Cor Bruijn

De schepper van Sil de Strandjutter

Praatje van 14 december 2018

Cor Bruijn, een kleine ode aan de schepper van Sil de strandjutter, en heel veel meer


Intro

Ik mag er niet vanuit gaan dat de naam Cor Bruijn nog veel bellen doet rinkelen bij mijn lezers. Daarom eerst maar even zijn vermelding op Wikipedia. Die luidt als volgt:

“Cornelis Pieter (Cor) Bruijn (Wormerveer, 17 mei 1883 – Hilversum, 16 november 1978) was een Nederlandse schrijver van voornamelijk streekromans en kinderboeken. Zijn bekendste boek is Sil de Strandjutter, dat verscheen in 1940. Het boek is door Willy van Hemert bewerkt tot een tv-serie, die in 1976 werd uitgezonden door de NCRV.”


We voegen daaraan toe dat Cor Bruijn op de eerste plaats een bevlogen en vernieuwende onderwijsman was die past in het rijtje Jan Ligthart, Theo Thijssen en Kees Boeke.


Cor Bruijn hoort bij mijn jeugd in Hilversum. Niet eens zo heel dominant maar misschien juist daarom wel boeiend. Ik moet eerlijk toegeven dat er in de afgelopen halve eeuw dagen voorbij zijn gegaan dat ik niet aan Cor Bruijn dacht. Maar via een omweg dook hij toch ineens weer op in het schrijfbrein. Dat gebeurde toen ik met de vrijwilligers van de kringloopwinkel in Nootdorp, waar ik al weer enige tijd voorzitter van ben, door het strandjuttersmuseum op Texel liep. Een uitje, bij gelegenheid van het twintigjarig bestaan van onze winkel. En zeg nu zelf, strandjutten en kringlopen, dat heeft wel wat met elkaar. En een beetje aandacht voor het verleden past natuurlijk ook wel bij de oprechte kringloper. Hoe dan ook, de ervaringen op Texel kregen kort daarna extra brandstof toen ik bij het opruimen van oude knipsels, volstrekt bij toeval, een recensie uit De Elsevier tegenkwam van een boek van Margreet Bruijn, dochter van Cor, getiteld: De man achter Sil. Een biografie, verschenen in 1984 bij uitgeverij Leopold. In de tijd dat de biografie nog een tamelijk obscuur genre was. Ik kon een tweedehands versie op de kop tikken. Toen nog Sil zelf. En zie hierna het resultaat.


Cor Bruijn en Jacob van Rees, idealisten

1901. Leo Tolstoj inspireerde ook in ons land christen-anarchisten, waaronder Jacob van Rees en Cor Bruijn. Zijn levensvisie werd geïmplementeerd in nieuwe vormen van onderwijs zoals op de Humanitaire School in Laren werd gepraktiseerd. Ook de kleding van Tolstoj werd in de kringen van de reformdidactiek mode: reformkleding. Die moest vooral vrouwen bevrijden van hulpmiddelen bedoeld om hun lijf in een ideale vorm te persen. Op de middelste foto Gustav Klimt in reformkleding. Rechts een wat modieuzere variant die het grotere publiek overigens ook niet echt kon overtuigen.


De grote staatshervorming van Thorbecke in het revolutiejaar 1848 bracht op allerlei fronten dynamiek in de samenleving. Ook in de wereld van het onderwijs waar ruimte ontstond voor nieuwe vormen van onderwijs: reformpedagogiek. Zo werd er in de kringen van de Vrijdenkers (voortgekomen uit de Vrijmetselarij) teruggegrepen naar ideeën van Rousseau wiens roman Emile, of Over de opvoeding uit 1762 grote invloed had op het denken over opvoeding en onderwijs. In het boek concludeert Rousseau dat ieder mens een uniek karakter heeft en vrijheid nodig heeft om zich te kunnen ontplooien, zonder dwang of straf, ver van het stadsleven en in verbondenheid met de natuur. Ook in radicale christelijke kringen kreeg men interesse voor deze opvattingen. Daar liet men zich mede inspireren door de ideeën van de Russische schrijver Leo Tolstoj. Die leken vooral een uitweg te bieden voor ontwikkelde stadsbewoners die het oprukken van de moderne beschaving met een mengeling van angst en wantrouwen zagen gebeuren. Het waren mensen die sceptisch tegenover de moderne tijd stonden, maar zich ook niet meer in de traditionele hiërarchische structuren van staat en kerk konden vinden. Anderzijds verwachtten ze ook geen heil van het anti-religieuze marxisme. Tolstoj bepleitte een vorm van christen-anarchisme: jezelf bevrijden van de leugens en valse conventies van de moderne maatschappij en zo bijdragen aan de verwerkelijking van Gods wil. De 'liefdeleer' van Tolstoj was gebaseerd op de Bergrede uit de Bijbel. Een groep rond het tolstojaanse tijdschrift Vrede vormde een christen-anarchistische kolonie in Laren van 1900 tot 1903. De histoloog professor Jacob van Rees (1854-1927) was een van de oprichters van deze kolonie van deze Vereniging van de Internationale Broederschap. Hij kocht een stuk grond in Blaricum, op de grens met Laren, waar aan de toen nog onbestrate Torenlaan het 'gemeenschapshuis' verrees. In 1903 raakten de kolonisten in conflict met de dorpelingen vanwege hun sympathie voor de spoorwegstakers. De kolonie viel uiteen. In de loop van de tijd werden er op het kolonieterrein 'hutten' gebouwd waar ook Adriaan Roland Holst nog heeft gewoond (1911-1918) voordat hij zich in Bergen vestigde. Het gebouwtje aan de Noolseweg is nu een rijksmonument.

Jacob van Rees zette zijn humanitaire project voort met een schooltje in zijn villa op het landgoed van de kolonisten. Het schooltje bestond als de Humanitaire School tot 1930 , toen het een Montessorischool werd. Voor Van Rees ging het daarbij met name om het broederschapsideaal in combinatie met werkzaamheid, maar ook de doorwerking van de pedagogische uitgangspunten, onderwijsvormen en idealen als natuurlijke reinheid en antimilitarisme.

Links, Prof. Jacob van Rees, histoloog en idealist, intitiatiefnemer van de Humanitaire School in Laren, rechts Cor Bruijn in de jaren twintig.

In deze sfeer van vernieuwing en polemiek werd Cor Bruijn, een rasechte Zaankanter, na enkele korte aanstellingen op andere scholen, in 1906 hoofd van de Humanitaire School van Van Rees. De Humanitaire School beoogde een nieuwe onderwijsmethode, aansluitend op de talenten, belangstelling en ontwikkeling van het individuele kind. Idealistisch. Geen cijfers!


Van Rees stond aan vele wereldverbeterende wiegen. Zoals van de Algemene Nederlandsche Geheelhoudersbond (1897). Wat later werd hij leider van de Internationale Orde van Goede Tempelieren (ook geheelonthouders). Van Rees vestigde zich in Hilversum (hij liet op Trompenberg een villa bouwen) en legde en-passant de basis voor de Volks-Universiteit en de Openbare Leeszaal in Hilversum (op de Groest, later verhuisd naar de ’s Gravelandseweg). Van Rees was mede-oprichter van de christen-anarchistische Internationale Broederschap uit 1897: anti-militaristisch en anti-kapitalistisch. Hij propageerde de nieuwe, vereenvoudigde spelling van Kollewijn, die sterk fonetisch was (vergelijkbaar met de anarchistische spelling uit de jaren zestig!). Verder bepleitte hij Esperanto als weg naar verbroedering tussen de volkeren. Van Rees was een vegetariër die geen dierproeven toestond in zijn laboratorium, hij bevorderde het kamperen en de vrije omgang van jongens en meisjes. Het laatste stond centraal in een andere beweging die hij begin 1900 van de grond hielp: de Rein Leven Beweging die onder meer stelde dat de bestaande huwelijkswetten in wezen een vorm van prostitutie in stand hielden. Geen vlees, geen alkohol, niet doden, wars van ijdelheid en uiterlijk vertoon, het paste allemaal in de wereld van Van Rees waar ook Cor Bruijn deel van ging uitmaken, al was hij wat minder fanatiek.


Zij die de ideeën van Van Rees omarmden, vertoonden ook uiterlijke herkenningstekens. Geen hoofddeksel, een baard, sandalen en zgn. reformkleding. (Deze kleding werd in Nederland gepropageerd door de in 1899 opgerichte Vereniging voor Verbetering van Vrouwenkleding met de wonderbaarlijke initialen: V.v.V.v.V. Het dragen van korsetten, zware hoeden en dito kleding, hoge halsboorden en hoge hakken werd afgeraden. Het grote publiek liep er echter niet warm voor.


Frederik van Eeden voor zijn bescheiden onderkomen op Walden.




Er waren intensieve contacten tussen Van Rees en de psychiater Frederik van Eeden die in 1897 in Bussum de commune Walden had gesticht. Cor Bruijn kwam er regelmatig, ook al omdat zijn broer Piet er woonde en leefde. Vormen van gemeenschappelijk grondbezit werden door Van Rees c.s. gezien als alternatief voor het kapitalistische wereldbeeld. In ’t Gooi overigens niet helemaal onbekend. De Erfgooiers hanteerden al eeuwenlang een vorm van collectief grondbezit.

1906. Cor Bruijn wordt schoolhoofd in Laren en 1916 in Hilversum



1908. Cor Bruijn (rechts) is hoofd van de Humanitaire School en maakt met een groepje leerlingen een meerdaagse voetreis van Laren naar Sneek. Als dat geen idealisme is!


Toen Cor Bruijn in september 1906, op zijn 23 ste, de leiding kreeg over de Humanitaire School, was deze uitgegroeid van zeven tot 22 leerlingen. Behalve Cor waren er nog drie leerkrachten. Dat Cor in de lijn van Van Rees opereerde, blijkt onder meer uit de volgende zinsnede in een brief aan zijn verloofde Maartje de Vries: “20 september 1906. Morgen gaan we Ontwaakt (het blad van de geheelonthoudersbond) verspreiden onder de soldaten van het kamp”. Dat kamp was het kamp Crailo op de hei tussen Hilversum en Bussum, waar ik in mijn jeugd vaak rondzwierf. Ik stel me voor hoe Cor zijn stichtelijke lectuur bij de poort uitdeelde aan soldaten die van plan waren een avondje door te zakken. Het is de vraag of hij daar veel vrienden maakte. Het oude kampement is sinds enige tijd een opvangcentrum voor asielzoekers.

De toon van de ‘humanitairen’ had iets dweperigs, was zweverig en hartstochtelijk. Het ging over de Liefde en het Leven. De humanistische Vrijdenkers waren veeleer fel en strijdbaar. Onderwijscriticus Theo Thijssen schreef in die periode in het kritische onderwijzerstijdschrift De Nieuwe School: “Als mij tegenwoordig geestelik voedsel voorgezet wordt, en ik hoor, dat de kok woont in een plaats als Blarikum of Soest of Laren, dan ondervindik een eigenaardig-weeëgewaarwording”.

In september 1916 stapte Cor Bruijn over van de Humanitaire School in Laren naar de School der Hilversumse Schoolvereniging (Frans Halslaan 70) om daaraan tot 1942 leiding te geven.



Links. 1975. Hilversum, Frans Halslaan 70. De fraaie gevel van het gebouw van de Hilversumse Schoolvereniging waar Cor Bruijn in 1916 directeur van werd en bleef tot zijn afscheid in 1942.

Intussen had Cor zijn eerste jeugdboek voltooid: Keteltje in de Lorzie. Het werd enige jaren later, in 1921, uitgegeven bij Van Goor Zonen. In 1922 verscheen deel twee: Keteltje in het Veerhuis. In 1930 volgde nog een derde deel: Keteltjes Thuisvaart. Wat een prachtige omslag!


1927. Cor Bruijn ontmoet in Locarno tijdnes het Vierde Wereldcongres van de New Education Fellowship Peter Petersen uit Jena, de grondlegger van het Jenaplanonderwijs. Zijn ideeën spoorden volledig met die van Cor Bruijn die, samen met Suus Freudenthal, een groot aandeel had in de introductie van het Jenaplanonderwijs in Nederland. (boven)

Cor Bruijn vestigde zich in 1916 in Hilversum op de Luitgardeweg 28, in de schaduw van de Vituskerk. In 1920 verhuisde hij met zijn gezin naar een fraai nieuw huis aan de Eikenlaan (toen nog nummer 27, later gewijzigd in 59). In januari 1921 werd het gezin verblijd met nog twee dochters, een tweeling. Bij zes dochters zou het blijven. Goede kennissen uit die jaren waren onder meer de weduwe van Jan Ligthart, Ome Jan van Zutphen, de oprichter van het sanatorium Zonnestraal in Loosdrecht (na een lange periode van verval recent weer in zijn oude glorie hersteld) en Nienke van Hichtum, die van 1927 tot haar dood in 1939 in Hilversum woonde. Ook waren er contacten met Antoon Coolen in de periode dat die bij de Gooi- en Eemlander (of eigenlijk bij het kleine huis-aan-huiszusje de Gooische Post) werkte (van 1920 – 1933) en met zijn opvolger daar, Gabriël Smit.


Op naar Terschelling

Oude boerderij op Oost-Terschelling. Model? voor het onderkomen van Sil Droeviger, zijn vrouw Jaakje, hun zonen Jelle en Wietse, en de schipbreukeling Lobke. Rechts Jaakje en Gert Ruyg waarmee het gezin van Cor Bruijn zeer bevriend raakte. Jaakje stond model voor Jaakje Droeviger, echtgenoot van Sil. 


In de winter van 1927 ontstonden de plannen voor een zomervakantie op Terschelling. Aanstichtster was een vaste invalster op school, Terschellingse van geboorte en afkomstig van Hoorn. Zij bemiddelde ook bij het huren van een onderkomen (f 25,- per week). Het werd liefde op het eerste gezicht! En er komen namen langs die we later bij Sil terugvinden: Jaakje, Nien, Maam, Martje, Geertje, Oene, Jelle, Aike, Piet en Gert. Hier groeide het idee voor een Terschellinger roman. Cor plaatste het verhaal een kwart eeuw vroeger, rond de eeuwwisseling. Samen met zijn vrouw Maartje verzamelde hij jarenlang details over het leven in die tijd ‘in de Oost’. Belangrijke bronnen waren Geertje Zorgdrager, waarbij ze al die jaren logeerden, en Oene Roos, boer, postbode en verzekeraar in Hoorn. Cor rondde de roman in 1940 af. Uitgeverij Callenbach kwam met de titel Sil de strandjutter.


1956. Ons Hilversum



Vanaf de toren van het beroemde Hilversumse raadhuis laat Cor Bruijn in 1957 de schoolverlaters rondkijken. Als je weet waar je moet kijken kun je het Speulderbos zien.




1956 was het jaar waarin ik 11 jaar zou worden. De maand februari was extreem koud. Na twee zachte wintermaanden begon het op 31 januari ineens te vriezen. En niet zo weinig ook. De vorst hield vier weken aan. Op 16 februari vroor het overdag gemiddeld 15 graden en die nacht werd er op het vliegveld Volkel -26 oC gemeten. Op 27 februari was de kou voorbij. Behalve bij ons thuis.

Cor Bruijn intussen gepensioneerd beschrijft de winterse omstandigheden in een boekje dat hij in opdracht van de gemeente Hilversum produceerde. De titel is: Ons Hilversum. Het verschijnt in 1957. Alle Hilversumse kinderen die in de zomer van 1957 de lagere school verlaten, krijgen het mee naar huis. Ik ook. Voorin heeft het hoofd van de Willibrordusschool, Gerrit van Veen, een man van staat en ontzag, geschreven dat het boek op 25 juli 1957 is uitgereikt. De laatste schooldag voor de zomervakantie. Ik kwam behalve met een stapeltje schriften en tekeningen thuis met een echt boek! Wat een rijkdom. Ik heb het boekje uiteraard zorgvuldig bewaard en het ligt op het moment dat ik dit schrijf naast me. De pedagogische en didactische ideeën uit Laren had Cor Bruijn meegenomen naar zijn nieuwe school in Hilversum.



1987. Prof. Hans Freudenthal (1905-1990). Probeerde mij in de jaren zestig in Utrecht de geheimen van de abstracte algebra te ontvouwen. Was net als zijn echtgenote Suus zeer geïnteresseerd in onderwijsvernieuwing. Suus werd de grote kampioen van het Jenaplanonderwijs in Nederland. Met steun van Cor Bruijn.




Iemand die daar erg in geïnteresseerd was, was Suus Freudenthal. Zij werd de grote ijveraar voor het Jenaplanonderwijs in Nederland. De eerste Jenaplanschool werd in de jaren vijftig in Utrecht opgericht. Suus was getrouwd met de Utrechtse hoogleraar Hans Freudenthal waarvan ik nog college heb gehad. Een in veel opzichten bijzonder mens. Hij was, net als zijn vrouw, zeer betrokken bij de vernieuwing van het onderwijs, in zijn geval de didactiek van het wiskunde- en rekenonderwijs. Zelf was hij als docent soms nauwelijks te volgen, maar dat kan ook aan mijn beperkte wiskundetalent hebben gelegen. Als onderwijzer verwierf hij internationale faam en erkenning als pionier van de toegepaste realistische wiskunde die gebaseerd is op alledaagse problemen in plaats van de tot dan toe gebruikelijke abstracte wiskunde. Zijn ideeën vonden in Nederland veel weerklank, maar de discussie over de nieuwe manier van wiskundeonderwijs verstomde niet. Uiteindelijk bleek bijsturing verstandig.


Zijn vrouw Suus ontwikkelde een intensief contact met Cor Bruijn die zelf al in 1920 in contact was gekomen met de Duitse hoogleraar Peter Petersen. Petersen was de grondlegger van het Jenaplanonderwijs. In het contact met Petersen werd duidelijk dat de Humanitaire School waar Cor toen de leiding over had, een Jenaplanschool avant la lettre was. In Laren werkten ze al zo. Toen haar Jenaplanonderwijs zich in Nederland vestigde, was Cor al met pensioen. Full-time schrijver. Maar zeker is wel dat Cor Bruijn een belangrijke rol heeft gespeeld bij de introductie van het Jenaplanonderwijs in Nederland.

De naam Cor Bruijn zei me aanvankelijk niets. Ik was hooguit geïmponeerd door het feit dat iemand blijkbaar wist hoe Hilversum was ontstaan. Het verhaal van de jonge boer Hilfert die zijn dorp Laren had verlaten om verderop voor zichzelf een nieuw bestaan op te bouwen. Op de hei. En van zijn buurmeisje Hille dat hem opzoekt, gevlucht van huis omdat ze weigert met de door haar vader uitgekozen man te trouwen. Onderweg naar Hilfert bezoekt ze, een paar kilometer buiten Laren de heilige plek waar al heel lang het Sint-Janskerkhof is en waar ze bidt om hulp. Dan gaat ze verder tot ze haar buurjongen terugvindt. Hille, Hilfert en hun boerderij: Hilfertsheim, Hilversum. Zo moet het gebeurd zijn. In die overtuiging ga ik na de zomervakantie ‘verder leren’.


1957. Groot verdriet op de Stalpaertstraat 47

Ik wil nu even terug naar die gruwelijke wintermaand in 1956. Wij wonen op het adres Stalpaertstraat 47 in Hilversum-noord. Wij, dat zijn mijn vader en moeder, mijn zusje Lilian en mijn broer Ben, leven in de achterkamer met de schuifdeuren dicht. De kachel in de voorkamer trekt het niet meer. Ook in de achterkamer staan de bloemen overdag op de ruiten. Er staat een Aladdin te stinken. Een ‘peteroliebrander’. Ik draag een pyjamabroek onder mijn plusfour. De weersomstandigheden zijn bar, de ziekte van mijn zusje Lilian zwerft als een duister monster door ons huis. Acht maanden eerder, op 24 juni 1955, is het begonnen. Ik weet het nog omdat het de dag van de Sint-Jansprocessie was. De jaarlijkse processie van de Sint Jansbasiliek in Laren naar het Sint-Janskerkhof, waar ooit Hille al om bijstand had gevraagd. Terug van dit imposante evenement, waarvoor alle katholieke scholen in ’t Gooi vrijaf kregen, wordt ze misselijk. Het leek op een griepje. Het duurt lang voor de artsen de oorzaak hebben gevonden: een hersentumor. Een maand na die ijskoude februarimaand van 1956 bezwijkt ze op 26 maart 1956. Ze is net negen jaar. Een ramp.




Onverwachte verbinding tussen Hilversum en het Speulderbos bij Garderen. Ons hutje in het Speulderbos past misschien wel een beetje in de sfeer van dit verhaal. Volgens Cor Bruijn was het bos bij helder weer zichtbaar vanaf de toren van het Hiversumse stadhuis. En, nog wat toeval, toen we het kochten bleek de eigenaar mijn oude overbuurman in de Hilversumse Stalpaertstraat te zijn.




Ons Hilversum van Cor Bruijn blijft voor mij een boek met een speciale betekenis. Als ik het na vele jaren weer eens doorblader, valt mijn oog op de volgende passage in het eerste hoofdstuk. Cor Bruijn neemt de lezer mee naar het beroemde raadhuis van Dudok en vertelt wat je met een beetje geluk allemaal kunt zien als je bovenop de toren staat. “Zie je dat groen daar tussen Nijkerk en Harderwijk? Dat moet het Speulderbos zijn, achter Putten op de Veluwe.” Natuurlijk is het allemaal toeval en voor de lezer van beperkte betekenis, maar wij zijn sinds 2004 de gelukkige eigenaar van een schrijvershutje in het Speulderbos. Gekocht van een bejaard echtpaar dat er geen plezier meer in heeft. Onlangs is hun zoon overleden en nu is de lol eraf. Als de man mijn achternaam hoort, kijkt hij op. ‘Jullie woonden tegenover ons op de Stalpaertstraat! Onze dochter was een vriendinnetje van jouw zusje Lilian.’ Als de woorden van Cor Bruijn na een halve eeuw weer eens langskomen hebben ze voor mij ineens een nieuwe lading gekregen. Alsof Cor even direct het woord tot ons richt.


Lees dit maar eens


1941. De catalogus van uitgeverij Callenbach met de laatste aanwinsten in de Nobelreeks. Waaronder Sil de strandjutter.




De jaren vijftig zullen een beetje op hun eind gelopen zijn toen mijn vader op een dag uit het rijtje boeken dat tussen twee eikenhouten boekensteunen op het dressoir stond, een boek pakte en het me overhandigde met de woorden: ‘Hier, lees dit maar eens. Daar ben je intussen wel aan toe denk ik.’ Boeken waren bij ons thuis redelijk schaars. Ik heb wat herinneringen aan de titels die tussen de houten olifanten stonden: Bartje (Anne de Vries)en Hilde (Anne de Vries), Heert, mijn zoon, waar ben je? (Cor Bruijn), Brood uit het water (Fenand van den Oever), Mannen van Sliedrecht (K. Norel), Arjen (Cor Bruijn) en Sil de Strandjutter (Cor Bruin). Mijn ouders hadden een soort abonnement op een serie boeken in het streekromangenre. Ik vermoed nu dat dat de Nobelreeks geweest is van de in die tijd bekende uitgeverij Callenbach uit Nijkerk. Op zich opmerkelijk omdat Callenbach een uitgesproken christelijke uitgever was terwijl wij toch echt Rooms waren (Sint Jan!). Ook Pastoor Poncke stond overigens in het rijtje. Ik kan me nauwelijks voorstellen dat dat in dezelfde Nobelreeks thuishoorde. Maar misschien ook wel. Ik kan het mijn vader niet meer vragen. Het zal zijn idee zijn geweest. Mijn moeder gunde zich de tijd niet om een boek te lezen. Ze vond het wel belangrijk dat haar kinderen lazen. De boeken die ik in die tijd las, kwamen uit de wekelijks rondrijdende buurtbieb. Om de series van Bob Evers en Arendsoog werd bij de achterklep van de bieb, gevochten. Ook Karl May was geliefd. Je moest er op kauwen maar tussen de eindeloze natuurbeschrijvingen zaten voldoende ijzingwekkend spannende scènes om ons aan het lezen te houden. Uiteraard was er toen ook al stevige concurrentie van strips, met name Eric de Noorman, Kapitein Rob en Suske en Wiske. En niet te vergeten Tom Poes. En dat alles aangevuld met weekbladen zoals de Donald Duck, Sjors en Sjimmie, en de Robbedoes waarin een levendige ruilhandel bestond. De illegale kersen op onze zozeer begeerde taarten waren de strips die je thuis beter niet kon laten zien zoals De Onbekende Stille, Tarzan, Akim en Dick Bos.


En toen kwam mijn vader ineens met een boek uit een heel andere wereld. De microboekenwereld tussen de twee mahoniehouten olifanten. Tien boeken misschien. En een daarvan was Sil de Strandjutter van Cor Bruijn. Ik was volgens mijn vader toe aan een echt boek. Een grote-mensenboek. Een roman. Een kleine rite-de-passage die ik heel serieus nam. Achteraf gezien geen slechte keuze. Ik heb het drama op Terschelling ademloos uitgelezen. Ik heb de worstelingen en de verborgen broeierigheid gevoeld. De prenten van Anton Pieck bewonderd. Ik weet dat er zijn die zich kunstenaar noemen en die alleen al om die reden iedere gelegenheid aangrijpen om de tekenaar Pieck neer te sabelen. Het heeft mij nooit op andere gedachten gebracht. Die Pieck kon tekenen, die kon illustreren. Kunst liet hij graag aan de elite over. Ik proefde iets van de magie van een goed verteld verhaal. Niet toevallig was Cor Bruijn in Hilversum hoofd van een school. Dat waren ooit verhalenvertellers pur sang. Veel hoofden van scholen hebben hun verhalen in boeken verwerkt. Zoals W.G. van der Hulst en Johan C. Kieviet. Overigens pasten Cor Bruijn en Anton Pieck, waar het ging om de waardering van hogere en lagere kunst, heel goed bij elkaar. Een interview met Cor Bruijn in de Haagse Post van 19 mei 1973 had als kop: “Tussen letterkundigen heb ik me nooit thuis gevoeld”.


Sil Droeviger, bij weer en ontij deeltijd-strandjutter. Met het verstrijken der jaren zakte de herinnering aan dit boek langzaam maar zeker weg. Er waren zoveel nieuwe boekenfiguren die streden om de plek van Sil. Er waren zoveel schrijvers die Cor Bruijn naar de achtergrond elleboogden. Op eigen kracht terugvechten was uitgesloten. Toeval, magie, iets moest actief worden om de Man achter Sil weer tot leven te wekken. Dat toeval was, zoals gebruikelijk bij mij, een coïncidentie die ik herkende omdat ik op een of andere manier Silmatig op scherp stond. Ik was ontvankelijk voor weer eens een samenloop van omstandigheden.


16 oktober 2017. Kringloopwinkel bezoekt juttersmuseum

In 2017 bestond de Nootdorpse kringloopwinkel De Wisselbeker 20 jaar. Reden voor een uitstapje naar Texel, waar onder meer een bezoek werd gebracht aan Schipbreuk- en Juttersmuseum Flora bij De Koog. Een hallucinerende ervaring die mij weer een stapje dichter bij Sil bracht.


Op 15 oktober 2017 vertrok er uit Nootdorp een bus vol feestende kringloopmedewerkers. De bus ging op weg naar Texel en de aanleiding was het 20-jarig bestaan van kringloopwinkel De Wisselbeker te Nootdorp. Als voorzitter mocht ik mee, ook al omdat het bestuur deze ‘uitspatting’ had goedgekeurd. Een bezoek aan het eiland met overnachting. Om het uitje financieel dragelijk te houden was besloten dat er in tweepersoons kamers overnacht zou worden. Dat betekende dat de voorzitter samen met de penningmeester in een twijfelaar terechtkwam. En zoals het een collegiaal bestuur betaamt deden zij die nacht, in volle eendracht, geen oog dicht. Angst voor storende lichaamsgeluiden en voor ongepaste lichaamstaal hield hen uit de slaap. Maar dit offer was niet tevergeefs. De volgende dag kwam de beloning. Na het ontbijt zette de bus koers naar De Koog voor een bezoek aan het juttersmuseum, officieel het Schipbreuk- en Juttersmuseum Flora. Voor de vluchtige passant een enorme hoeveelheid troep die onze winkel nooit in zou komen, maar voor de romanticus, de verbeeldende mens, een verzameling door water en zout aangevreten objecten vol verhalen. Getuigen van een voorbije tijd toen vliegende stormen de schepen lieten stranden waarna hun lading en vaak ook de bemanning aanspoelde op het strand. Die tijd is voorbij. Vrachtschepen varen nu veel verder van de kust en als er dan soms toch nog eens iets van het dek waait is het een container waar voor de laatste strandjutters meestal weinig aardigheid aan te beleven valt. Nee, voor het massale jutten moeten we terug naar de tijd van de Sil. Laten we dankbaar zijn dat Cor Bruijn de moeite heeft gedaan die tijd te laten herleven. Niet op Texel, maar op Terschelling. Maakt dat veel uit? Zeker. Zelfs op Terschelling zelf waren de tegenstellingen tussen Oost en West aanzienlijk.


2018. Sil de Strandjutter

De lezer zal begrijpen dat ik niet anders kon dan het beroemde boek van Cor Bruijn opnieuw lezen, maar nu met de blik van een bejaarde Nootdorper uit 2018. Nadat ik eerder De man achter Sil, de biografie van dochter Margreet Bruijn op de kop had getikt, kreeg ik voor 1 euro plus 6,50 euro verzendkosten, wat ik er graag voor over had, ook Sil zelf te pakken. Op 16 december 1940 had Cor zelf zijn 12 auteursexemplaren van de uitgever ontvangen. Daarna volgden al snel de alom lovende recensies. Een curieus bruggetje naar het heden is nog het gehakketak over de wijze waarop Cor het Terschellingse Sunderum had beschreven. De geheel eigen invulling van het Sinterklaasfeest op 6 december. De uitgever was bang dat sommige lezers zich hieraan zouden storen. Cor liet zich niet overtuigen.


De eenvoudige grafstenen voor de naamloze drenkelingen waaronder de moeder van een klein meisje dat overleefde en dat van Sil en Jaakje de naam Lobke kreeg. Na verloop van tijd werd het een betoverend schepsel.




We gaan het boek hier niet nog eens uitgebreid beschrijven. Maar wel wat indrukken van deze tweede lezing. Je moet in het begin even doorbijten om te wennen aan het wat archaïsche taalgebruik, doorspekt met Terschellingse spreektaal. Maar al snel gaat die taal de sfeer van het boek versterken. Sil is een ruwe bolster met een blanke pit. Een pit die telkens zichtbaar wordt als hij met Lobke te maken krijgt. Het meisje dat hij redt van de verdrinkingsdood en dat de plaats inneemt van het dochtertje dat vier jaar eerder, kort na de geboorte overleed.


“Het was zo’n teer popke, het meisje dat ze toen ter wereld bracht, te broos haast om aan te vatten. Het stierf reeds toen het eerste licht door de gleisdoeken voor de ramen bleekte.”


Sil, dwars, opvliegend, koppig, smelt bij het zien van Lobke. Zijn oogappel. Hij beschermt haar als een leeuw. Zijn twee zonen, Jelle en Wietse, kunnen heel goed voor zichzelf zorgen. Het wordt een variant op de parabel van de verloren zoon. Ook de beide zonen raken in de ban van Lobke als zij wat ouder is. Sil krijgt eerst ruzie met Wietse, de rechtschapene, die weigert mee te doen met het jutten. Wietse gaat varen. Nog grotere bonje krijgt hij met Jelle, de flierefluiter, als hij merkt dat Jelle te intiem wordt met Lobke. Jelle komt om als hij zijn vader wil laten zien dat ook hij deugt. Zijn poging om schipbreukelingen te redden moet hij met de dood bekopen. Het levert een beklemmende scène op: Sil, in de stormnacht terugkerend naar zijn hoeve, waar zijn vrouw Jaakje op hem wacht, met voor hem liggend op zijn paard zijn omgekomen zoon. Dat Wietse ten slotte weer terugkomt en door iedereen, dus ook door Lobke, met open armen wordt ontvangen zal de lezer niet verbazen. Kortom: een mooie structuur, een mooie sfeer, geloofwaardige emoties en ook nog goed opgeschreven. Lezen dus! En ik kon me heel goed voorstellen dat ik als vijftienjarige in de jaren vijftig opgewonden raakte van de uitwerking die Lobke had op het jonge manvolk in haar omgeving.


“Hoelang ze zo heeft gelegen, zou ze zelfs niet kunnen zeggen, maar plots schiet ze met een vaart overeind. Er is iemand in haar kamer! Ze heeft de deur horen kraken. Nu schuifelen er voeten.

- Sst, Lobke, ik ben het, Jelle! Stil asjeblieft, Lobke! Ik….ik, Lobke, ik hou zo van je, Lobke!

Ze voelt zijn zoekende handen. Ze slaat in haar radeloosheid, dat ze hard tegen de beddeplank klappen

-Ga je weg! Sist ze.- Bah, je stinkt naar de drank. Ga je weg, Jelle, of ik schreeuw, hoor!

Doch Jelle gaat niet weg, en ze schreeuwt ook niet.”



In 1976 werkte Willy van Hemert het epos van Cor Bruijn om tot een televisieserie. Zelden werd een boekenfiguur zo goed gecast als Lobke. Monique van de Ven was Lobke. En Jan Decleir kwam in de buurt van Sil.


Op 2 november 1961 was Cor Bruijn het feestelijk middelpunt in het VARA-radioprogramma Dit is uw leven. Op de afbeelding Cor temidden van zijn zesdochters en met rechts achter hem zijn vrouw Maartje de Vries. Presentator was Bert Garthoff.


Cor Bruijn, de Man achter Sil, overleed op 16 november 1978 in Hilversum na een rijk en bijzonder leven.

Links. Cor Bruijn en zijn vrouw Maartje de Vries liggen begraven op de algemene begraafplaats aan de Bosdrift in Hilversum.


Rechts. Jacob van Rees kreeg in 1932 een gedenkteken, de Van Rees-bank op de Lage Naarderweg 60, hoek Godelindeweg in Hilversum.



P.S. 1.

4 januari 2019. Er kan weer gejut worden. Net als je hebt beweerd dat het jutten tot de verleden tijd behoort, verschijnt het volgende bericht.


Van het containerschip MSC Zoe boven het Duitse eiland Borkum zijn 270 containers gevallen. De dijken bij Lauwersoog en Moddergat zijn bezaaid met piepschuimresten. Inmiddels zijn spullen aangespoeld op Schiermonnikoog.


Het schip verloor de containers in de nacht van dinsdag op woensdag (van 1 op 2 januari) boven het Duitse eiland Borkum. De containers drijven onder andere richting Schiermonnikoog en Lauwersoog. In eerste instantie leek het om 30 containers te gaan, dat blijken er nu veel meer te zijn. De exacte inhoud van de 270 containers is niet bekend.

Op Terschelling en Vlieland zijn mensen woensdag massaal aan het jutten geslagen. Op de stranden liggen onder meer ingepakte IKEA-meubels, speelgoed, auto-onderdelen, gloeilampen en stoeltjes. Op foto's op Twitter is onder meer ook te zien dat iemand een flatscreen-tv meesjouwt. (Dat wordt uitbreiden voor het Juttersmuseum op Texel!)



P.S. 2.

Jacob van Rees in Hilversum


Op de hoek van de Ruitersweg en de Neuweg stond rond 1880 een boerderij, waar de gebroeders Prinsen woonden. De hoeve werd “de Hof van Prinsen” genoemd. Zij waren eigenaar van het land dat ongeveer begrensd werd door de Ruitersweg, Neuweg, Koningsstraat en waarschijnlijk Havenstraat.

Over de broers is weinig meer bekend dan dat zij landbouwer en wever waren. Na 1874 veranderde het dorp Hilversum razendsnel. De spoorlijn Amsterdam-Hilversum-Amersfoort en Hilversum Utrecht was aangelegd en steeds meer Amsterdamse families gingen zich in Hilversum vestigen. Het was hier niet alleen gezond wonen, maar de belastingen waren ook veel lager dan in Amsterdam. Er werden grote villa’s gebouwd en daar waren arbeiders voor nodig. En niet alleen daarvoor, maar ook voor de textielfabrieken en andere bedrijven, die zich in Hilversum vestigden.In 1879 had Hilversum 9.165 inwoners en dat waren er in 1909 al 31.458. Hilversum werd groter en groter en ook in het centrum moest veel gebouwd worden. Het werd voor de gebroeders Prinsen dan ook erg aantrekkelijk om hun grond te verkopen voor het bouwen van woningen, winkels en bedrijven. Hun land werd stukje bij beetje verkaveld en verkocht aan bouwondernemers en particulieren. In 1900 kwam hun boerderij leeg te staan en werd in 1902 verkocht aan professor Jacobus van Rees uit Blaricum. Hij nam het in gebruik als volksgebouw met de naam “Ons Huis”. Professor Van Rees was buitengewoon hoogleraar in de weefselleer maar was in 1894 in aanraking gekomen met de geschriften van Tolstoj en werd religieus anarchist. Hij at geen vlees, rookte geen tabak en dronk geen alcohol. Zijn volgelingen kwamen in “Ons Huis” bijeen om zijn linksradicale ideeën aan te horen. Er werden ook lezingen gehouden over diverse sociale thema’s.


Jacob van Rees doopte de boerenhoeve de Prinsenhof om in "Ons Huis". Hier in 1910.

In 1903 leidde Domela Nieuwenhuis van hieruit de staking van de spoorwegarbeiders, die opkwamen voor het recht om te staken en het recht om te onderhandelen over arbeidsvoorwaarden. Pieter Jelles Troelstra schreef hierover: Gansch het raderwerk staat stil, als uw machtige arm dat wil. Vanuit Blaricum vestigde hij zich eerst als arts aan de Hoge Naarderweg 16 en daarna aan de Godelindeweg. Hij overleed in 1928. In 1933 plaatste de Internationale Orde van de Goede Tempelieren tegenover zijn voormalige huis aan de Godelindeweg als eerbetoon een bank met drinkbak en de beeltenis van Prof. van Rees. Deze staat er nu nog. In 1911 werd “Ons Huis” met bijgebouwen afgebroken.











Hilversum, 1872, omgeving van de Koningsstraat.











Jacob van Rees doopte de boerenhoeve de Prinsenhof om in "Ons Huis". Hier in 1910.




Werk van Cor Bruijn


Poëzie

  • Cor Bruijn schreef een gedicht t.g.v. het overlijden van Nienke van Hichtum (Sj. Troelstra-Bokma de Boer) dat hij voorlas bij haar crematie.

Proza

  • Muziekmeester Adriaan (1931)
  • De zaadsjouwers (1933)
  • Een zakkennaaier grijpt naar het geluk (1935)
  • Koentje van Kattenburg (1937)
  • De overgang van Dieuwertje Stam (1938)
  • Sil, de strandjutter (1940)
  • Arjen (1943)
  • Een gave van God (1942)
  • Strijd om de Eenhoorn (1943)
  • De drie portretten van Claire Marianne (1947)
  • Nederlandse sagen (1947)
  • Vreemde macht (1948)
  • Stad onder Bourgondië (1948)
  • Wendelmoet (1948)
  • Vrijheid (1949)
  • Ochtendschemering (1949)
  • Heert, mijn zoon, waar ben je? (1949)
  • Twee kerstavond-vertellingen. De man met de ster; De veerman en zijn duivekater (1950)
  • Simon en Johannes (1952)
  • Vlucht naar het eiland (1953)
  • Het witte rendier (1958)
  • De vogels van mijnheer Dupont (1960)
  • Wijd was mijn land, mijn jeugd aan de Zaan (1883-1899) (1961)
  • De vuistslag (1961)
  • De zwarte madonna (1967)
  • Omnibus (Simon en Johannes/De vogels van mijnheer Dupont/De vuistslag) (1973)
  • De triomf van Roel de Knoet (1973)
  • Vlucht naar het eiland (Grote Letter Bibliotheek) (1975)
  • Het groot Sagenboek (1977)
  • Omnibus (Rinke Luit / Teun Dammers / De dijken breken) (1977)
  • Cor Bruijn streekromanomnibus (Vlucht naar het eiland / De zwarte madonna / Simon en Johannes) (1977)
  • De marskramer en andere verhalen (1979)
  • Cor Bruijn omnibus (De vogels van mijnheer Dupont / Simon en Johannes) (1982)
  • Vlucht naar het eiland: omnibus (heruitgave van 'Cor Bruijn streekromanomnibus') (1988)
  • Nederlandse sagen en volksverhalen (heruitgave van 'Nederlandse sagen') (1989)
  • De voetreis naar Sneek (2004)


Voor kinderen

  • De oorlog. Vertellingen voor oudere kinderen (1909)
  • Langs den Waterkant. Een half jaar uit het leven van een Hollandschen jongen (1917)
  • Keteltje in de Lorzie (1921)
  • Keteltje in het veerhuis (1922)
  • Het vonkende vuur (1924)
  • Michel de Strooper. Een verhaal uit de Hessische bergen (1926)
  • Rinke Luit, de vroolijke veerman (1928)
  • Keteltje's thuisvaart (1930)
  • Teun Dammers, de boer van 'Landzicht' (1932)
  • 'De Valk' zeilt uit (1934)
  • De dijken breken (1936)
  • Greetje en Groetje. Avonturen van een meisje en een eekhoorn (1939)
  • Sijtje (met M. Bruijn-de Vries) (1940)
  • Kinderen van het eiland (1943)
  • De stroper uit de oude molen (heruitgave van 'Michel de Strooper') (1945)
  • De zwerftocht van Egge Jan Korse (3 delen) (1951)
  • Bram en Aart op zomervaart (1954)
  • Lasse Länta. Een verhaal uit Lapland voor de jeugd (1955)
  • Odysseus, de grote zwerver. Homerus' Odyssee bewerkt voor jong en oud (1955)
  • Jason en het Gulden Vlies. Bewerkt voor jong en oud (1955)
  • Wonderverhalen uit de 1001 nacht (1956)
  • Nils Eira en zijn kinderen. deel 1. Geroofd van het eiland (1959)
  • Nils Eira en zijn kinderen. deel 2. De vlucht naar Kautokeino (1960)
  • Nils Eira en zijn kinderen. deel 3. Toen de boshaan riep... (1960)
  • Nils Eira en zijn kinderen. (3 delen in 1 band) (1961)
  • Keteltje (Keteltje in de Lorzie / Keteltje in het Veerhuis / Keteltjes thuisvaart) (1961)
  • Australië doe open. deel 1. In de greep van de wildernis (1962)
  • Australië doe open. deel 2. Aan de wildernis ontworsteld (1963)
  • Een Robinson van twaalf jaar. Een oud Frans verhaal van Madame Mallès de Beaulieu. Opnieuw verteld voor jongens van 10-12 jaar (met A.L.C. Beekman) (1961)
  • Omnibus (Riunke Luit/Teun Dammers/De dijken breken) (1961)
  • Het grote geheim. Een lente-avontuur met Hipstok (1964)
  • Ik wil overschoenen. Een zomeravontuur met Hipstok (1965)
  • Jops. deel 1. Jops grote reis (1965)
  • Jops. deel 2. Jops en de paardeman (1965)
  • Jops. deel 3. Jops in de sneeuw (1965)
  • Jops. deel 4. Muziek op het eiland (1965)
  • Jops. deel 5. Het nieuwe oude dorp (1966)
  • Aan het einde van de wereld (1968)

Schoolboeken

  • Langs opwaartsche wegen. De geschiedenis van het Nederlandsche volk voor de hoogere klassen van de lagere school (4 delen) (met N. Tj. Swierstra) (1925-1929)
  • Het zaakonderwijs (1926)
  • Uit het Sagenland. Leesboek voor de hoogere klassen der lagere school (3 delen) (met Nienke van Hichtum) (1927-1929)
  • Teekenmethode voor de lagere school (5 delen voor de onderwijzer/4 delen voor de leerling) (1930)

Toneel

  • Sneeuwwitje; toneelspel voor de jeugd in verzen (1909)
  • De verwoester. Toneelspel in drie bedrijven (1912)
  • De oude strijd. Een treurspel in verzen (geschreven in 1913, nooit uitgegeven)
  • Prinses Eline. Sprookjesspel (in verzen) in vier bedrijven (gestencild, 1935)

Overige non-fictie

  • Onderwijs en gemeenschappelijk grondbezit (1907)
  • De opvoeding tot geluk. Een lezing (1910)
  • Het spel der kinderen (1910)
  • Het zaakonderwijs (1926)
  • Inleiding in Jan Ligthart, Pädagogik des vollen Lebens (1931)
  • Nienke van Hichtum. Bibliographie samengesteld ter gelegenheid van de tentoonstelling, gewijd aan haar nagedachtenis (1939)
  • Ons Hilversum. Hoe het ontstond, hoe het groeide (1957)
  • De verhouding Ligthart-Van der Ley (1959)

Vertalingen/bewerkingen

  • Berthold Otto, Mijn kleine Helga. Een boek voor jonge ouders en kindervrienden (1912)
  • Theodor Storm, De man op de schimmel (1954)
  • Elly Jannes, Elle Kari, het meisje uit Lapland en haar hond Tjappo (1956)
  • Astrid Bergman, Mickie, het vosje (1957)
  • Lilli Koenig, Gringolo. Een diergeschiedenis (1957)
  • E. Wustmann, Ingrid en de beer. Belevenissen van een Zweeds meisje (1957)
  • Conrad Ferdinand Meyer, De heilige (1964)


Vertaald:

  • 'Keteltjes thuisvaart' werd in het Duits vertaald.
  • 'De dijken breken' werd vertaald in het Zuidafrikaans.
  • 'Greetje en Groetje' werd in het Duits vertaald.
  • 'Sil de strandjutter werd vertaald in het Deens ('Strandensfolk', door door Clara Hammerich, 1942), Duits, Fins, Frans, Italiaans, Noors en Zweeds.
  • 'Arjen' werd in het Duits vertaald.
  • 'Wendelmoet' werd vertaald in het Duits.
  • 'Heert, mijn zoon, waar ben je?' werd in het Duits vertaald.
  • 'Lasse Länta'werd vertaald in het Duits en het Portugees.
  • 'Odysseus, de grote zwerver' werd vertaald in het Afrikaans.
  • 'Jason en het Gulden Vlies' werd vertaald in het Afrikaans.
  • 'Het witte rendier' werd vertaald in het Duits.
  • 'De vogels van mijnheer Dupont' werd vertaald in het Duits.
  • 'Australië doe open' werd vertaald in het Duits.
  • 'Aan het einde van de wereld' werd vertaald in het Duits.
  • Lasse Länta: eine Erzä̈hlung aus Lappland (Duitse vertaling van 'Lasse Länta' door Bruno Loets) (1981)
  • Letjučyj hollandecʹ: niderlandsʹki sahy i lehendy (Oekraïense vertaling van 'Nederlandse sagen' en 'mooiste Nederlandse sagen en legenden') (2003)

Tijdschriften

  • Cor Bruijn publiceerde gedichten in 'De Blijde Wereld' en 'Vrede'.
  • Cor Bruijn publiceerde artikelen over onderwijs(hervorming) in o.a. 'De Boeg', 'Het Kind', 'School en leven', 'Pedagogische Studiën', 'Schoonheid in opvoeding en onderwijs', 'Das werdende Zeitater' en 'Minerva'.

Over Cor Bruijn

  • Een biografie(tje) van Cor Bruijn in 'Zesentwintig biografieën' door Ed. Hoornik, Bert van Eyk e.a. (1949)
  • Dr. C.G.L. Apeldoorn e.a., 'Cor Bruijn - Sil de strandjutter' (Nederlandse keur 13)
  • Fem Bijlsma, 'Cor Bruijn' (1977)
  • Een bijdrage over Cor Bruijn in 'Lexicon van de jeugdliteratuur' door F.T. Bijlsma (september 1982)
  • Margreet Bruijn, 'De man achter Sil: over Cor. P. Bruijn als idealist, onderwijspionier en schrijver, 1883-1978 (1984)
  • BeaRos schreef een bijdrage voor het 'Lexicon van de jeugdliteratuur' over NAnslijnNz (1990)
  • 'Het streekgebonden idealisme van Cor Bruijn' door Nelleke Nieuwboer in 'Boekenpost 13' (september/oktober 1994)
  • Wim Zaal nam in 'De buitenbeentjes. 36 schrijvers die ik heb gekend' (1995) een hoofdstuk over Cor Bruijn op.

Diversen: (Zonder een schijn van volledigheid)

  • 'Arjen' werd in 1947 voor toneel bewerkt.
  • 'Sil, de strandjutter' werd in 1966 en 1973 bewerkt voor het toneel en voor televisie in 1976.
  • Fem Bijlsma, Cor Bruijn (1977)
  • Sil Droeviger uit 'Sil de strandjutter' werd door Inez van Eijk en Rudi Wester beschreven in hun 'Honderd helden uit de Nederlandse literatuur'.
  • 'Sil de strandjutter' werd in 2001 bewerkt voor toneel. Het werd, geregisseerd door Anke Boerstra, met als titel SIL, gespeeld op het strand van Terschelling tijdens het Oerolfestival 2001.


Literaire prijzen

  • Prijs van het Departement van Volksvoorlichting en Kunsten 1943 (Hij heeft de prijs niet aanvaard).
  • Prijs voor het beste kinderboek 1955 voor 'Lasse Länte'.


Cor Bruijn was lid van de jury voor de prijs Latent talent 1965.


Opmerkingen

  • Cor Bruijn was de oudste zoon in een kruideniersgezin met tien kinderen.
  • De vader van Cor Bruijn was voorzitter van de amateurtoneelvereniging 'Oefening kweekt kennis'.
  • Cor Bruijn volgde de normaalschool in Zaandam en de Rijkskweekschool in Haarlem.
  • Cor Bruijn trouwde op 18 september 1907 met Maartje de Vries
  • Cor Bruijn was van 1906 tot 1916 onderwijzer aan de humanitaire school in Laren. Daarna was hij hoofd van de Hilversumse Schoolvereniging. In 1942 legde hij zijn functies om gezondheidsredenen neer en wijdde zich geheel aan het schrijven. (een zwakke gezondheid dus, maar hij werd wel 95!)
  • Cor Bruijn woonde het grootste deel van zijn leven in het Gooi, maar in zijn hart bleef hij Zaankanter.
  • In Hilversum woonden ze op Eikenlaan 27 (nu nummer 59).
  • Al onderwijzer heeft Cor Bruijn zich ingezet voor de vrije ontplooiing van kinderen. Hij was actief in de ontwikkeling van de Jenaplanscholen en voelde zich ook aangetrokken tot de ideeën van Jan Lighthart.
  • Voor volwassen schreef hij sociale, historische en streekromans. Al zijn werk is geschreven vanuit een christelijke levensvisie.
  • Met zijn gezin bracht hij vele jaren de vakantie op Terschelling door.
  • Tijdens de Tweede Wereldoorlog schreef Cor Bruijn een trilogie tegen de dictatuur ('Vreemde macht', 'Vrijheid!' en 'Ochtendschemering). Hij liet deze trilogie spelen in de tijd van Karel de Stoute, maar hij had het eigenlijk over de bezetting in de Tweede Wereldoorlog. De boeken verschenen na de oorlog.
  • De boeken van Cor Bruijn werden o.a. geïllustreerd door J.H. Isings, Anton Pieck, Jos Ruting en Ger Sligte.
  • Op 2 november 1961 wijdde het radipprogramma 'Dit is uw leven' een aflevering aan Cor Bruijn.
  • Op 22 juni 1967 werd in Utrecht een school naar Cor Bruijn genoemd, De Cor Bruijnschool staat aan de Duurstedelaan 22. Cor Bruijn was (84 jaar oud) bij de opening aanwezig. Op het schoolplein staan speelplastieken, gemaakt door A. Dresmé, met voorstellingen uit 'Lassa Länta' en uit 'Keteltje'
  • In Wormerveer is een 'Cor Bruijnweg'.
  • Zijn dochter Margreet Bruijn (1916) schreef kinderboeken.
  • Cor Bruijn overleed 's nachts, in zijn slaap. Op 20-11-1978 werd hij begraven op begraafplaats Zuiderhof (graf 12-40). In juni 1997 werd hij herbegraven op de Algemene Begraafplaats aan de Bosdrift in Hilversum (graf I-II-I2).


Bronnen o.a.

  • Geschenk (1932)
  • C. Buddingh', Encyclopedie voor de wereldliteratuur (1954)
  • Paspoort voor de lezer. Nederlandse & Vlaamse auteurs van nu (1968)
  • Fem Bijlsma, Cor Bruijn (1977)
  • Lexicon van de moderne Nederlandse literatuur (1978)
  • Querido's letterkundige reisgids van Nederland (1982)
  • Lexicon van de jeugdliteratuur (september 1982)
  • Hun laatste rustplaats (1985)
  • Bea Ros schreef een bijdrage voor het 'Lexicon van de jeugdliteratuur' over NAnslijnNz (1990)
  • Margreet Bruijn, 'De man achter Sil (1984)
  • Spectrum Nederlandstalige auteurs (1985)
  • Nederlandse literaire prijzen 1880-1985 (1986)
  • Winkler Prins lexicon van de Nederlandse letterkunde (1986)
  • Boekenpost 13 (september/oktober 1994)
  • Joke Linders e.a., Het ABC van de jeugdliteratuur (1995)
  • Encarta '98 (1997)
  • Hans Heesen e.a., Waar ligt Poot? (1997)
  • Schrijvers.2000 auteurs van de 20e eeuw van A tot Z (2002)
  • Website van de Koninklijke Bibliotheek (t/m 32 Fem Bijlsma van 209)