DicTee

Praatje, 24 juni 2018

DicTee

Weg met de <dt>?



2008. De Belgische schrijfster Kristien Hemmerechts




De schrijfster Kristien Hemmerechts, in 2008 leverancier van de tekst van Het Groot Dictee der Nederlandse Taal, ziet het paradepaartje van onze spelling, de <dt>, op afzienbare termijn wel van het scherm verdwijnen. Jongelui zien het nut er niet van in en nieuwe Nederlanders struikelen erover.


Verlichte pedagogen zijn al langer in de ban van het mantra: hou het simpel en hou het vooral leuk. Niet dwingen. Iedereen weet zelf het beste wat goed voor hem/haar is. Anders gezegd: een ieder weet heel goed wat het beste voor haar/hem is. En als je maar één keer leeft kun je beter alle ballast zo snel mogelijk afwerpen. Dat ballast een functie heeft, weten alleen zeelui. Laten we in hemelsnaam de lichtheid van het bestaan niet gewichtloos maken. Dan eindigen we als een zwerm ‘freischwebende Entitäten’.


In de schoolbanken


Het leesplankje van Hoogeveen in de uitvoering uit de jaren veertig.


Werkwoorden met stam <d> krijgen in de tegenwoordige tijd in de tweede en derde persoon enkelvoud een <t>. Zo hebben we dat in de verleden tijd afgesproken. Maar als je er achter staat, en waarom zou je er niet achter staan?, is die <t> al weg, dus zo erg is het nu ook weer niet, die <dt>. Anderzijds, afschaffen van de <dt> is een grote stap voor de worstelende Nederlander en/of nieuwkomer en maar een kleine stap voor het Nederlands. Toch? Een kwestie van subatomaire omvang. Toch? Niet voor mij. Ik ben namelijk allergisch voor spellingsveranderingen en daarbij heb ik ook nog een declinatie-obsessie, een inclinatiefobie (onbeheersbare angst voor hellende vlakken) en putfobie (angst voor bewegingen richting het afvoergaatje).


Misschien kan de lezer een beetje met mij meevoelen als zij weet dat ik de tijd nog heb meegemaakt dat we op onze jongensschool niet alleen iedere dag een speelkwartier maar ook een spelkwartier hadden. Het scheelt maar een (b)eetje en toch is het een wereld van verschil. Ik heb op mijn oude basisschool (klinkt als basischool, dus daar kan misschien voor het gemak wel een <s>je af, en doe dan gelijk ook misschien maar met een <s>je minder), die toen nog gewoon lagere school heette, maar dat klonk ook wel erg denigrerend, met veel oefening, geduld en doorzettingsvermogen goed leren spellen. Let wel: spellen en dus niet gamen. Elke dag een kwartiertje dictee. Een moeilijk woord voor een oefening met veel moeilijke woorden en instinkers zoals onmiddellijk.


Spelregels


Dit is niet de Willibrordusschool in HIlversum, maar een enigszins vergelijkbare school, de Leoschool parochie Goirke te Tilburg (1907). Achterin de klas de leesplank van Beckers (aap, roos, zeef).


In die jaren vijftig, want daar hebben we het over, volgden wij op onze Willibrordusschool in Hilversum de Spelling Marchant. De vereenvoudigde versie, dat dan weer wel. Het was een vervolg op de Spelling Siegenbeek uit 1804 en de Spelling De Vries en Te Winkel uit 1883. De Spelling Marchant stamt uit 1936 en werd in 1947 versimpeld ingevoerd. Siegenbeek voerde de lange <ij> in en schreef Dinsdag met een hoofdletter. De dichter Bilderdijk lag dwars met een eigen spelling: niet berigt maar bericht, niet goojen maar gooien. Maar de beroemde poëet schreef ook: ontfangen, thands en wareld. Kortom: verwarring.


De Vries en Te Winkel kregen meer waardering. Overigens vonden zij dat iedereen het recht had op zijn/haar eigen spelling als hij/zij daar goede argumenten voor had en er consequent in was. Zij kwamen in 1866 met hun spelling. In 1883 stapte de overheid over en werd het de facto de officiële spelling en was de vrijheid in de praktijk dus voorbij. Het is nog steeds de basis van onze spelling.


Probleem is wel de toevoeging ‘de basis’. Want volmaakt is het nooit. Het kan altijd eenvoudiger en logischer en dus bleef men sleutelen. In de jaren zeventig schreven vooruitstrevende lieden logieser, wat ook wel logisch was omdat het spellingsonderwijs toen al op zijn retour was. En dan kom je vanzelf bij het putje: de vfs, ofwel de vrije fonetische spelling.


Maar eerst nog even terug naar 1891 want dan komt Kollewijn met zijn aanpassingen (uitgangspunt: meer aandacht voor de uitspraak (daar is ie weer de vfs), minder voor de oorsprong van een woord): mens i.p.v. mensch, moeilik i.p.v. moeilijk, Russies i.p.v. Russisch.


Minister Marchant schuift het in 1934 in elkaar, er volgt in 1947 nog een aanpassing, en dan kan ik in 1951 aan de slag met aap-noot-mies. Het eerste Groene Boekje verschijnt in 1954. Mensch is mens geworden en bosch bos. De dubbele klinker aan het eind van een open lettergreep wordt een enkele: zoo wordt zo en heeten wordt heten. De <th> blijft een rommeltje. En, heel vooruitstrevend: voor veel bastaardwoorden (maar wat zijn bastaardwoorden?) wordt een dubbelspelling ingevoerd, waarbij dikwijls wordt aangegeven welke vorm de voorkeur verdient (voorkeurspelling). Een bron van veel verwarring en discussie. Accoord (voorkeur), akkoord (mag ook).


In 1995 is dit vrijgevochten idee weer verlaten. Alleen voorkeurspelling (en niet voorkeursspelling, maar pas op, wel basisschool): accoord. Om het nog leuker te maken kwam er in de jaren zestig en zeventig voor de progressievelingen ook nog een alternatieve spelling (volks en dus zeer fonetisch). De SP stond van 1972 tot 1993 te boek als de Socialistiese Partij.


En nu nog eens wat

De spellingswijziging van 1995 zal vooral de geschiedenis ingaan als de invoering van de tussen-<n> Ruggegraat werd ruggengraat en pannekoek werd pannenkoek. Het land stond op zijn kop. Waarom, waarom? De logica? In Duitsland schrijven ze Pfankuche en in Engeland pan cake. Wij hebben het over dezelfde pankoek en omdat wij wat moeite hebben met de uitspraak van de combinatie <nk> laten we een verbindingsklank horen. Zonder enige nadruk.


De tussen-<n> kwam dus volledig uit de lucht vallen, was in veel gevallen niet logisch en historisch niet onderbouwd en dwong je bijna om hem/haar dan ook maar duidelijk gearticuleerd uit te spreken. Want wat moet je met een <n> die er niet hoort en die je ook nog eens niet hoort? Ik weet het wel: clubjes neerlandici/neerlandicae in leven houden, kinderen pesten, burgers ongelukkig maken, ouders spellingskundig loskoppelen van hun kinderen (over grootouders moeten we maar helemaal zwijgen), uitgevers van schoolboeken en leermethoden spekken, verdere afhankelijkheid van spellingscheckers, en alle literatuur van voor 1995 naar de kringloopwinkel afvoeren. Zoals uiteraard al eerder is gebeurd na voorgaande spellingswijzigingen.


Wie wil er nog een boek lezen dat zoo vol menschen en vischen staat? We zullen het drama niet opnieuw uitkauwen, maar die tussen-<n> was en is een aanfluiting. Wie op de site van Onze Taal kijkt, zal zien dat dit gezaghebbende gezelschap probeert de vrede te bewaren. Het is pannenkoek maar pannekoek mag ook. Ik begrijp heel goed dat er bij schriftelijke examens van wat dan ook niet zo nauw meer gelet wordt op de spelling. Het blijft bijna hilarisch. Want wat te doen met het beslag waarmee de pannekoek wordt bereid. Ik zou zeggen: pannekoekbeslag. Mis. Naar de letter van de wet moet het zijn: pannenkoekenbeslag. Dus hier worden in één vloeiende beweging twee tussen <n>nen opgenomen.


Groen en geel en wit

Taal is niet statisch, ik weet het. En ik ben ook niet tegen een jaarlijks lijstje van nieuwe woorden en uitdrukkingen. Maar kom niet aan de spellingsregels. Hooguit eens in de eeuw, aldus de recente wanhoopskreet van een deskundige.


Leg je niet zomaar neer bij het gehannes met meervouden van latijnse bastaardwoorden. Media is het meervoud van medium. Data is een meervoud. We zeggen toch ook niet: in deze stad is verschillende musea. Of: de podia op het festivalterrein is allemaal overdekt.


Na de toestanden in 1996 kwamen er in 2005, na nog geen tien jaar, al weer nieuwe spelregels. Grote ergernis, vooral in Nederland, minder in Vlaanderen. Er ontstond zelfs een heuse tegenbeweging die resulteerde in de oprichting van het Platform de Witte Spelling op 13 januari 2006.


In dit samenwerkingsverband hebben zich verenigd de landelijke kranten NRC Handelsblad, Trouw en de Volkskrant, de opiniebladen Elsevier, HP/De Tijd, Vrij Nederland en De Groene Amsterdammer, de NOS, het Genootschap Onze Taal, Planet Internet en de vereniging van tekstschrijvers Tekstnet. Het platform is van mening dat de Taalunie met een set nieuwe regels is gekomen, waarvan een flink deel taalkundige kennis van de schrijver vergt. Waarom ‘re-integratie’ naast ‘reünie’? Waarom vwo’er naast havoër? In de ogen van de doorsnee taalgebruikers zijn dit inconsequenties, aldus het platform. Symbolisch is misschien ook wel de verschijning van het boekje Struikelblokken nieuwe spelling / 2005 van H. Elsinga, J. van Putten, juni 2006.


Struikelblokken nieuwe spelling / 2005 van H. Elsinga, J. van Putten, juni 2006.




Ruud Hendrickx (let op de spelling!), taaladviseur van de VRT, ergerde zich aan de ophef die vooral in Nederland ontstond. Een betoog op de site van Taalschrift (26 januari 2006) sloot hij als volgt af:


Hebben de mensen die terug willen naar 1954 er al bij stilgestaan dat voor miljoenen kinderen in Nederland en Vlaanderen de Spelling 1995 met de aanvullingen van 2005 de enige spelling is waar ze mee vertrouwd zijn? Moeten kinderen hun woordbeelden opgeven omdat hun ouders de woordbeelden uit hun jeugd niet willen opgeven? Ik begrijp het niet.


Ik begrijp het wel. Het lijkt me verstandig dat over de generaties dezelfde spelling wordt gehanteerd. Want die generaties moeten op allerlei niveau’s met elkaar communiceren (niet alleen maar ook, en niet onbelangrijk, met kinderen en kleinkinderen). Liefst zonder zich voortdurend te hoeven afvragen wie de juiste spelling hanteert en wie er vroeger niet goed heeft opgelet of te lui is (geweest) om zich de (nieuwe) regels eigen te maken. Mijn goede vriend N. schrijft nog steeds de namen van de maanden met een hoofdletter.


Nieuwe spellingsregels betekenen verder een aanslag op de aantrekkelijkheid en leesbaarheid van oudere teksten. En ten slotte zou ik willen opmerken dat het hanteren van een juiste spelling, mits deze niet te vaak wordt aangepast, vooral een kwestie is van het herkennen van woordbeelden (veel lezen) en niet van het toepassen van regeltjes. En is die <dt> nou echt zo’n kuitenbijter? Je hoort de <t> niet, dat is waar. Maar de <n> in pannenkoek hoor ik ook niet.


Gaat AI ons redden? Ook hier? Of hebben we zo langzamerhand misschien wat te veel culttaaltjes? Iedereen zijn eigen geheimtaal? Niet echt handig voor het samenleven. Zonder een eigen gemeenschappelijke taal kan een moderne staat niet overleven. 


Espunt, 23 juni 2018