Alles heeft zijn keerzijde


Kort verhaal, 27 januari 2014



Het Laatste Oordeel, Sixtijnse kapel, Michelangelo




‘De eerste keer’ is een geliefd thema voor lokale schrijfwedstrijden. Het prikkelt de fantasie en dat is voor de meeste schrijvers in de dop mooi meegenomen. En laten we wel wezen, veel wereldliteratuur is direct of indirect te herleiden tot ‘de eerste keer’. Met zo’n thema hoeft de jubilerende bibliotheek of het jarige cultuurcentrum niet bang te zijn voor een gebrek aan inzendingen, wat weer goed is voor een drukbezochte prijsuitreiking.Toen ik zelf ooit in verleiding werd gebracht om dit thema op een persoonlijke en ontroerende wijze handen en voeten te geven, bekroop me al snel het gevoel dat het misschien toch allemaal net even te gemakkelijk was. Ik kwam tot de conclusie dat een betoog over ‘de eerste keer’ niet volledig was als er niet tegelijk ook aandacht werd besteed aan ‘de laatste keer’. Velen zullen misschien de neiging hebben beide keertypen op te vatten als elkaars gelijkwaardige tegenpolen, maar wie even de tijd neemt voor een nadere beschouwing ziet al snel in dat dit onjuist is. Duidelijk is ook waarom. Het is de richting van de tijd die hier voor een interessante asymmetrie, een existentiële spanning bijna, zorgt. Omdat wij wel het verleden kennen maar niet de toekomst, hebben we meer zekerheid omtrent de vaststelling dat iets voor de eerste keer plaatsvond dan dat het voor het laatst gebeurde..


Het bestaan is een keten van eerste en laatste keren. Kijk omhoog in de Sixtijnse kapel en je ziet links de eerste keren en rechts de laatste. Schepping en Zondeval, Verlossing en Laatste Oordeel, de grote ijkpunten in de christelijke cultuur. In het moderne wetenschappelijke wereldbeeld is het niet anders. De eerste klap, de Big Bang , de eerste atoomkern, het eerste atoom, het eerste foton dat ontsnapt, en zo rijgt de keten zich aaneen: sterren, planeten, melkwegen, de biologische evolutie, de eerste keer dat een mens begreep hoe je een vierkantsvergelijking oplost. Bijna even talrijk waren en zijn de laatste keren. De wetenschap twijfelt nog over het absolute einde, de allerlaatste keer. Mogelijk is ons heelal gedoemd tot een eeuwige uitdijing, een nooit stoppende verdunning. In dat geval zal ook het einde van alles, de koudedood, geleidelijk zijn intrede doen.


Mijn generatie is jarenlang geteisterd door het bericht dat de bekende comédienne Heintje Davids nu echt voor de laatste keer op de planken had gestaan, waarna ze even zo vrolijk in het nieuwe toneelseizoen weer in vele schouwburgen geprogrammeerd stond. Het gevolg was dat we ook nog eens voortdurend werden lastiggevallen met berichten dat Heintje opnieuw de bühne had betreden. In feite spotte ze met de tijd en we weten allemaal hoe dat afloopt. Maar ze bereikte wel dat haar naam aan een karakteristiek verschijnsel werd gekoppeld: het heintje-davidseffect dat staat voor de herhaaldelijk herroepen laatste keer. Toch nog onsterfelijk! In de wereld van de popmuziek kennen we tegenwoordig het ‘eenmalige reunion concert’ en het finale afscheidsconcert, beide met een herhalingsfrequentie van gemiddeld eens in de twee jaar.



3 april 1955. Nederland - België 1 - 0. Coen Dillen scoort.

De KNVB-Keuzecommissie juicht.

Abe Lenstra is weer eens niet opgesteld.


Vergelijkbaar, zij het vanuit een andere intentie, waren in mijn jeugd de laatste keren dat Abe Lenstra in het Nederlands elftal werd opgesteld (door de Keuzecommissie van de KNVB wel te verstaan). De dekselse voetbalmagiëruit Heereveen werd ouder en ouder en begon steeds meer plezier in het vissen te ontwikkelen. Maar als Nederland dan weer eens flink werd afgedroogd door Luxemburg kon je er op wachten: het tribunevolk ging morren en roepen om Abe. Het krantenverslag op maandag was kenmerkend: een larmoyant verhaal over het totale gebrek aan voetbaltalent bij een goedwillende (zwartbemodderde witte broeken) maar houterige selectie met daarnaast een foto waarop Abe ontspannen naar een dobbertje tuurt in de Twedde Tjokkerse Dwaerswieke. Een half jaar later tegen de Belgen stond ie dan weer met opgeheven kuif in de hel van Deurne, intussen wel ver in de dertig. 


De laatste keer kent een natuurlijke betrekkelijkheid die de eerste keer node mist. Hoeveel vrouwen hebben in het kraambed niet verzucht dat dit echt de laatste keer was, om vervolgens na drie dagen al weer toe te geven aan die onweerstaanbare roep van moeder natuur. De eerste ademtocht van een nieuwe mens valt meestal wel vast te stellen, met de laatste ligt het vaak complexer. Zo zijn wij tegenwoordig heel goed in staat om iemand die mogelijk zelf al enige tijd het idee heeft dat er weinig frisse lucht meer binnenkomt, met een paar kunstgrepen weer aan het ademen te krijgen. En wie had kunnen bedenken dat al die Oost-Europese landjes uit de atlassen van onze ouders nu weer pontificaal op de kaart staan? Wat zeg ik, binnenkort willen ze ook nog een eigen Eurocommissaris. Zeg niet dat Istanbul nooit meer Constantinopel zal heten. We hebben gezien wat er met Stalingrad is gebeurd.


De onevenwichtigheid komt ook in andere vormen naar voren. Het is alom bekend dat de eerste keer ook de laatste keer kan zijn. Ik hoef alleen maar aan mijn eigen huwelijk te denken (in positieve zin, pas op). Of neem maar weer het begin van ons leven. Op het moment dat wij geboren worden is dat de eerste en tegelijk ook de laatste keer (ik weet het, in Azië denken ze daar anders over, maar die hebben ook niet altijd gelijk!). Maar nu het omgekeerde: kan de laatste keer ook de eerste keer zijn? Persoonlijk heb ik nooit iemand horen zeggen: ‘Laat het duidelijk gezegd zijn: dit was de laatste keer en tevens de eerste keer.’ Terwijl wij bijvoorbeeld in de landspolitiek wel met enige regelmaat horen dat iets een kwestie is van ‘eens maar nooit meer’. Daar hebben we geen moeite mee. De betrekkelijkheid van de laatste keer komen we ook in een andere context tegen. ‘De laatste keer dat ik je zag is al weer ….’, wijst op een vervolg op de laatste keer, op een volgende laatste keer. Of in vermanende zin: ‘Dit is wel de laatste keer geweest.’ Vervangen we laatste door eerste dan krijgen we een niet geheel onmogelijke maar toch wel wat malle uitdrukking.


Wij beginnen en wij eindigen. De gedachte dat je naam voor de laatste keer wordt genoemd door de priester die je graf met gewijd water besprenkelt (andere varianten werken ook), is voor velen van ons droevig stemmend zo niet onverdraaglijk. En dan heb ik het dus nog niet eens over al die ongelukkigen wie zelfs dit niet gegund is. Het is dit schrikbeeld dat velen, wetenschappers, staatslieden, sportlieden en kunstenaars,amechtig doet jagen op de eerste keer, de ontdekking, de briljante gedachte, het legendarische record, de roman die opgenomen zal worden in de canon der wereldliteratuur. Want daarmee kun je het moment dat je naam voor het laatst wordt genoemd misschien nog wat uitstellen. Ongelukkig de nummer twee en degene die op plagiaat wordt betrapt.


Er waren talrijke heugelijke eerste keren in mijn leven. Wel neemt de dichtheid ervan af naarmate ik ouder word. Er waren ook eerste keren die ik met krachtige verdringing te lijf ga. Hetzelfde geldt voor de laatste keren hoewel een aantal daarvan gelukkig niet absoluut is. Als ik straks op mijn bankje onder de linde zit, kan ik gelukkig weer beginnen met het stoppen van een pijpje.


En ook de hoop dat het afscheid van mijn dochter niet definitief was, houd ik voorlopig levend.


In 1965 hoorde ik voor de eerste keer de Stones-hit: The Last Time. Kort na Satisfaction, die andere knaller waar we helemaal gek van werden. De Stones op hun best.


Well, this could be the last time


This could be the last time


Maybe the last time


I don’t know. Oh no. Oh no.


(The Last Time, Rolling Stones, 1965)


Espunt, 27 januari 2014