Uit het kleine duimpje

Kort verhaal, 14 juni 2017

Uit het kleine duimpje


Ronald Giphart die samen met een robot, lees computer, een boek schrijft. Kan dat?

Nee.

Is het dan misschien een publiciteitsstunt? Ja.

Is dat erg? Hum.

Is het beter dan het schrijven van een kookboek? Dat wel.

Kun je kramp krijgen van het schrijven? Ja, maar vooral in je darmen.

Maar je schrijft toch niet met je darmen!

Nee, maar je schijt er wel mee en het verschil is niet groot.

En waar ik ook kramp van krijg is een boekhandel vol kookboeken.

Kun je ook kramp hebben in een arm die er niet meer is?

Ja, zelfs dat kan.


Schrijven is La Grande Guerre terugbrengen tot een scherf die amputatie van een rechterarm onvermijdelijk maakt zodat voortaan schrijven met links moet gebeuren en een aangepaste muis nodig is als de betrokkene onverhoopt een hoge leeftijd bereikt.


Schrijven is het ballonnetje van de schiettent dat je meekrijgt omdat je hebt gemist omdat je met één arm nu eenmaal minder goed mikt, en dat je dan opblaast tot een Zeppelin waar je met je kleinzoon instapt om naar verre werelden af te drijven.


Het grote klein, het kleine groot. Het onaanzienlijke een podium geven, het bijzondere aan de keukentafel zetten.


Klein Duimpje als Reus en de Reus als Klein Duimpje. Zoiets.


Dat vraagt om creatieve sprongen en een lenige geest. Mensenwerk dus. Moeilijk te sturen. Een mens wordt er blij van, een robot niet.


Je moet bereid zijn je mentale TomTom te negeren. TomTom, metafoor voor voorspelbaarheid. Zet er PoesPoes achter en de wereld ziet er gelijk een stuk minder saai uit.


Even weer focussen of gewoon ontnuchteren en we zijn bij Tom Poes.


Nu weer even loslaten en de wereld wordt niet alleen wat minder saai, maar zelfs aangenaam en opwindend als Gemma ongemerkt is binnengekomen met een smakelijke verrassing.


Hoe werkt het brein? Goeie vraag. Wie het weet mag het van mij zeggen.

Wat zeg ik? Die moet het zeggen!


Op de bekende tafel met nieuwe aanwinsten bij Technische Boekhandel Waltmann in Delft werd mijn aandacht onlangs getrokken door een boek met de titel: “How Mathematicians Think” van de Canadese hoogleraar William P. Byers.


De juichende recensies op de achterflap bleken nu eens wel terecht. Een intrigerend boek. De wiskunde is een breinfestijn van de hoogste orde. Daar kun je wat van leren als een formidabele gids als Byers je bij de hand neemt. Wat gebeurt er nu echt in dat wiskundewereldje? Hoe is dat machtige bolwerk ontstaan? Hoe doen die slimmeriken dat?


Wiskunde is volgens Byers meer, veel meer, dan het produceren van “bewijzen” door logische beweringen stap voor stap aan elkaar te plakken. Dat kan een computer ook.


Wat de computer niet kan, is uit paradoxen, ongerijmdheden, tegenstrijdige en botsende beginselen met een creatieve sprong een sleutel smeden waarmee geheel nieuwe kennisgebieden ontsloten worden.


Iedere tijd kent zijn eigen dominante paradigma. Ooit was de natuur een uurwerk. Later werd het allemaal evolutie. Tegenwoordig zijn we erg gecharmeerd van de computer en dus wordt alles een computer, inclusief de mens.


Eerst was de computer een metafoor voor het brein. Langzaam maar zeker verandert de metafoor in een soort werkelijkheid en wisselen brein en computer van plaats. Intelligentie is dat wat een computer kan. Dat ons brein anders werkt dan een computer en daardoor meer kan, raakt uit het zicht.


Maar ik zeg het Byers vol overtuiging na: de computer had op eigen kracht weinig terecht gebracht van de wiskunde, en van al die andere creatieve menselijke uitingen die opvallend genoeg alles te maken hebben met associaties, metaforen en het betreden van ongebaande paden. Terug in zijn hok, dat ding, en dan kunnen we er best een hoop plezier van hebben.


Terwijl ik mijn best doe om het betoog van Byers tot me door te laten dringen, vraagt eenandere informatiebron om aandacht. Uit de radio komt muziek die zo nu en dan de woorden van Byers even naar de achtergrond dringt. Na een tijdje wordt me duidelijk wat er aan de hand is. Het is een terugkerend thema dat mijn onderbewuste blijkbaar heeft herkend: stukjes Marseillaise. Vanaf dat moment wordt het onmogelijk om de muziek nog te negeren. Byers’ verhaal krijgt een schokkerig karakter en het kost me steeds meer moeite bij de les te blijven. Kanongebulder maakt een daverend einde aan mijn vergeefse poging tot multitasking. Dat was het dus. De Ouverture 1812 van Tsjaikovski. De overwinning van de Russen op Napoleon.

Vrijwel op hetzelfde moment komt mijn vrouw thuis. Ze heeft boodschappen gedaan in Garderen. Het weerzien krijgt een feestelijk karakter als er twee tompoucen tevoorschijn komen. Ook de nieuwe eigenaar van Bakkerij Schuiteman kent de geheimen van deze lekkernij. De zoete verrassing plaatst de dinsdagochtend gelijk in een heel nieuw licht en stuurt, naar spoedig zal blijken, mijn bestaan voor korte tijd zelfs een nieuwe richting uit. Want ik heb nog een appeltje te schillen met het gebakje. En dat schilletje wordt al snel een staartje.


Samen met de Bosse Bol en de echte Gevulde Koek behoort de Tompouce tot de smaakmakers van het gemene polderbestaan. Van dit drietal leent helaas alleen de Gevulde Koek zich voor publieke consumptie. Zowel de Bosse Bol als de Tompouce leiden bij het nuttigen tot een slagveld. Nico Scheepmaker schijnt ooit te hebben verklaard dat je een Tompouce niet zozeer moet opeten als wel demonteren. Ik deel die visie en al vaker had ik me voorgenomen om eens in deze problematiek te duiken.

Een eerste verkenning leverde gelijk al boeiende inzichten op. Er zijn door banketbakkers en anderen hele handleidingen geschreven over de benadering van het tompoucevraagstuk. Daniëlle Hermans, ooit mijn buurmeisje en later een succesvol schrijfster, vond ik op internet terug met zes verschillende strategieën. Na een korte verkenning besloot ik vast te houden aan mijn bekende haktechniek gevolgd door het samenvegen van klodders en brokstukken. Maar het werd me wel duidelijk dat zelfs een ogenschijnlijk eenvoudige opgave als het relaxed en genietend naar binnen werken van een Tompouce een opgave is die voor altijd buiten het bereik van de robot zal blijven. Een troostrijke gedachte mits we sterk in onze schoenen blijven staan en niet toegeven als de robot ooit begint te zeuren om een Tompouce en misschien wel te dreigen met een klacht bij het racismemeldpunt. Daar kun je op wachten, want die kunstjes leert ie natuurlijk wel. Heeft een robot soms geen rechten? Nee, tenzij we meegaan in het waanidee dat het een doorgemuteerde homo sapiens is. De blanke man van middelbare leeftijd krijgt tot nu toe steevast van alles de volle laag. Wat de Tompouce betreft moeten we dat maar zo houden lijkt me.



Zo verschenen Charles Sherwood Stratton, beter bekend als General Tom Thumb en Lavinia Warren op de voorpagina van Harpers Weekly na hun huwelijk op 10 februari 1863. Beiden traden op in het circus van Barnum. De favoriete outfit van de kleine man was die van Napoleon.





Tijd om de Tompouce te schenken waar hij historisch recht op heeft: een spatie. Van Tompouce naar Tom Pouce. “A small step for mankind” maar een nog veel kleinere stap voor Tom Pouce. Is dat creatief of niet? Het grote klein, het kleine groot.


Volgens de befaamde fijnproever Johannes van Dam komt de naam tompouce rond 1875 voor het eerst voor in vaderlandse receptenboeken. Eerder had het Amerikaanse Circus Barnum ook ons land aangedaan met in de hoofdrol Charles Sherwood Stratton, een volmaakt minimensje en een rasartiest van een meter die optrad onder de naam General Little Thumb. Voor de Europese toer omgedoopt in General Tom Pouce. Op 10 februari 1863 trouwde hij Mercy Lavinia Warren Bumpus. Ook klein en ook in het circus van Barnum. Veel succes had de generaal in zijn rol als Napoleon. Ook klein, maar zo klein? Daar dacht de keizer in zijn goede tijd ongetwijfeld anders over.


Overigens hadden we hier zelf ook zo’n showdwerg: de Fries Jan Hannema die in 1839 werd geboren en vanaf 1845 optrad onder de naam: Admiraal Tom Pouce (in de rol van admiraal Tromp). Waar een klein land groot in kan zijn! Men vermoedt dat een Amsterdamse banketbakker in diezelfde periode bedacht heeft dat hij het gebakje met de naam tompouce een leuke push kon geven. Daarbij moeten we wel aantekenen dat het gebakje zeker geen Hollandse uitvinding is. In het licht van het voorgaande is het misschien aardig om te weten dat het lekkers in het buitenland, onder meer in Rusland, een napoleon wordt genoemd…












PS

"This is a truly exceptional work. In an almost gripping tour de force.” Ik hoop dat er ooit nog iemand iets dergelijks over mijn werk zal schrijven. Wie weet zelfs wel op deze site. Maar vooralsnog betreft het een van de vele lovende recensies van het boek van William P. Byers.

En Tom Poes dankt zijn naam aan Phiny Dick. Tijdens een bezoek aan de banketbakker viel haar oog op een tompouce. Zij stootte haar man Marten Toonder aan en zei: “Is Tom Poes geen goeie naam voor die strip waar je mee bezig bent?” Een computer had het kunnen bedenken. Had. Want waarom zou hij/zij/het?


Espunt, 14 juli 2017