Onze Paardenkastanje

Praatje van 28 augustus 2020

Onze Paardenkastanje


Paardenkastanje en boshutje. Als het gevaarte door zijn hoeven zakt dan wel graag als wij in Nootdorp zijn.



Thuis in Nootdorp is het zaak de voeten droog te houden. Als je enkele meters onder de zeespiegel rondwandelt, gaat dat niet vanzelf. Dat vraagt om dijken en gemalen. En dat kost energie. Als een van beide faalt hebben we een probleem. Dan kunnen we het dak op. Op het zand van de Veluwe, waar ons uitwijkhutje staat, is het een omgekeerde wereld. Daar worstelen we met een permanent tekort aan water. Nog niet eens zozeer voor het huishoudelijk gebruik, tandenpoetsen lukt nog wel, maar wel voor alles wat buitenshuis van water afhankelijk is. Ook dit jaar hebben we ons zandtuintje maar net kunnen behoeden voor de hitte- en droogtedood. En zonder groen is er ook voor het wriemelende, vliegende en kruipende grut geen aardigheid meer aan. Het was al flink minder dan vorige jaren. Heerlijk toch, geen wespen en muggen? Maar laten we niet te vroeg juichen.


Pal voor ons hutje staat een majestueuze paardenkastanjeboom. Hij/zij voelt zich al een tijdje niet zo lekker. Naar verluid gaat het niet goed met de kastanjes op de Veluwe. En niet alleen op de Veluwe. Paardenkastanjes hebben onder meer last van een nieuwe, dodelijke ziekte: de kastanjebloedingsziekte. Onderzoek heeft uitgewezen dat de boosdoener een bacterie is: de Pseudomonas syringae pv aesculi. Onze kastanje heeft voor zover ik kan nagaan geen plekken waar hij “bloedt”. Maar vorig jaar liet hij al vroeg in het jaar vrijwel al zijn bruine blad vallen alsmede al zijn nog kleine bolstertjes die eveneens bruin waren. We vreesden het ergste omdat een zieke boom eerder omvalt. Dat zou ons hutje niet overleven en wij ook niet. Gemma blijft dan ook wat eerder dan voorheen liever in Nootdorp als er harde wind wordt voorspeld.

Ik denk zelf dat onze Paardenkastanje geplaagd wordt door een andere belager: de paardenkastanjemineermot. Niet dodelijk maar wel erg onaangenaam.


Een recente bolster.


Dit jaar lijkt onze vriend(in) zich aanzienlijk beter te voelen. Ook een boom is een fraai en complex levend wezen met een arsenaal aan herstelmechanismen. Hij zit weer goed in het blad en de meeste bolsters zitten er nog aan en lijken hun kindertijd te overleefd te hebben. Het blad is niet overal meer knalgroen en ook de bolsters vertonen een bruine zweem. Maar dat kan natuurlijk een gevolg zijn van de recente periode van extreme hitte en droogte die hij voor zijn kiezen heeft gekregen.


Linksachter de paardenkastanje die ons in de nazomer 's nachts laat schrikken als er weer zo'n ruwe bolster op het dak van onze auto klettert of op het dak van ons hutje.



Al met al hebben we goede hoop dat als het weer een beetje normaal blijft doen, onze kastanjeboom straks dat zal doen waarvoor hij op aarde is: zorgen dat er nieuwe kastanjebomen komen waarvan sommige misschien al weer een beetje beter bestand zijn tegen de infecties en de nieuwe leefomstandigheden die er onmiskenbaar aankomen. Het grote probleem waar we helaas mee te maken hebben is dat de leefomstandigheden van onze kastanjeboom misschien wel te snel veranderen voor een wezen dat maar een keer per jaar de kans heeft nieuwe boompjes te planten. En dan ook nog met zware kastanjes die recht naar beneden vallen. Niet handig als je als soort op zoek moet naar nieuwe leefgebieden. Kleine beestjes doen dat sneller en heel kleine beestjes zoals bacteriën en virussen doen dat razendsnel. Dat zijn de superaanpassers. Vandaar de wel wat erg cynische berusting van sommige kennissen die zonder al te veel emotie uitleggen dat we gewoon weer terugkeren naar een wereld van micro-organismen waar misschien ooit wel weer iets macro’s uit evolueert. Dit is niet eens meer cynisme, het is puur nihilisme.

Ooit had ik te maken met een hoogleraar die nogal prat ging op zijn vrijdenkersvermogen. Het uitsterven van al die soorten hoefde volgens hem niet dramatisch te zijn mits we tijdig een DNA-database aanlegden van het genoom van al die verdwijnende levensvormen. Dan konden we alles wat we belangrijk of de moeite waard vonden op enig moment weer tot leven wekken. Jurassic Park, maar dan goed gemanaged. Vrijdenken is niet verkeerd, maar soms is doordenken nuttiger. En wie een beetje doordenkt beseft dat dit idee niet alleen onzinnig is maar ook getuigt van gevaarlijke hoogmoed.


Jeugdige paardenkastanje. Zo begint het. Meestal eindigt het hier ook mee.



In het voorjaar treffen wij zo hier en daar een pril kastanjeboompje aan. Vergeleken met de herfststortbui aan rijpe bolsters is de opbrengst gering. Maar zo werkt de natuur nu eenmaal. Als iedere kastanjeboom ieder jaar twee levensvatbare en succesvolle nakomelingen zou produceren, R = 2, zou de wereld in korte tijd bedolven worden onder kastanjebomen en hun kastanjes, quod non. Van kastanjeboom naar kastanjeboom is een lange weg bezaaid met gevaren en toevalligheden.


Maar de kans om een embryonaal boompje aan te treffen is aanzienlijk: een donkerbruine kastanje, netjes in de goede positie op de goede plek. Zo’n kastanje die begonnen is zijn harde schil af te werpen en in de vroege fase van het wortelschieten zit. Eerst omlaag, want de basis moet goed zijn. Maar vervolgens ook omhoog. Ergens in het midden de kastanje die langzaam wegkwijnt en na een tijdje niet meer herkenbaar is. Zijn belangrijke werk gedaan. Hoe mooi! Hoe kunstig! Hoe lang heeft het in de evolutie geduurd voordat dit kunstje was ingestudeerd? En als er een jaar geen opschietende kastanje wordt aangetroffen, is er altijd wel ergens een eikel die min of meer hetzelfde spel speelt.


Op de website van Jan van Dingenen troffen we veel interessants aan over de paardenkastanje. Zie hier. Hieronder een paar wetenswaardigheden met dank aan Jan.


In 1554 stuurt Ferdinand, keizer van het Heilige Roomse Rijk, de Vlaming Boesbeeck naar Constantinopel als ambassadeur bij Süleyman de Grote (1494 - 1566), sultan van het Ottomaanse Rijk. Het was Boesbeeck die West-Europa naast tulpen kennis liet maken met een andere plant uit het Ottomaanse Rijk, de paardenkastanje. Een boomsoort die gewaardeerd werd om zijn schoonheid maar die verder geen enkele waarde had.


1593 kwam medicus en botanicus Clusius naar Leiden als "Hortulanus" of "hoofd botanicus". Clusius had aan het hof van Ferdinand Boesbeeck leren kennen. Hij plantte in Leiden de eerste Nederlandse tulpen en hij heeft ook de aardappel, de schorseneer, de jasmijn en de paardenkastanje naar ons land gebracht. Als "hoofd botanicus" was zijn eerste verantwoordelijkheid het opzetten van een botanische tuin, de Hortus Botanicus, om (geneeskrachtige) planten te kunnen kweken en bestuderen. Een deel van de huidige Hortus Botanicus van de Universiteit van Leiden heet nog steeds de Clusiustuin en is een reconstructie van die uit 1593. De tulpenmanie die later in Holland ontstond, begon met tulpen die uit de tuin van Clusius gestolen waren!

Houtsnede uit het "Cruydeboeck" naar een tekening van Clusius.



Süleyman de Grote (1494 - 1566), Sultan van het Ottomaanse Rijk. Hij pikte van ons de Aya Sophia af maar we kregen er wel de paardenkastanje voor terug.




Nog even een curieuze uitsmijter, vrijwel geheel losstaand van het voorgaande. De esoterische en geneeskrachtige kant van de kastanje. De naam paardenkastanje komt waarschijnlijk uit Turkije waar boeren hun paarden van hoest genazen door hen de vruchten van de boom te voeren. Ook zigeuners gebruikten de vruchten als hoestmiddel voor hun paarden, en daarnaast als versterkingsmiddel voor drachtige merries.

Mensen vinden baat bij de paardenkastanjes als middel tegen allerlei kwalen, zoals spataderen, aambeien, een te hoog cholesterolgehalte en schimmelinfecties. Omdat de paardenkastanje de doorbloeding bevordert, helpt hij tegen jicht, reuma en rugklachten. De bloemen (de beroemde kaarsen) worden als tonicum gebruikt. De kastanjes worden bij voorkeur in een oneven aantal in de broekzak gedragen. De Duitse grootindustrieel Alfred Krupp had altijd drie paardenkastanjes op zak en dat heeft hem geen windeieren gelegd. Drie kastanjes in de broekzak zou overigens ook duizeligheid voorkomen. Oud volksgeloof wil voorts dat het dragen van de boom­vruchten geluk brengt: wikkel een geldbiljet om een paardenkastanje en doe het in een zakje. Het trekt geld en succes aan. Cruijff zou zeggen: je merkt het pas als je de zak vol hebt.


De paardenkastanje als geldboom. Het was voor mij nieuw. Maar nu ik dit weet, krijgt het welbevinden van onze paardenkastanje een geheel nieuwe dimensie.


Espunt, 28 augustus 2020


Reacties

Frank Lips, 29 augustus 2020

Dag Gerard,

Nog een leuk weetje over de vruchten van de paardenkastanje: ze bevatten saponine, een zeepachtige stof. Leuk is om het te extraheren (malen, aan de kook brengen en door een doek zeven) en er dan bellen van te blazen. Dat gaat eigenlijk precies als met gewone zeep behalve wanneer je de lucht uit de bel laat lopen dan ziet het er opeens anders uit dan verwacht. Proberen met de kleinkinderen?

Groeten van Frank


Gerard van de Schootbrugge, 30 augustus 2020

Ha Frank,

Mooie aanvulling. Ik herinner me nu deze toepassing wel eens gelezen te hebben in een leuk boek over scheikunde voor jongeren. O.m. in combinatie met het zelf maken van tandpasta.
Is dit in WO 2 toegepast? Mag ik jouw reactie onder mijn verhaaltje zetten?

Dank en groeten, Gerard


Frank Lips, 31 augustus 2020

Dag Gerard,

Ik las dit ooit in het boekje ´Soap Bubbles' van C.V. Boys uit 1911 (Dover reprint 1959) en heb het natuurlijk geprobeerd. Als kind vond ik zeepbellen al heel fascinerend. Toen ik 'groot' was heb ik nog eens iets gebouwd om een zeepbel in leven te houden. Een grote bel rustte op een ring van koperdraad en werd van bovenaf gevoed met een zeep oplossing die heel langzaam door een micropipet liep en juist de bovenkant van de bel raakte. Zo bleef de bel wel een uur in stand. De kleuren stabiliseerde zich in ringen die met de geringste tocht of door blazen weer in beweging kwamen.

Over toepassing in WO 2 weet ik niets. Maar je kunt met saponine wel je handen schoon krijgen, net als met zeepkruid. Het is wel licht giftig.

Zet het gerust op de je website, Frank


Wikipedia over de saponinen van Frank:

Saponinen, ook wel zeepstoffen genoemd, vormen een speciale groep secundaire plantenstoffen die tot de glycosiden behoort. Men vermoedt dat een plant ze gebruikt als bescherming tegen insectenvraat en groei van bacteriën en schimmels.

De naam saponine is afkomstig van het Latijnse woord sapo dat zeep betekent (vergelijk ook het Franse woord savon). Dit verwijst naar de eigenschap van saponinen om opgelost in water (na schudden) een zeepachtig schuim te veroorzaken. Bij sommige saponinen is dit zachter dan van gewone zeep en heeft het een reinigende werking, die echter aanzienlijk minder is dan die van zeep.

In de Tweede Wereldoorlog werd het bij gebrek aan zeep door de mensen die er weet van hadden als zodanig gebruikt.

De waswerking van de indiase zeepnoten is ook op de hoge concentratie saponinen terug te voeren.

Saponinen komen wijdverbreid voor in het plantenrijk. Men schat dat in drie van de vier plantensoorten saponinen voorkomen. Hoge gehaltes komen voor in voedingsstoffen rijke weefsels van hogere planten zoals wortels, knollen, bladeren, bloemen en zaden. Men vindt ze in groenten als sojabonen, erwten, spinazie, tomaten, aardappels (solanine) en knoflook en zijn bovendien werkzame bestanddelen van veel kruiden.

Het gehalte saponinen kan variëren van 0,1 tot 30%, dat laatste is voor secundaire plantenstoffen erg hoog.

Kruiden waarin saponinen in hoge concentraties voorkomen zijn onder andere de echte koekoeksbloem, lelies, agaven, zeepkruid (Saponaria officinalis), paardenkastanje, sneeuwbes en in de vruchten van de zeepnotenboom. De bast (quillaia) van de Zuid-Amerikaanse zeepboom (Quillaja saponaria) is een van de rijkste bronnen. De meeste saponinen vindt men echter in Yucca schidigera, die in Baja California groeit.


Voor wie het zelf wil proberen: hier een site waar gewassen wordt met kastanjes.


Espunt, 11 oktober 2020

Onze kastanjeboom heeft de afgelopen weken kruiwagens vol kastanjes laten vallen. Hij leeft nog! De kastanjes zijn misschien wat aan de kleine kant, maar het lukt weer. Blijkbaar heeft de mineermot dit jaar minder schade aangericht. Ik wil iedereen graag bedanken voor het medeleven. Zeer gewaardeerd.


Espunt, 22 oktober 2020 Zeepproblemen tijdens Eerste Wereldoorlog

Ook tijdens de Eerste Wereldoorlog was een schaarste aan zeep een groot probleem. Rob Kammelar doet er uitvoerig verslag van. Ook toen grepen huisvrouwen terug op kastanjes en zelfs op aardappels. Lees hier zijn artikel: https://www.wereldoorlog1418.nl/zeepschaarste/#41