Kortsluiting

Kort verhaal, 8 mei 2017

Kortsluiting







Er was gewaarschuwd. Code oranje. Maar dat het zo bar zou worden. En zo snel. Nog geen half uur geleden begonnen de toppen van de bomen wat te bewegen. En nu braakt de hemel vuur en is de verwoestende aanval op de aarde in alle hevigheid losgebarsten.


Bliksemstralen zoeken hun grillige weg omlaag. In een moordend tempo en met een hels kabaal. De jongen en het meisje in het busje zwijgen. Boven hun hoofd klinkt angstaanjagend krijgsgeroffel. Naast hen knipoogt het verlaten tankstation nerveus. Over elkaar heen vallende donderslagen onderbroken door het vraatzuchtige gesnerp van nabije voltreffers maken een gesprek praktisch onmogelijk. En als de hemel even zijn adem inhoudt, zijn er nog altijd de monsterlijk grote hagelstenen die het dak van hun schuilplaats teisteren en die hen dwingen tot een lijdzaam en zwijgend afwachten.


Hij heeft haar twee weken geleden ontmoet op een feestje van zijn beste vriend. Vriendin van diens zus. Het leek haar wel leuk, het partijtje dat zijn rugbyteam vanavond gaf. Een mooie meid waar hij meer indruk mee maakte dan met de wijze waarop hij invulling gaf aan zijn taak als half-back. Ze was gezellig maar ook wat afstandelijk. Er was niet echt een klik. Ze had duidelijk meer belangstelling voor een paar van zijn maten. En om het dan maar op een zuipen te zetten was geen optie. Hij had beloofd haar weer heelhuids thuis te brengen.


Op de terugweg werden ze overvallen door het noodweer. Ze besloten bij het oude tankstation te wachten tot de uitzinnige bui was overgetrokken. Rukwinden, overstroomde weggedeelten en vooral het totale gebrek aan zicht, maakten verder rijden onverantwoord. Overal dreigde het gevaar van gevelde bomen of omver gesmeten masten waar je zo maar tegenaan knalde, nuchter of niet.


‘Zo lang we in de bus zitten kan ons niks gebeuren,’ zegt de jongen.


‘Waarom niet?’ vraagt het meisje.


‘Kooi van Faraday,’ antwoordt de jongen zonder enige aarzeling. Toch nuttig dat abonnement op Kijk, bedenkt hij. Het meisje is onder de indruk en vraagt niet verder.


Opluchting, want zo simpel is die kooi van Faraday nu ook weer niet. De jongen denkt: een beetje cool optreden dan wordt het misschien toch nog wat.


‘Het is hier een beetje vreemde plek geworden,’ zegt de jongen.


‘Hoe dat zo?’ zegt het meisje wat onzeker.


‘Het tankstation is al jaren niet meer in gebruik. De eigenaar hield het na een hoop geworstel voor gezien. Aan de andere kant van de grens was de brandstof goedkoper. Op een dag was hij ineens weg. Spoorloos verdwenen. Telkens als er iemand opdook die interesse toonde om de toko over te nemen, gebeurde er wel weer iets vreemds waardoor zo’n kandidaat afhaakte.’


‘Hoe weet je dat?’ vraagt het meisje.


‘Ons krantje stond er vol van.’


‘Is de achterdeur van de bus op slot?’ vraagt het meisje als het even wat rustiger is.


‘Hoezo?’ zegt de jongen verbaasd.


‘Ik dacht dat ik net iets hoorde,’ zegt het meisje wat aarzelend.


‘Je bedoelt dat er misschien een verstekeling aan boord is geklommen?’ zegt de jongen een beetje plagend. ‘Hier en nu?’


‘Nou ja, ik vind het hier niet echt gezellig,’ zegt het meisje.


‘Ach,’ zegt de jongen nonchalant, ‘je moet maar zo denken, op ongezellige plekken is het nooit erg druk. Als hier iemand heeft staan wachten op een lift dan heeft ie vast wortel geschoten. Hier stopt al heel lang niemand meer.’


‘Laat maar. Ik heb het me vast verbeeld. Het is ook zo’n vreselijke herrie. Heb jij trouwens gezien welke brandstofprijzen er op dat bord stonden?’


‘Ik heb geen bord gezien.’


‘Toen we hier aan kwamen rijden. Twee bliksemflitsen, pal achter elkaar. Bij de eerste zag ik het bord, bij de tweede een prijs. Volgens mij van diesel.’


‘Boeien.’


Het meisje laat zich niet afbluffen.


‘1,17. Kan dat?’


‘Vreemd. Het zit in de buurt van de huidige prijzen. Maar dan is het wel een erg scherpe prijs. Ach, wat een onzin, die tent is al zeker vijf jaar dicht. Waar gaat dit over?’


‘Okay,’ zegt het meisje en zwijgt weer.


Na een tijdje zegt ze: ‘Ik sta op knappen. Ik moet echt ontzettend nodig piesen. Sorry hoor, ik kan er ook niks aan doen.’ Een dreunende ontlading legt haar het zwijgen op.


‘O, nee hè. Waarom moeten vrouwen altijd overal naar de wc? Kun je niet nog even wachten tot die bui over is? Als je nu naar buiten gaat, ben je in een paar tellen zeiknat. Excusez le mot’


‘Ik weet het. Maar ik hou het niet meer. Als ik niks doe, ben ik straks ook zeiknat. Excusez le mot.’


De jongen grinnikt en zegt: ‘Weet je wat, ik rijd naar de achterkant van het kantoortje. Daar was vroeger het toilet. Misschien is er een deur open. Ik zal de bus tegen die deur aan zetten, dan kun je misschien in een keer naar binnen springen.’


Het meisje beloont hem met een zoen.


De jongen rijdt het busje voorzichtig naar de plek waar ooit de deur naar het toilet zat. Die zit er nog. Sterker nog, hij is niet op slot. Het meisje opent de deur van de bus en aarzelt.


‘Ik wil niet moeilijk doen en ik ben ook geen angsthaas, maar hier durf ik echt niet alleen naar binnen. Wil je even met me meegaan? Please?’


‘Natuurlijk,’ zegt de jongen. ‘Ik heb geleerd dat je van de nood een deugd moet maken. Jij de nood, ik de deugd. Hoe vind je die?’


‘Kom nou maar,’ kreunt het meisje, ‘anders hoeft het niet meer.’


Ze springen naar binnen. Er staat water op de vloer. De jongen schijnt met de iPhone van het meisje omhoog. Zijn eigen mobieltje moet worden opgeladen. Overal komt water naar beneden.


‘Wacht je hier?’ zegt het meisje. Ze glipt een deur in. ‘Dit is het herentoilet,’ roept de jongen. ‘Fuck you,’ roept het meisje als hij begint te grinniken. De jongen doet een stap opzij omdat er een flinke straal in zijn nek loopt. Even ziet hij het meisje voor zich. Hij zet zijn fantasie acuut op nul als hij het geluid opvangt van een dieselmotor die op toeren komt. Iemand gaat er met de bus vandaar, schiet het door zijn hoofd.


‘Ik ben zo terug,’ roept hij. ‘Blijf daar.’


Er klinkt een gil. ‘Laat me niet alleen!’


‘Hou je stil,’ roept de jongen en rent naar buiten. De bus is weg. Hij loopt naar de voorkant van het tankstation waar de pompen staan. De bus staat bij pomp 3. Er steekt een slang in de brandstoftank. Er is niemand bij. Uit het gebouwtje klinkt opnieuw gegil. De jongen rent terug naar de plek waar hij het meisje heeft achtergelaten. Als hij met zijn iPhone het gangetje verlicht, staat ze daar, verstijfd van angst. Ze klampt zich aan hem vast en stottert: ‘Er was hier iemand. In het gangetje. Het klonk als een oude man. Ik hoorde hem zeggen: ‘U kunt bij de kassa betalen, dame.’


‘Kom mee,’ zegt de jongen, ‘naar de bus. We moeten hier weg.’


Het meisje stapt in. Hij hangt de slang op en stapt ook in.


Het begint buiten weer te spoken. Ze zwijgen. Zij rilt. Net als de diesel op gang is gekomen slaat de bliksem pal voor hun neus in. Op nog geen twintig meter afstand. Een verblindende flits en een enorme knal. Een knotwilg ontploft.


‘Kijk nou,’ zegt het meisje half in shock. ‘Een vuurbal. Ik zag iemand die hem onze kant op rolde. Een oude man. Ik zweer het je. O, mijn God, we moeten hier weg. Vlug. Rijden!’


‘Een bolbliksem,’ mompelt de jongen en denkt: hoe is het mogelijk? Wat gebeurt hier?


De vuurbal stuitert over het met onkruid overwoekerde parkeerplaatsje hun kant op en stopt vlak voor de bus. De bal begint te beven en te trillen, lijkt lichtsignalen uit te zenden, verandert dan van kleur en explodeert met een vreemd geluid.


De jongen steekt het contactsleuteltje in het slot. Wegwezen. Maar er gebeurt niets. Het mechaniek is dood. Geen reactie. Het meisje kijkt hem angstig aan.


‘Daar was ik al bang voor,’ zegt hij. Extreme magneetvelden. Daar kan de elektronica niet tegen.’


‘Het kwam van die oude man,’ snikt het meisje, ‘ik weet het zeker.’


‘Ik moet het systeem resetten,’ zegt de jongen.


‘Lukt het?’ vraagt het meisje even later.


‘Nee, het is echt foute boel.’


‘En nu?’


Er wordt op het portierraam getikt. Ze zien vage trekken van een oude man met een verwilderde blik. Een verwaarloosde baard en lange, natte slierten haar over zijn gezicht. Op zijn pet de ster met daarin de rode Total-T. Het meisje duikt weg. De jongen opent het portierraampje. Om hen heen een apocalyptische licht- en geluidshow.


‘Even de ontsteking kortsluiten,’ zegt de oude man. ‘En bij de kassa afrekenen. Het is nergens goedkoper.’ En weg is hij.


‘Hij is verdwenen,’ zegt de jongen. ‘Opgegaan in de lokale wanorde van ruimte en tijd. Kortsluiting. Dat kortsluiten was een goed idee.’


Even later verlaten ze de wonderlijke plek. Het meisje pakt de hand van de jongen en zegt: ‘Wegrijden zonder te betalen, dat kun je eigenlijk niet maken.’


‘Je hebt helemaal gelijk,’ zegt de jongen.


Hij legt zijn arm om haar schouder en trekt haar even tegen zich aan.


‘En weet je waarom niet?’


‘Nou?’


‘Omdat de tank toevallig wel vol is.’



Espunt, 8 mei 2017