I.M. voor een Hound Dog Man

Kort verhaal, 23 september 2016

I.M. voor een hound dog man



‘Ik geef nu graag het woord aan de heer Duco de Haan, de oudste broer van de overledene,’ zei de begrafenisondernemer aangedaan en maakte dat hij wegkwam.


De kerk hield de adem in. Voorin, zoals het hoort, tante Zwaantje, de echtgenote van de overledene, met de rest van de familie, dan een hele tijd niks, en tegen de achterzijde, samengedrongen rond de uitgang, de overige aanwezigen.


Ome Duco stond op en liep met onzekere tred naar het spreekgestoelte. Dat hij niet de kortste weg nam, wekte geen verbazing. Iedereen begreep dat hij een gepaste afstand tot de kist wilde bewaren. Op uitdrukkelijk verzoek van zijn overleden broer Benno werd het stoffelijk overschot namelijk omringd door een groep onrustige dodenwaakhonden, ruwharige en speciaal voor deze gelegenheid uit de kluiten gewassen bouviers. Met geruststellend zware kettingen voelden de hellemonsters zich met de kist, maar meer nog met de inhoud van de kist verbonden. Hoewel de bewegingsvrijheid van de krachtpatsers beperkt was, was hun gedrag dermate angstaanjagend dat ik er niet aan moest denken wat er kon gebeuren als bij een van de dieren de zwakste schakel het begaf.


Gezien zijn ruime omweg was ook ome Duco blijkbaar niet helemaal zeker van het hang- en sluitwerk. Het werd door de geëmotioneerde honden flink op de proef gesteld. Het ene moment stonden ze met ver opgetrokken bovenlip als een stel wolharige klipgeiten allemaal op de kist, het andere moment sprongen ze er zonder aanleiding net zo vrolijk weer van af. Rusteloos. Onbedoeld werd de kist op door dit gedrag zwaar op zijn degelijkheid beproefd. Aan alle kanten werd met grof geweld getrokken. Zozeer, dat de zijpanelen waaraan de dieren vastzaten, bedenkelijk uitbolden en de deksel herhaaldelijk ging kieren. De assistente van de begrafenisondernemer probeerde tevergeefs met het toewerpen van mergpijpjes voor de rust te zorgen die past bij een begrafenisplechtigheid. Rust, die, zo vernam ik later van tante Zwaantje, bij de voorbespreking door de begrafenisondernemer ook nadrukkelijk was toegezegd. ‘Hij had het over het nieuwe uitvaren,’ had tante ontdaan gezegd. ‘Het ging volgens hem tegenwoordig meer dan vroeger om de overledene. Die moest er een goed gevoel aan overhouden’. De grimmige erewacht deed in ieder geval zijn best.


‘Misschien heeft u zich wel eens afgevraagd,’ begon ome Duco na een laatste schichtige blik op de erewacht, ‘wat die vreemde tekst betekent boven de poort die toegang geeft tot het bedrijf van mijn broer Benno. Het bedrijf dat hij in een periode van bijna veertig jaar groot heeft gemaakt. Voor wie het niet paraat heeft: boven de poort staat: Canis inter canes, Homo inter homines. Dat is Latijn en het betekent letterlijk: hond onder de honden, mens onder de mensen.


Hoe toepasselijk! Want mijn broer Benno was waarlijk hond onder de honden en mens onder de mensen. Het zal sommigen van u wellicht de wenkbrauwen doen fronzen, maar ik vind dat ik op deze bijzondere dag, op dit speciale uur, eerlijk en open moet zijn, geheel in de geest van Benno. Nu hij geen hond onder de honden meer is en evenmin mens onder de mensen, mag ik u wel verklappen dat mijn broer erop stond dat hij als Bello werd aangesproken als hij onder de honden was.


Hij was een hondenfluisteraar avant la lettre. Wie hem op zo’n moment, bewust of uit onwetendheid, Benno noemde, viel slechts gegrom ten deel. En niet alleen van Bello, maar ook van de rest van de roedel. Want een roedel volgt zoals u weet het alfa-mannetje, the leader of the pack, zoals de Engelsen zo mooi zeggen, blind. En dat was in dit geval mijn broer Bello. Pardon, ik bedoel natuurlijk Benno.’


Intussen besnuffelden de dieren de kist onophoudelijk. Een kind kon zien dat ze voelden, of misschien wel wisten, dat daar hun alterego en tegelijk hun bezweken leider in lag. Maar waarom, zag je ze grommen. Wat verwachtte hij van zijn volgers? In dit machtsvacuüm was ruimte voor nieuw leiderschap. Een jonge, krachtige bouvier voelde blijkbaar dat zijn tijd gekomen was. De oude leider liet het afweten, had zich verstopt, was bang? Wie kan er in het hoofd van een bouvier kijken? De enige die dat een beetje kon, was mijn ome Benno, maar met die wetenschap schoten we weinig op. Hoe het ook zij, de roedel vroeg om nieuwe leiding. Enkele teefjes maakten al voorzichtig avances. Het grote wonder van leven en dood voltrok zich hier voor onze ogen. Nog voorzichtig maar toch…


‘’Beste mensen, de roedel die u nu op de kist ziet staan, zag staan, ach, nu staan ze er weer op, ziet staan dus, volgde zijn alfa-mannetje, en dat was in hun geval dus Bello de Haan. Van Benno de Haan had de roedel volgens Benno nog nooit gehoord. Overigens had mijn broer als hij onder zijn honden verkeerde niet alleen moeite met zijn voornaam, zijn achternaam zat hem ook flink dwars. Bello de Haan was weliswaar beter dan Benno de Haan, maar of hij als Bello de Haan wel echt serieus genomen werd door de roedel bleef voor hem steeds een punt van twijfel.’


Ik zat schuin achter tante Zwaantje. Na deze indrukwekkende inleiding van ome Duco boog zij opzij naar tante Coosje, haar stokdoofstomme zus, en fluisterde uit volle borst: ‘Wat een onzin allemaal. Benno was hond onder de honden maar ook hond onder de mensen. Zo was het, Coos, en niet anders. Zal ik je eens wat vertellen, hij noemde mij steevast teef, en lang geleden soms teefje, dat was in ieder geval nog wat. Niet om lelijk te doen hoor, maar zo was het wel. Hond onder de mensen. Op zijn hondjes. Wat moest ik?’


Ik zag hoe tante Coosje haar zus met een wezenloze blik aankeek en knikte. Het was duidelijk dat ze de boodschap compleet had gemist. Maar tante Zwaantje had even haar hart gelucht. Dat kon bij niemand beter dan bij haar zus Coosje die nog nooit een geheimpje had verklapt.


De hele situatie was niet zozeer bizar maar veeleer meer dan dat. Het verbaasde me niet want mijn oom was een bijzonder mens, al doet het adjectief 'bijzonder' hem zeer te kort. Ondanks zijn grillen en vreemde voorkeuren mocht ik hem graag en als het even kon, zocht ik hem op in zijn hondenparadijs. Ome Benno had in Utrecht biologie gestudeerd en was tot de conclusie gekomen dat de combinatie mens-hond, of andersom zo men wil, in een periode van een paar duizend jaar een zodanige eenheid was geworden dat de biologische evolutie, met zijn variatie, selectie en voortplanting, niet langer op de hond of de mens afzonderlijk inwerkte maar op de combinatie. Een psychosymbiotisch wezen: nog wel twee entiteiten maar steeds meer één psyche.


Ome Benno besloot door participerend onderzoek de psychsymbiotische kenmerken te ontrafelen en de evolutionaire selectieprocessen bloot te leggen. Hij wilde er zijn afstudeeronderwerp van maken maar daar zag zijn prof weinig heil in. Voor je het wist, kreeg je volgens hem de roddelpers achter je aan en hij wilde de laatste jaren zonder hobbels afglijden richting emeritaat. Waarom niet in lijn met het programma van de vakgroep Ethologie en Ethiek afstuderen op de dubbele agenda van de kwikstaart of een daarmee vergelijkbaar project?


Omdat onze familie niet onvermogend is en mijn opa wel wat zag in zijn zoon, kreeg deze na zijn studie de gelegenheid om in alle vrijheid zijn eigen onderzoekscentrum op te zetten. Opa zorgde voor een startkapitaal en raadde zijn zoon aan om naast zijn onderzoek iets te gaan doen met het fokken van honden. Dat paste natuurlijk uitstekend bij het beoogde onderzoek. Het opmerkelijke toeval wilde dat deze aanloopperiode zich afspeelde in de tijd van Kennedy. Gebiologeerd door zijn passie stuitte ome Benno op een zeker moment op Kennedy’s prachtige echtgenote Jacqueline, die van zichzelf Bouvier heette. Hij zag dit als een teken, nomen est omen. Je ziet het pas als je het doorhebt, hield hij mij vaak voor. Veel later hoorde ik Johan Cruijff het zelfde beweren, dus er moet een kern van waarheid in zitten. In zijn verhitte geest waren mens en bouvier in zekere zin al samengekomen in deze bijzondere vrouw. En zo was de keuze voor de bouvier, de Vlaamse koehond zoals die ook wel wordt genoemd, niet moeilijk meer. Vlaamse koehond, een naam die volgens ome Benno ook al aangaf hoe symbiotisch de bouvier in wezen was.


‘Wij gaan mijn broer nu teruggeven, niet aan de aarde maar aan de natuur,’ sprak ome Duco die aan het einde van zijn verhaal was aangekomen. Ik verzoek u vriendelijk om naar voren te komen zodat wij in symbiose met de honden Benno los kunnen laten.’


Veel verder dan een enkel stapje kwamen de aanwezigen niet. Velen trokken wit weg, sommigen begonnen ijskoud te zweten en een enkeling viel flauw. De combinatie honden en loslaten bracht weinig enthousiasme te weeg. Met een knikje naar de begrafenisondernemer werd de muziek gestart: “Hound dog man”, van Fabian:


That's the kind of life for me

There's one thing I wanna be, and that's a

Hound dog man, hound dog man, I wanna be a hound dog man

Hound dog man, hound dog man, I wanna be a hound dog man

Hound dog man

Hound dog man


Begeleid door de opzwepende jaren vijftig rock werd met een klaarstaand takeltje hoog boven de kist de deksel van de kist opgetild. Met een machtige sprong verdween het nieuwe alfa-mannetje in de kist en eigende zich het smakelijkste deel van oom Benno toe. Er klonk gegil. Er begon een klok te luiden. De groep achterin de kerk hield het voor gezien.


Tante Zwaantje hoorde ik uitgelaten tegen zus Coosje zuchten: ‘Dat ik daar zelf niet eerder op ben gekomen…’


Coosje sloeg niet aan. Ze knikte, maar van enig begrip was geen sprake.


Espunt, 23 september 2016