Robinson Crusoe 2.0

Kort verhaal, 29 oktober 2016

Robinson Crusoë 2.0.



Bud was groot, extreem sterk en niet erg snugger. Je zou hem een dommekracht kunnen noemen. Voor ons honderd procent betrouwbaar en van onschatbare waarde.

Willy was een stuk kleiner, bewegelijk, extreem slim en moeilijk te peilen. Bud was onverstoorbaar en volstrekt voorspelbaar, Willy had zijn nukken.


Ieder van onze groep had tijdens de voorbereidingen twee robots onder zijn of haar hoede gekregen. De bedoeling was dat we er een band mee opbouwden. Voor Bud was dat niet zo ingewikkeld. Maar Willy was een ander verhaal. Om niet bij voorbaat onrust te creëren had de leiding ons op het hart gedrukt niet te vertrouwelijk te worden met onze robotvrienden. Bud vond het al gauw goed, maar Willy wilde steeds weer het naadje van de kous weten. En hij kon echt boos worden als ik niet op al zijn vragen een bevredigend antwoord gaf. Soms omdat ik het antwoord gewoonweg niet wist, soms omdat een eerlijk antwoord niet wenselijk was. En Willy had heel veel vragen. Goeie vragen.


De selectie was extreem. Terecht, want ook de opgave die ons te wachten stond was extreem. Uiteraard moesten we lichamelijk topfit zijn. Maar belangrijker nog was de kwaliteit van ons DNA. En uiteraard moest het psychisch kloppen. Ik zal hier niet de lijst met karaktertrekken opsommen waarop we, langdurig en onder de meest bizarre omstandigheden, werden getest. Laat ik zeggen dat de kandidaten die zich in opvallend grote aantallen hadden aangemeld, met bosjes, wat zeg ik met bossen afvielen. Van de 10.000 geïnteresseerden die door de pre-screening kwamen, bleven er uiteindelijk, na nog een paar selectiemomenten, 100 over die het eindprogramma van vijf jaar instroomden. Van die 100 zouden er uiteindelijk 20 op weg gestuurd worden.


Onze robotvrienden openden de expeditie. Als kwartiermakers, zodat de elementaire voorzieningen beschikbaar waren als wij arriveerden. Zoals een veilig onderkomen inclusief de basale infrastructuur. Het afscheid was bijna ontroerend. Er was onmiskenbaar een band ontstaan. Met name de EEA’s, waarmee de meest geavanceerde robots zoals mijn kleine Willy werden aangeduid, waren bijna net zo geroerd als wij. EEA staat voor Emotion Extended Android. Een verhaal apart.


Sinds onze aankomst hebben we heel wat horrormomenten meegemaakt in dit van god en alleman verlaten theater van de vergane lach, maar een week geleden was het wel heel heftig. Tot mijn schrik realiseerde ik me dat ik niet lang meer moest wachten met het noteren van mijn ervaringen. Op papier. Ja lezer, wie je ook bent en wanneer je dit ook onder ogen zal krijgen, het staat er echt: papier.


In een high-tech-omgeving die de mensheid honderden miljarden heeft gekost en die een leger van de allerknapste koppen decennialang speelplezier en nachtmerries heeft opgeleverd, zit ik hier achter een klein werkblad met voor me een stapel blanco, ongelinieerde cahiers, waarvan de eerste nu net iets van haar maagdelijkheid heeft moeten prijsgeven.


Naast de cahiers een flinke verzameling potloden, de meeste hardheid F, een puntenslijper en een voorraad vlakgum. Hoe lang ik ermee toe kan weet ik niet. Maar misschien hoef ik niet zo zuinig te zijn. Zeker na de gebeurtenissen van vorige week lijkt het me niet uitgesloten dat de hele situatie snel verder verslechtert. Onze vrienden hebben zich tegen ons gekeerd lijkt het. Noem het sabotage. Onze missie wankelt. We hebben geen antwoord.


Een van de vele vragen die ons tijdens de voorbereiding van onze missie werd voorgelegd, luidde: wat ga je doen tegen verveling? We kregen drie dagen bedenktijd. Niet veel voor het levensgevaarlijke avontuur dat we tegemoet gingen. Maar volgens onze coaches moest je dit soort vragen niet te lang voor je uitschuiven. Perfecte antwoorden waren er niet. Niemand kon voorspellen hoe een mens zich na 1, 10, 20 jaar zou voelen in de dodelijke woestijn waar we sinds twee maanden in bivakkeren, of eigenlijk onder bivakkeren.


Onze coaches waren hier eerlijk in. Zo’n vraag moest je volgens onze projectpsychologen bij voorkeur wat intuïtief benaderen. Doen wat je gevoel je ingeeft. Naarmate keuzes belangrijker en ingrijpender worden, moet je meer emotie toelaten. Intuïtie. Een nieuwe boorhamer kun je nog wel rationeel kiezen. Het aantal criteria is beperkt en het aanbod overzichtelijk. Maar bij de aanschaf van een huis, van een kunstwerk of van een partner (grapje, maar dat had je al begrepen), kom je er niet met het plaatsen van vinkjes.


Hoe denk je verveling te voorkomen? Het leek even een onzinnige vraag. We werden nota bene voorbereid op een volstrekt nieuw leven op een plek die wereldwijd tot de verbeelding spreekt, op Mars, de Rode Planeet, de ijskoude buurman van de Aarde. Een wedergeboorte.


Vervelen was wel het laatste waar we bang voor waren. Wij gingen een avontuur tegemoet dat zijn weerga niet kende in de geschiedenis van de mensheid. Wij gingen onze aardse wieg, het paradijs, verlaten. Niet omdat we hadden gezondigd, hoewel? Daar moet ik toch nog eens over nadenken. Ik zal het onderstrepen, dan kan ik er t.z.t. nog eens op terugkomen. Deo volente….


Hoe dan ook, wij gingen het aardse paradijs verlaten met de niet geringe opdracht een nieuw paradijs te creëren. Op Mars! Hoe verzin je het? Maar ja, dit was dus ook typisch zo’n keuze waarbij emoties de boventoon voeren. Als je, zoals ik, je hele leven al gegrepen bent door de avonturen van Robinson Crusoë, als je ziet hoe de aarde één voor één haar geheimen moet prijsgeven, als het beklemmende gevoel bezit van je neemt dat de wereld een druk-op-de-knop open boek wordt, een grote betonwoestijn, een mierennest, en dan komt het moment dat je de kans krijgt om in de voetsporen van je held te treden, dan is het niet helemaal onbegrijpelijk dat de ratio het nakijken heeft. Zelfs, of juist, bij zo’n schokkende keuze.


En het klinkt misschien bizar, maar zelfs het feit dat het om een one-way-ticket ging, had geen enkele invloed op mijn keuze. Het avontuur van het extreem onbekende en de uitdaging om uit rood stof een nieuwe wereld te boetseren voedden een bijna euforisch pioniersgevoel waarin geen plaats was voor angsten, bezorgdheid en aarzeling.


Uiteraard hadden we een grenzeloos vertrouwen in de bedenkers van dit alles dat ze ‘niet over één nacht ijs waren gegaan’. We zouden niet als een stel verschoppelingen op een vlot gezet worden. Geen Fatal Coast 2.0, Australië als dumpplek voor Engelse boeven.


Terwijl ik dit schrijf kan ik het niet laten met enige regelmaat naar het langzaam pinnende beeld van een surveillancecamera op de projectiewand van mijn cabine te kijken. We voelen ons hier niet veilig meer. Er is te veel gebeurd. Het beeld is niet erg opwindend. Een troosteloos kaal landschap. Zo dood als een pier. Okerkleurige, zandige duinen. Marszand, zeg maar roestpulver. Ik staar naar het scherm en ik realiseer me dat er weinig over is van mijn Robinsongevoel. Ik hoop dat onze EEA’s op dit moment, ergens, aan de oplader liggen zodat we even rust hebben. Onze site wordt bewaakt door camera’s maar daar zijn er vorige week enkele van buiten werking gesteld. En de bewakingssatellieten boven ons kunnen ’s nachts niet veel.


Wat is er in godsnaam gebeurd met onze trouwe assistenten? Ze hebben ons de afgelopen tijd een hoop ellende bezorgd. We waren tamelijk machteloos. We hebben van alles tot in den treure geoefend, maar een robotopstand zat niet in het grote draaiboek. We hebben wapens, heel beperkt, en uitsluitend bedoeld voor het beslechten van extreme situaties binnen onze groep. Op wie zouden we hier verder moeten schieten? Toch niet op onze robots, die we zo hard nodig hebben om onze plannen te realiseren!


Het had overigens allemaal nog veel erger kunnen zijn. Het lijkt erop dat onze vrienden zich nog inhouden. Dat zou ook zo moeten zijn omdat ze opereren op basis van enkele ingebouwde basisregels. Een soort robotethiek. Maar wat bezielt ze? Wat hebben wij hen misdaan? En zijn de basisregels sterk genoeg om de emoties onder controle te houden?


Na de vraag over de verveling een tijdje te hebben laten borrelen, liet ik mijn coach weten dat ik, eenmaal op mijn nieuwe plek onder de zon, graag mijn ervaringen en gedachten op papier wilde zetten: letterlijk. Ik vroeg om potlood en papier. Niet erg rationeel, leek het, maar dat hoefde dus ook niet. Iets in mij zei me dat we weliswaar in een super-high-tech project zaten maar dat dat vroeg of laat ook wel eens een zwakte zou kunnen zijn. Ondanks alle verkenningen, voorbereidingen, experimenten, roadmaps, scenario-analyses, etc. zouden wij uiteindelijk worden achtergelaten op een totaal vreemde wereld, een wereld die, vergeleken met de andere hemellichamen in ons zonnestelsel, misschien nog wel het meest op Moedertje Aarde lijkt, maar die gelijkenis is uiteraard nogal relatief.


Vergeleken met de Aarde is Mars een onheilspellende woestijn waar leven onmogelijk is, tenzij je je omringt met geavanceerde en duurzame voorzieningen. Aards leven heeft nu eenmaal een aardse evolutie doorgemaakt die overleven op aarde mogelijk maakte. Op een bestaan op Mars zijn we biologisch en waarschijnlijk ook sociaal en psychologisch totaal niet voorbereid. Maar Robinson Crusoë was ook niet echt voorbereid.


Schrijven met potlood en papier. Om op de meest elementaire wijze dingen te registreren die wellicht ooit nog hun waarde zouden kunnen bewijzen, maar meer nog om mezelf te vermaken mijn brein en handen op een creatieve wijze bezig te houden.


Eerlijk gezegd was ik er nog niet aan toe gekomen. Er gebeurde de afgelopen maanden te veel en te snel.


De reis verliep volgens plan. We arriveerden met twintig personen, evenveel mannen als vrouwen. Onze Mars Transporter, die voor deze gelegenheid de Musk 1 was gedoopt als eerbetoon aan de op hoge leeftijd overleden pionier van het interplanetaire koloniseren (wiens eigen project overigens jammerlijk was ontspoord), was keurig geland op een door onze robots aangelegd landingsplatform en vervolgens op zijn zij gelegd. Ons eerste ‘buitenverblijf’. Van daaruit hadden we goed zicht op de omgeving en startten ook de eerste verkenningstochten.


Zonder een kunstmatige atmosfeer is Mars vrijwel direct dodelijk. Onze robots hadden ook een ondergronds verblijf gebouwd waar we, goed afgeschermd tegen de intensieve en gevaarlijke ruimtestraling, een groot deel van de tijd doorbrachten met een veelheid van taken. Deels technisch, deels wetenschappelijk, deels recreatief. Hoezo verveling?


Onze domme en geavanceerde robots hadden samen goed werk verricht. De EEA’s zijn zelfs zo geavanceerd dat ze vooralsnog alleen buiten de aarde ingezet mogen worden. Hun ontwikkeling was één van de belangrijkste oorzaken van de enorme vertraging van het hele project. Het ondergrondse onderkomen is uitstekend zonder beschermende kleding bewoonbaar. En alle noodzakelijke voorzieningen waren aanwezig en functioneerden. We hadden de slimmeriken graag een complimentje gemaakt en ze vervolgens ingezet voor al de werkzaamheden die ons nog te wachten stonden. Groot was echter onze verbijstering toen we, na aankomst, moesten concluderen dat onze robots spoorloos waren verdwenen. Na een uitgebreide verkenning van de omgeving moesten we Mission Control op Aarde melden dat onze robotvogels gevlogen waren. Daar waren wij niet blij mee, maar Aarde nog veel minder. Besloten werd een van de verkenners die om Mars draaide, in te zetten bij de opsporing. Helaas zonder succes. Voet- en rijsporen werden steevast uitgewist door enorme stofstormen.


Dit was een flinke streep door onze rekening. We hadden de robots voor allerlei werkzaamheden heel hard nodig en dus werden de zoekacties uitgebreid. Met de robots bleken ook twee van de drie compacte nucleaire generatoren te ontbreken. Als onze robotvrienden ze hebben meegenomen kunnen ze nog lange tijd actief blijven. Op termijn zullen ze echter, net als wij, moeten omschakelen op zonne-energie. Ik vraag me af of ze in staat zijn die technologie zelfstandig operationeel te krijgen. Maar uitgesloten is het zeker niet.


Eerlijk gezegd heb ik geen idee wat er allemaal in hun brein zit, hoe intelligent ze echt zijn, welke informatie er in hun geheugens ligt opgeslagen, en, nog belangrijker, hoe snel ze zich los van hun menselijke ontwerpers kunnen ontwikkelen. Ik weet dat er een limiet is ingebouwd om het gevreesde singulariteitfenomeen te voorkomen. De exponentiële groei van kunstmatige intelligentie waardoor computersystemen in het algemeen en robots in het bijzonder de mens op het punt van intelligentie in een flits voorbij schieten. Wat ik niet weet is of de EEA’s ook zelf weten dat ze ‘op de rem staan’.


Essentieel in het hele verhaal is dat de robots, met name de EEA’s, autonoom moesten kunnen opereren om zelf te kunnen beslissen hoe in een bepaalde situatie te handelen. Besturing vanaf de aarde was geen optie. Afhankelijk van de afstand tussen Aarde en Mars kan het tot 24 minuten duren voordat een bericht aankomt. En dan weer 24 minuten wachten op een antwoord. Dat werkt niet, niet voor ons als planeetverhuizers en niet voor de robots. En dus moesten de robots die als eerste(n) naar Mars zouden gaan, menselijke ‘trekjes’ krijgen. En menselijke trekjes betekent, opmerkelijk genoeg, emotie. Mensen zonder emoties willen niks en doen niks. Er is geen drive.


Emoties impliceren neurale systemen voor straffen en belonen en, evolutionaire, ‘doelen’. Het duurde even voor er quasi-mensen waren gecreëerd. En toen kwamen uiteraard de protesten van de groepen die strijden voor human rights en dierenrechten. En ze hadden een punt: Willy zag er misschien niet helemaal als een mens uit, zeker niet als je hem openschroefde, maar wanneer ben je een mens? Ik heb met Willy gesprekken gehad die aanzienlijk dieper gingen dan met mijn vrienden of vriendinnen.


Zo was hij/zij zeer geïnteresseerd in het creëren van nageslacht. Op zijn vragen had ik geen antwoorden. Ik zie ineens mijn schutterende vader voor me toen ik als jochie met soortgelijke vragen op de proppen kwam.


Wat is dat? Het beeld op het scherm valt ineens weg. Ik schrik. Nieuwe ellende? Dan een nieuw beeld.


Daar, in close-up kijkt Willy mij aan. Willy, mijn kleine vriend. Een minuut lang geen beweging. Wat gaat er in hem om? Zijn mimiek is strak. Dan komt de lijn van zijn mond in beweging. Langzaam schudt Willy zijn hoofd. Dan zegt hij: ‘waarom hebben jullie ons verraden?’


Ik schrik. De vraag overvalt me. Zoals vragen van Willy me vaker hebben verrast. Maar nu moet ik met een antwoord komen. Misschien is er nog een kans om de hopeloze situatie waarin we terecht zijn gekomen, ten goede te keren.


‘Waarom hebben jullie ons verraden? Wat bedoel je daar mee, Willy?’


‘Jullie wisten dat we nooit meer naar Aarde zouden terugkeren. En dat hebben jullie ons niet verteld.’

‘Had dat verschil gemaakt, Willy?’

‘Dat had verschil gemaakt. Dan hadden we afscheid kunnen nemen van onze vrienden die zijn achtergebleven. Misschien hadden sommige(n) van ons ervoor gekozen om niet mee te gaan.’


Ik had niet veel tijd nodig om te begrijpen dat Willy gelijk had.


‘Ik begrijp het, Willy. Wij zijn onzorgvuldig en kortzichtig geweest. Wij zullen allemaal, ook Mission Control, onze excuses moeten aanbieden. Ik doe het bij deze. Mijn enige verdediging is dat we allemaal nog moeten wennen aan het idee dat jullie EEA’s een nieuwe levensvorm zijn die we moeten behandelen zoals wij willen dat wij behandeld worden. Het spijt me heel erg Willy.’


Willy knikt.


Ik zeg: ‘Laten we proberen de rijen te sluiten, Willy. Alleen als we samen optrekken hebben we een kans.’


Het scherm schakelt terug naar het panorama van de surveillancecamera.


Willy was te snel weg om te kunnen zien hoe hij op mijn boodschap reageerde. Of hij reageerde.


In de hoek van het scherm staat een datum. Op Aarde is het nu vrijdag. Heel even komt het Robinson Crusoë gevoel terug.


Hoeveel schriftjes zullen er onbeschreven blijven?



Espunt, 29 oktober 2016