kwartet Nijghse Vrouwen. De andere drie zijn jonge Belgische zangeressen.


Het wordt een mooi eerbetoon aan Lennaert Nijgh met een aparte rol voor Astrid, inmiddels een oude vrouw met een stem die nog lager is geworden dan de contra-alt waarmee ze haar grote succes "Ik doe wat ik doe" diepgang gaf. Astrid trouwde in 1969 met Lennaert en noemde dat in Gent de grootste miskleun in haar leven. Na nog geen drie jaar scheidden ze weer, maar ze hield wel zijn naam en ik vermoed dat dat haar geen windeieren heeft gelegd.


Astrid hield meer van vrouwen en werd een stevige feministe. Vervolgens trouwde ze in 1977 nog wel met de homoseksuele Ad van Besouw, uitbater van het Amsterdamse homocafé Amstel Taveerne. Het was letterlijk een "show-huwelijk". Ik herinner me van die tijd dat homo’s het recht om te trouwen opeisten, niet om daarmee hun liefde te bezegelen maar om het verfoeide en vijandige instituut van het huwelijk van binnenuit op te blazen. Het was de tijd waarin militante feministes hun naïeve zusters bestookten met de boodschap dat iedere vrouw in principe lesbisch is en zeker niet het bed moet delen met haar onderdrukker.


Deze maatschappelijke klucht heeft zoals we weten daarna een wat realistischer wending gekregen. Uiteindelijk verbond Astrid zich met een vrouwelijke partner. Zij bleef overigens ook dingen samen doen met haar ex-man Lennaert die zelf zijn tweede echtgenote, Anja Bak, de overstap zag maken naar maatje Boudewijn de Groot. Vrijheid, blijheid. Lennaert was getuige bij het huwelijk van Anja en Boudewijn. En zo bleef het in de ogen van Lennaert een grote familie.


Tijdens het optreden van de Nijghse Vrouwen gunt Astrid de enthousiaste fans zo nu en dan een kijkje in haar keuken met Lennaert en Boudewijn. Daarbij liggen ironie en sarcasme voortdurend op de loer. Kenmerkend is de toegift: Malle Babbe. Mooi uitgevoerd, niets verkeerd mee. Maar dan het laatste, ontroerende couplet:

Maar eens dan komt de dag,

Dan luiden ze de klok,

Dan draag jij witte bloemen

En linten aan je rok.



Wanneer we met elkaar

Gearmd de kerk uitgaan,

Wat zullen ze dan kijken,

Daar denk ik altijd aan.


Hier zingt Astrid:


Wanneer jij met jouw vrouw

Gearmd de kerk uitgaat,


Zelfs Malle Babbe moet er aan geloven.


Espunt, 21 juli 2017