Je geld en je leven 2

Poen, poen, poen, poen

Dubbelklik hier om uw eigen tekst toe te voegen.

Nederland Herrijst


Willem Parel



Sportclub Enschede met Abe Lenstra (staande rechts) die in 1955 op zijn 34ste voor een bedrag van 11.000 gulden uit Heerenveen overkwam.


1974. Wim Sonneveld op 57-jarige leeftijd overleden. Zijn drie grote liefdes tijdens de begrafenis. V.l.n.r. Huub Janssen, Conny Stuart en Friso Wiegersma.

Landhuis De Wieger, het onderkomen dat Hendrik Wiegersma (1891-1969), de vader van Friso, in 1922 in Deurne liet bouwen en waarin hij zijn tijd verdeelde tussen het huisartsenschap en het kunstenaarsschap. Bekende namen die er kind aan huis waren: Otto van Rees, Ossip Zadkine, Joep Nicolas, Piet Wiegman, Matthieu Wiegman, Henri Jonas, Constant Permeke, Jozef Cantré en Toon Kelder.

De vijf zonen van Hendrik Wiegersma en Petronella Daniëls: Jaap, Pieter, Wieger, Friso (midden voor) en Sjoerd

Neelie Kroes maakte in 2004 een abrupt einde aan haar samenwerking met de vastgoedhandelaar Jan-Dirk Paarlberg toen deze verdacht werd van betrokkenheid bij de liquidatie van Willem Endstra. De bron van Paarlbergs fortuin zouden de door hem verworven rechten zijn geweest op de nalatenschap van Wim Sonneveld die hij via Huub Janssen had verkregen.


Jelle Zijlstra (1918 - 2001), financieel baken van rust en vertrouwen in woelige tijden.


Een plofkraakuitbraak dreigt het proces van het afstappen van cash-geld te versnellen.

Praatje, 13 december 2019

Je Geld en je Leven 2, Poen, poen, poen, poen




In Je Geld en je Leven 1 hebben we ons een beetje warm gelopen, zijn we misschien wel wat oververhit geraakt, gelijk de wereld van het (grote) geld. Die wereld kent immers een geheel eigen groeikaseffect. Maar er zit verandering in de lucht (van de bel). Een verfrissende duik in het goudglanzende zwembad van oom Dagobert dan maar? Ach, waarom ook niet. De vraag is wel of er binnenkort bij oom Dagobert nog gouden munten uit de kraan van het zwembad komen. Hoewel?




Ik spring even terug naar mijn geliefde, al te vaak ten onrechte verguisde, jaren vijftig. Mouwen opgestroopt. Nederland Herrijst. No nonsense. Niet lullen maar poetsen. De oorlogsellende verdwijnt, gedeeltelijk in de grote doofpot. Velen hebben daar zo hun eigen redenen voor. Als in 1952 tenslotte ook koffie niet meer op de bon is, lijkt de oorlog al weer heel lang geleden. We maken ons meer zorgen over een nieuwe dreiging: het Rode Gevaar. De Marshall-hulp helpt ons er stapje voor stapje weer bovenop. Er wordt weer geoogst. Nooit meer honger is de strijdkreet van landbouwminister Sicco Mansholt. De boer als held. Jazeker! We hebben het niet breed maar het wordt wel ieder jaar een beetje breder. Drees en Zijlstra zijn zuinig. Door de week aan de bak, op zaterdagavond de welverdiende ontspanning en op zondag naar de kerk (over het tuinpad van mijn vader).


Willem Parel

Hoewel wij thuis van de KRO zijn, mogen wij, bij de gratie Gods en met de zegen van mijn vader, op zaterdagavond op onze draadomroep (vier zenders: Hilversum 1 en 2, BRT en BBC) afstemmen op het programma van de VARA. In de teil, uit de teil, haren gekamd, pyjama aan, warme chocolademelk en dan vol spanning wachten op het begin van de Showboat (regie Karel Prior, muzikale omlijsting Dolf van der Linden en zijn Metropole-orkest). In 1953 hoor ik in de Showboat voor het eerst het eigenaardige geluid van een zekere Willem Parel. Volgens mijn vader praten ze in Amsterdam allemaal zo. Het lijkt wel een beetje op plat Hilversums. Willem Parel, zoon en kleinzoon van een orgeldraaier en voorzitter, en enig lid, van het Nederlands Parelgenootschap, het NPG. Deze Willem Parel, een creatie van Wim Sonneveld (en Eli Asser), wordt snel een nationale radioberoemdheid. Na een tijdje roepen we, als iemand rood aanloopt, allemaal: ‘Niet op reagere, Lena!’. Lena is de echtgenote van Willem.




Het enorme radiosucces van Wim Sonneveld met zijn creatie van orgelman Willem Parel krijgt in 1955 een vervolg met een film getiteld: Het wonderlijke leven van Willem Parel. Met scriptbijdragen van Eli Asser, Karel Prior, Max Dendermonde, Wim Sonneveld en Huub Janssen (lied). Met Joop Doderer, Rijk de Gooyer, Peronne Hosang, Herbert Joeks, Hans Kaart, Albert Mol, Thom Kelling en Femke Talma (later Boersma).



In 1955 heeft Wim Sonneveld veel succes met een liedje dat de pakkende titel Poen draagt. De hoeveelheid poen die mijn vader maandelijks in een envelopje mee naar huis brengt, vraagt om zuinigheid. Nederland gelooft in het gezegde: Zuinigheid met vlijt bouwt huizen als kastelen. Mooi gezegd, maar de woningnood is gigantisch en veel meer dan een paar kamertjes in een gehorige flat (toen nog etagewoning genoemd) zit er voor de meeste stellen niet in. Na jaren wachten en / of inwonen. In veel gezinnen arriveren de loonzakjes op vrijdagmiddag om een uur of zes. Met de inhoud, wat briefjes en munten, moet je het dan een week uitzingen. Weekgeld maakt de bestedingsplanning wel wat overzichtelijker dan een uitbetaling per maand, zoals bij mijn vader. Hij is ambtenaar en een ambtenaar, en zeker een agent van politie, wordt geacht zoveel zelfbeheersing te bezitten dat hij zonder financiële uitglijders het eind van de maand haalt. Onder een lichte stressdeken lukt dat bij ons thuis redelijk, mede omdat mijn moeder in veel opzichten van niets iets weet te maken en als dat iets in het niets dreigt weg te zakken weet ze het vaak ook nog al oplappend voor het niets te behoeden. Veel moeders konden dat in die jaren. Ze moesten wel. Het was nu eenmaal krap aan. Laatste redmiddel in tijden van financiële nood was het boekje van de winkelier waarin de schulden van de klanten met potlood werden bijgehouden. De winkelier probeerde de schuldenopbouw binnen de perken te houden. En als het bij de melkboer te ver opliep moest de bakker even wachten. Sparen bleef beperkt tot de wekelijkse bijdrage voor de Dela-uitvaartverzekering, als je dat al sparen mag noemen. In ons milieu voltrok het bestaan zich geheel buiten de bank om, zal ik maar zeggen. Beleggen was al helemaal onbekend. Zelfs op de boterham trof je nauwelijks belegging aan. Op school het beleg van Alkmaar, maar op brood was het gekleurde muisjes of, in periodes van voorspoed, hagelslag.


De Bank was bij ons nog geen huisvriend

De bank kwam pas in ons leven toen er zo nu en dan een overschotje te vieren viel. De bank werd pas onvermijdelijk, in de loop van de jaren zestig (we gingen toen ook echt wat overhouden) toen de loonbetaling via de bank ging lopen. Voor mijn gevoel viel dat een beetje samen met de vervolksing van het bankstel. Uiteraard toeval, maar toch. Duidelijk is wel dat overleven zonder bankrekening (niet verplicht! Maar toch!) gevolgd door de pinpas sindsdien in hoog tempo richting onmogelijk is gegaan. Overigens werd in de tijd van het loonzakje het harde geld wekelijks of maandelijks in de vereiste coupures bij de bank besteld. Een heel gedoe, dat zal niemand ontkennen.

De volledigheid gebiedt mij om op het punt van beleggen te bekennen dat mijn vader van lieverlee wel die kant een beetje opschoof, niet beseffend dat hij met zijn postzegelverzameling in wezen met een beleggingsportefeuille bezig was. Vooral de eerste-dag-uitgaven en de Europazegels zouden veel waard gaan worden en die moesten volgens hem mijn moeder de noodzakelijke aanvulling op haar pensioentje bezorgen als hij er niet meer zou zijn. Hij overleed tragisch op zijn 52 ste, mijn moeder werd 95. Ze had te lang gewacht op een rijke Chinees. Bij haar overlijden had de verzameling nog slechts een emotionele waarde. Ik heb hem geërfd. Mijn moeder bleef tot haar laatste snik sparen van haar weduwenpensioentje. Haar grootste geluk was dat ze haar kinderen zo nu en dan 1000 euro kon geven. Voor haarzelf had ze nooit wat nodig. In de loop van de tijd werd mij duidelijk dat ook in de beleggerswereld de kleine man met zijn confectiepakkie an niet veel meer is dan kanonnenvoer.


Het liedje van Sonneveld begint met:


Poen, poen, poen, poen.


Dat klinkt als een flink klap geld. Geld om van te dromen. Want regel drie luidt:


‘t Zal je gedacht zijn wat je allemaal met poen ken (plat Amsterdams) doen.



In de jaren vijftig krijgt Jan met de Pet, en dus ook Niek met de Mijter (deze tekst ontstaat tussen de Sinterklaasjournaals door, vandaar!), meer te besteden. Meer poen en meer kapoen. Zelfs mijn grote held Abe Lenstra, die eerder nog een vorstelijk aanbod had afgeslagen om in Italië te komen voetballen en toch maar liever op het gemeentehuis van Heerenveen bleef werken, gaat voor de bijl. Als de KNVB in 1955 tandenknarsend overstapt van het amateurvoetbal naar het (semi-) beroepsvoetbal, kiest Us Abe op zijn oude dag toch geld voor zijn eieren en stapt met Sportclub Enschedé de wereld van het grootkapitaal binnen. We weten nu wat daar van gekomen is. In kapoentermen: verlanglijstjes waar clubs en spelers op staan. Alles wordt handel. Soms bijna slavenhandel. Schimmige manipulaties en duistere geldstromen. De weg naar de overwinning, ja naar het kampioenschap, is slecht verlicht. Corruptie van hoog tot laag. En als het uiteindelijk ploft mag de kleine man met zijn confectiepakkie an, lees belastingbetaler, het zinkende schip voor de ondergang behoeden. Dan neemt de gemeente het stadion over, of iets dergelijks.


Brave burgers en ambtenaren worden zenuwachtig zo niet angstig als iemand zingt: ’t Zal je gedacht zijn wat je allemaal met poen ken doen. De armoe houdt me eerlijk, placht mijn grootvader te zeggen. En mijn grootmoeder knikte dan devoot. Haar laatste centjes waren steevast voor de missiepaters die haar in groten getale bezochten met hun kalenders, missiepakketten met onafgeweekte, exotische postzegels, en andere verleidingsmiddelen. Mijn grootmoeder liet zich vol overtuiging verleiden. Mijn grootvader vond alles goed zolang de sigarendoos van Elisabeth Bas niet leeg was. Hij was meteropnemer bij het Hilversumse gasbedrijf. Ik zie hem nog, op vrijdagavond, zijn centjes tellen en die vervolgens in een papiertje wikkelen. Ik geef toe, het katholieke geloof was nu niet direct een inspiratiebron om succesvol en rijk te worden. Maar als uiteindelijk de eersten de laatste zullen zijn, komt al het geploeter toch weer in een ander perspectief te staan.

Die slecht verlichte weg waarlangs het ‘foute geld’, het ‘zwarte geld’, het ‘bloedgeld’, het ‘terreurgeld’ voortklotst, is de hoeders van onze veiligheid al geruime tijd een doorn in het oog. Overheden dromen daarom al enige tijd van het cashloze tijdperk. Weg met de munten en vooral biljetten en nog vooraller de grotere coupures. Alles pinnen. Niet alleen vlug, veilig en voordelig, maar ook het ultieme middel om het criminele geldcircuit droog te leggen. Het zou de boeven in een keer schaakmat zetten. Ontmannen die valsspelers. Geen schimmige handje-contantje-transacties meer die de elektronische snelweg links laten liggen en genoeg hebben aan een chauffeurscafé of een wegrestaurant waar je het koffertje nog eerlijk onder de tafel kan overhandigen.


Nu het cash betalen snel terugloopt, is het moment gekomen om maar eens van die ouderwetse poen af te stappen. Dat wil zeggen, de poen van Willem Parel: centen, stuivers, duppies, heitjes, pieken, knaken, joetjes, geeltjes, meiers en rooie ruggen. Geld, waar je in de winkel iets voor kan kopen en dat, geheel buiten de belasting om, in het centenbakje (het mansbakje) van de orgelman terecht kan komen (en er door de orgelman ook zonder pottenkijkers, inclusief Lena, weer uitgevist kan worden). Echt geld dus. Daar wil men, nu de techniek het mogelijk maakt, van af. Elektronisch en digitaal, dat is de toekomst. In Zweden, met zijn almachtige overheid, is men al bijna zover. Moeten wij dat ook willen? Een wereld waarin ook de penoze braaf pint en waarin geen geldautomaten meer bestaan die je zo lekker kunt laten ploffen. Hoe mooi is dat? Of zijn we misschien toch weer wat te naïef als we denken dat de outlaw voor één gat te vangen is? Dat die zich zal bekeren tot een inlaw?

Hoe ging het verder met Wim Sonneveld, alias Willem Parel? Ik zou deze vraag achterwege hebben gelaten als het antwoord niet een aardige linkje met het voorgaande zou opleveren. Even een stukje sappige historie.


Intermezzo Wim Sonneveld en Friso Wiegersma

Wim Sonneveld kreeg in het 1934 een relatie met Huub Janssen, geboren in 1910 in Rotterdam en overleden in 1984 te Parijs (Gare du Nord). Deze Huub Janssen arriveert als 15-jarige in Utrecht om in te treden in een klooster (volgens sommige bronnen een trappistenklooster, ik heb zo’n klooster in Utrecht niet kunnen traceren). Vijf jaar later treedt hij weer uit, naar verluid nadat hij bekend had dat hij verliefd was geworden op een pater. Hij krijgt een baantje bij het katholieke dagblad Het Centrum (?). Als lokaal verslaggever ontmoet Janssen de dan 16-jarige Sonneveld in 1934 in Tivoli als laatstgenoemde daar als zanger een pauzenummer verzorgt. Hij is op slag verliefd. In 1936 gaan de twee samenwonen in Amsterdam. Janssen wordt de impresario van Sonneveld. Hij schrijft ook teksten en liedjes, waaronder het mooie lied Poen. Janssen wijdt Sonneveld in in de herenliefde en in het geloof. In 1947 wordt Wim Sonneveld gedoopt. Rond diezelfde tijd verschijnt ook een nieuwe, grotere liefde op Wims toneel: Friso Wiegersma (1925 – 2006). Ook weer een verhaal! Overigens gaat naast Huub en Friso ook Connie Stuart een intieme rol spelen in Sonnevelds leven.








Friso was de zoon van Hendrik Wiegersma, huisarts / kunstenaar in Deurne, bijgenaamd De Wieger. Een bijzondere man die model heeft gestaan voor de huisarts in het boek Help! De dokter verzuipt (1968) van Toon Kortooms. Hij trad daarmee in de voetsporen van zijn al even opmerkelijke vader Jacob Wiegersma, ook huisarts, die model had gestaan voor een eerdere dorpsdokter, die in de roman Dorp aan de rivier (1934) van Antoon Coolen

Na een bezoek aan een optreden van Wim Sonneveld is ook Friso, tekstschrijver en kunstschilder, op slag verliefd. De twee krijgen een relatie en Friso ontwikkelt zich tot een succesvolle tekstdichter van Wim. Zo maakt Wim Sonneveld furore met Het Dorp, tekst Friso Wiegersma, muziek Jean Ferrat. Friso’s Deurnse geboortehuis (ook al De Wieger genoemd, nu het Deurns Museum) diende als inspiratiebron (Het tuinpad van mijn vader).


Jan-Dirk Paarlberg

We naderen nu de climax van dit intermezzo met als nieuwe hoofdfiguur de vastgoedhandelaar Jan-Dirk Paarlberg. Deze werd in 2012 veroordeeld voor onder meer witwassen en valsheid in geschrifte. In 2019 verwierp de Hoge Raad zijn beroep en moest hij definitief ruim 24 miljoen euro terugbetalen. Het bedrag bestaat uit de 17 miljoen euro die Willem Holleeder tussen 2002 en 2004 had afgeperst van vastgoedondernemer Willem Endstra (NRC, 12 februari 2019) plus het zgn. vervolgprofijt. Paarlberg had onder meer een zeer vriendschappelijke relatie met Neelie Kroes. Toen Paarlberg in 2004, na de liquidatie van Endstra, werd gearresteerd verbrak ze alle contacten met hem (“Ik ben erin getuind.”) (Volkskrant, 15 juni 2006).


De kop boven de recensie van de niet-geautoriseerde biografie Neelie Kroes. Hoe een Rotterdams meisje de machtigste vrouw van Europa werd, Stan de Jong en Koen Voskuil; uitg. Nieuw Amsterdam, Amsterdam, 2011 luidde: Vernietigende biografie over Neelie Kroes. Keiharde conclusie van de recensie: deze kundige vrouw dient onder het mom van de publieke zaak haar eigen belang.


Het is nooit helemaal duidelijk geworden hoe Jan-Dirk Paarlberg aan zijn startkapitaal is gekomen. Volgens sommige, onbevestigde, bronnen zou Huub Janssen, de eerste liefde van Wim Sonneveld, daarbij een rol hebben gespeeld. Op gevorderde leeftijd raakte Huub in de ban van de jeugdige en aantrekkelijke Jan-Dirk (waarschijnlijk zelf geen homo) en zou hij zijn erfenis, met daarin ook de rechten van de Sonneveldsuccessen, op naam van Paarlberg hebben laten zetten. Paarlberg heeft dit altijd tegengesproken. Volgens hem heeft hij gewoon betaald.


Geld, waar komt het vandaan?

Zo rol je van de kleine in de grote poen en eindig je bij het witwassen van crimineel geld. En zijn we dus weer terug bij ons betoog: hoe krijgen we greep op dat criminele geld?

Het is met geld als met kunst: vraag me niet wat het is maar als ik het zie, herken ik het, aldus een befaamde kunstkenner. Voor geld houd ik in dit verhaal graag mijn hand op bij een befaamde geldkenner: prof.dr. Wim Boonstra. Hij is speciaal economisch adviseur van de Rabobank en bijzonder hoogleraar Economische en Monetaire Politiek aan de Vrije Universiteit Amsterdam. In zijn boek Geld, een titel die qua helderheid past bij de inhoud van zijn boek, beantwoordt hij geldvragen met een existentiële betekenis, zoals:


-Geld, wat is het?

-Geld, wat doet het?

-Geld, waar komt het vandaan?


Bedenk daarbij dat mijn moeder “een Boonstra” is en dat de Rabo (waar je zonder veel extra’s boonstra uit kunt vormen) al vele jaren onze bank is. Wim Boonstra raakt een snaar, zal ik maar zeggen. Ingeprent in onze katholieke jeugd voelen wij een zekere trots op het coöperatieve karakter van deze bank. We hebben er vertrouwen in, dat wil zeggen, meer vertrouwen dan in concullegabanken. Wij voelen ook echt pijn als we opvangen dat dat karakter van onze bank onder druk staat. Wij ervaren dat als karakterzelfmoord. Wij accepteren dat banken op de eerste plaats een eigen belang hebben, maar wij weigeren te geloven dat dat ook voor onze eigen Rabo geldt. Helaas moet ik toegeven dat ons geloof de laatste jaren wel op de proef wordt gesteld. De klassieke Rabo van 20 jaar geleden zou volgens de kenners niet meer passen in de dynamiek van deze tijd, met zijn globalisering en zijn flitskapitaal. De Rabo 2.0 past al helemaal niet meer bij een dorp, zoals in ons geval het nietige, bijna onschuldige en weerloze Nootdorp. Bij die Rabo kun je al een tijdje niet meer even binnenlopen. Die Rabo heeft geen locatiedirecteur meer die zijn klanten persoonlijk kent. Even achterkamersgewijs een hypotheek regelen is er niet meer bij. Moderne transparantie vraagt een bank op afstand vol anonimiteit. Proeft u de verborgen paradox? Medewerkers, zoals bij ons in Nootdorp heel lang Hans van Kippersluijs, die de rekeningnummers van alle klanten uit zijn hoofd kende, daar zit de moderne bankier niet op te wachten. Onvermijdelijk? Ik vrees het. Maar ik weet ook dat in het dorp waar onze Oostenrijkse schoondochter is opgegroeid, nog een klassieke Raiffeisenbank staat. Haar vader, die zijn hele leven voor de inwoners heel best brood heeft gebakken, zit in het bestuur van die bank. Maar ook in Oostenrijk zal vrees ik de moderniteit zijn heilzame invloed doen gelden onder het motto: de tijd van zoete broodjes bakken is voorbij. En een van de vernieuwingen, ik noemde het al even, waarop van verschillende kanten wordt aangedrongen, is het afschaffen van cash-geld. Alles giraal. In plaats van de portemonnaie (al weer geruime tijd verbasterd tot portemonnee omdat we op de basisschool tegenwoordig toch al zoveel meer moeten leren dan in mijn jeugd, dus liever geen moeilijke woorden), de beurs met munten (en biljetten), krijgen we de portepineut, de pinpas en de hele poespas die daaruit voortkomt (elektronisch betalen).


Jelle zal wel zien

Wim Boonstra begint hoofdstuk 3 in zijn boek Geld met een citaat van de gezaghebbende minister van Financiën en later president van De Nederlandse Bank (DNB) Jelle Zijlstra:


“Ik weet precies wat geld is, vooral als ik er een keer te weinig van heb.”



Jelle Zijlstra (1918 - 2001), financieel baken van rust en vertrouwen in woelige tijden.



Jelle Zijlstra (ARP, CDA) was van 2 september 1952 tot 24 juli 1963 minister van Economische Zaken in het tweede kabinet Drees en in het derde kabinet Drees, van Economische Zaken en van Financiën als "ad interim" in het kabinet-Beel II en van Financiën in het kabinet-De Quay.


In 1966 viel het kabinet Cals – Vondeling. Jelle Zijlstra moest opnieuw aan de bak. Hij werd premier van een interimkabinet (1966 – 1967). In zijn befaamde oudejaarsconference (op de radio) besteedde Wim Kan in 1966 uiteraard ook aandacht aan de terugkeer van Jelle Zijlstra, die op het punt stond president van De Nederlandsche Bank N.V. te worden, in het landsbestuur. Op muziek van The Yellow Submarine van de Beatles luidde Wim Kan het jaar uit met het gedenkwaardige lied: “Waar we heengaan, Jelle zal wel zien”. Wim Kan adviseerde Zijlstra, alvorens bankpresident te worden, te zorgen dat er wat op die bank stond. Vanaf 1967 tot en met 1981 was Zijlstra president van de DNB.


Volgens Wim Boonstra luidt de meest gebruikte definitie van geld (hier proeven we al iets van een nuancering):

“Geld is datgene wat binnen een bepaalde samenleving algemeen wordt geaccepteerd als rekeneenheid, ruilmiddel en vermogensobject (dat laatste wordt ook wel aangeduid als oppotmiddel)”.


In mensentaal: met geld kun je dingen kopen, je kunt ermee rekenen en je kunt het sparen voor toekomstige aankopen. Maar, en dat geeft een ongekende dynamiek aan de geldwereld, je kunt ook toekomstige uitgaven naar voren halen in de tijd. Door geld te lenen en plechtig te beloven dat je het geleende bedrag voor een bepaalde datum weer zult terugbetalen. Als er iemand geld over heeft, vertrouwen heeft in jouw toekomstige verdiencapaciteit (gezond, goeie opleiding, betrouwbaar, etc.) en hij krijgt ook nog wat meer terug (rente) dan hij heeft uitgeleend, is zo’n deal denkbaar.


Wat het allemaal nog net wat interessanter maakt, is de mogelijkheid dat je onder bepaalde omstandigheden ook geld kunt lenen van een partij die dat geld niet over heeft. Een partij die, binnen bepaalde grenzen, geld mag scheppen. Uit het niets! Dat magische voorrecht is voorbehouden aan bepaalde, algemene banken. Zij kunnen bijvoorbeeld een hypotheek verstrekken aan iemand die naar verwachting in staat is die hypotheek ooit af te lossen en ook in de tussentijd zijn renteverplichtingen zal voldoen. Wat de bank doet is zeg een bedrag € 100.000 op de spaarrekening van de hypotheeknemer zetten die dat vervolgens van zijn rekening af kan halen om er een aankoop mee te doen. Het is zijn geld, echt geld, geworden. De bank noteert in zijn boeken dat ze zich heeft verplicht om die € 100.000 beschikbaar te stellen en dat er iemand is die zorgt dat dat bedrag ooit weer terugvloeit. De notaris timmert de overeenkomst dicht. Essentie: dat geld was er eerst niet, het is gecreëerd! Kan zo’n bank onbeperkt geld scheppen? Nee, daar zijn regels voor en de centrale bank (DNB) moet op de naleving toezien. Te weinig geld in omloop is een probleem, te veel evenzeer. Het doet mij denken aan de onzekerheidsrelaties van Heisenberg in de subatomaire wereld waar uit het “niets” energie “geleend” kan worden mits die “op tijd” weer wordt “teruggegeven”. Veel energie moet sneller worden terugbetaald dan weinig energie. Op dat punt wijkt de analogie af van de financiële wereld (of niet?).


Soorten geld

De insiders onderscheiden twee soorten geld: chartaal en giraal. Onze klassieke betaalmiddelen, munten en biljetten, worden chartaal geld genoemd. Giraal geld is alles wat, tegenwoordig vooral elektronisch, van de ene rekening naar de andere beweegt. Er zijn uiteraard ook andere indelingen in zwang, zoals zwart en wit. Ook dat onderscheid moeten de banken tegenwoordig scherp in de gaten houden.


Waar ooit vrijwel alle betalingen met munten en biljetten gebeurden, zien we nu hoe giraal geld begint te domineren. Nieuwe technologie, met name internet, was en is hier een dominante factor. Onze huidige euromunten en –biljetten zijn een wettig betaalmiddel. Een betaalmiddel dat door de overheid is gestandaardiseerd voor betalingen door burgers of onderdanen (boetes en belastingen) en waarvan de overheid het bredere gebruik in de maatschappij kan afdwingen. Het woordje “kan” heeft hier een speciale betekenis. Reden is dat er in Europa grote verschillen bestaan tussen het gebruik van chartaal en giraal geld. In Duitsland wordt nog op grote schaal chartaal betaald. In Nederland, zoals vaker nogal opportunistisch op directe voordelen gericht, gaat bijna alles al giraal. Zelfs de verkoper van de straatkrant heeft tegenwoordig een pinautomaat. Mijn dochters zijn intussen zelfs zover geëvolueerd dat ze bang zijn voor bankbiljetten. Ze leveren ze bij ons in met het verzoek het chartale karakter te transformeren naar giraal: d.w.z. het corresponderende bedrag van onze rekening overmaken naar hun rekening. Dat voelt voor hun veilig en ze kunnen immers overal pinnen (in eigen land).


Voor de goede orde wijs ik de lezer erop dat we nu twee banken hebben genoemd: de Rabo en de DNB. Als het om geld gaat, en daar gaat het dus om, zijn het beide geldscheppers, maar geen poenscheppers. De Rabo (een “normale” commerciële bank) schept giraal geld, zeg maar “boekhoudgeld”, de DNB mag naast giraal geld ook chartaal geld (munten en bankbiljetten) scheppen. Beide kunnen dus de totale hoeveelheid geld in de economie laten toenemen. De DNB en ook de overheid kunnen in principe onbeperkt geld creëren. Scheppen met geld en scheppen van geld, hier zien we weer eens hoe belangrijk het gebruik van het juiste voorzetsel is. Algemene banken, zoals bij ons de Rabo, ING en ABN-AMRO, kunnen binnen zekere grenzen giraal geld scheppen. Dit is wat de bank betreft een boekhoudkundige aangelegenheid. Deze vorm van geld scheppen gebeurt altijd in de vorm van een interactie tussen bank en klant. Zonder klant die de beschikking krijgt over het geld en de verplichting aangaat dit geld ook weer terug te betalen, kan een algemene bank geen geld scheppen. De toezichthouder (bij ons de DNB) stelt eisen aan de hoeveelheid harde munt die een bank beschikbaar moet hebben voor het geval klanten hun spaargeld opeisen. Omdat het meeste geldverkeer giraal gebeurt en klanten nog maar weinig gebruik maken van cash-geld, hoeven banken tegenwoordig maar een relatief kleine direct-opeisbare reserve aan te houden. Als de eis van de toezichthouder 7,5% is, dan zal een bank met betaalrekeningen van in totaal 1000 een reserve van 75 aan liquide middelen beschikbaar moeten hebben. Steeds belangrijker wordt het scenario waarin klanten hun geld verplaatsen naar een bank waar ze meer vertrouwen in hebben. Het is ook duidelijk dat in geval het vertrouwen in het hele systeem onderuit gaat, en dus ook de optie van het verplaatsen wegvalt, de banken al snel door hun cash-geld heen zijn als iedereen min of meer op hetzelfde moment zijn spaarcentjes weg komt halen. Het interessante van deze tijd is dat die mogelijkheid, om een heel andere reden, weer dichterbij lijkt te komen: negatieve rente op spaartegoeden.


Naast de DNB en de algemene banken zijn er ook nog zogenoemde secundaire banken. Die kunnen geen geld scheppen. Ze lenen geld uit dat ze zelf van klanten hebben geleend. Ze bestaan van het verschil in rente dat gehanteerd wordt voor het lenen en het uitlenen. Typische spaarbanken en hypotheekbanken behoren tot deze categorie.


Cash afschaffen?

Hoe kijkt Wim Boonstra aan tegen de verschuiving van chartaal naar giraal? Hieronder enkele van zijn overwegingen die we graag ter harte nemen.


Aan het gebruik van chartaal geld kleven voor- en nadelen. Belangrijke voordelen van een chartale betaling zijn dat deze snel, goedkoop, real-time en anoniem is. Ook vinden met name ouderen en slechtzienden chartaal betalen vaak handiger dan pinnen. Verder is voor een chartale betaling geen IT-infrastructuur nodig. Daarmee is het ook ideaal als back-upsysteem voor het geval dat het girale betalingsverkeer door een storing wordt getroffen. Chartaal geld kan in alle omstandigheden van eigenaar veranderen. Alleen hierom is het al onwenselijk dat het helemaal zou verdwijnen. (Hard geld in de beurs helpt mensen ook hun koopkracht en reserves te overzien. Toen in de jaren zeventig energiebesparing even hot was en er gezocht werd naar besparingsmogelijkheden, kwam iemand met de suggestie om in de meterkast weer met munten te gaan werken. Het geluid van vallende munten zou de verbruiker meer gevoel geven voor de status van zijn energieconsumptie. Als mijn grootvader dat nog had mogen meemaken! GvdS)


Het voordeel van anonimiteit is tegelijkertijd het belangrijkste nadeel van chartaal geld. Het maakt het namelijk bij uitstek geschikt voor transacties die het daglicht niet kunnen verdragen. Uit onderzoek blijkt, dat met name de grote coupures overwegend voor illegale transacties worden gebruikt. Daarbij kan het gaan om zware criminaliteit, maar ook om zaken als belastingontduiking. De meeste gezinshuishoudingen hebben weliswaar contant geld in huis, maar zelden grote coupures. Dit, terwijl de grote coupures het leeuwendeel van de geldcirculatie uitmaken. Dit was in bijvoorbeeld Zweden de aanleiding om de grootste coupure van ZK 1.000 uit omloop te halen.


De kunst is natuurlijk om de nadelen van het chartale betalen aan te pakken zonder de voordelen ervan overboord te gooien. De Amerikaanse econoom Kenneth Rogoff stelt in zijn boek The curse of cash uit 2016 daarom voor om eerst de grote coupures uit omloop te nemen. Die worden immers vrijwel uitsluitend in het illegale circuit gebruikt. Daarna stelt hij als tweede stap voor om bij de lage coupures de bankbiljetten stapsgewijs te vervangen door muntgeld. Muntgeld is voor normale boodschappen goed hanteerbaar, maar voor grote transacties wordt het gewicht al snel een probleem. Dit zou een stevige spaak in het wiel vormen voor het illegale circuit. Met deze aanpak frustreer je de criminaliteit, maar blijven alle voordelen van het gebruik van contant geld overeind.


Elders schrijft Wim Boonstra:

De kans dat contant geld helemaal gaat verdwijnen is niet zo groot. Daarvoor is het voor veel mensen te belangrijk. En toezichthouders hechten sterk aan de rol van cash als back-up voor het girale systeem. Maar wees niet verbaasd als wij de komende decennia de revival van het muntgeld gaan meemaken.

Het karakter van het chartale geld zal de komende jaren zeker veranderen. De kans dat bankbiljetten met grote coupures geleidelijk zullen verdwijnen, is bepaald niet gering. Verder kan het zo maar eens zijn dat de kleinere coupures uiteindelijk worden vervangen door muntgeld. Het bankbiljet zou dan niet alleen terrein verliezen aan het girale geld, maar ook aan een heropleving van het muntgeld. De privacy voor de gewone burger blijft dan gewaarborgd, maar het criminele circuit zal bepaald niet blij zijn met deze ontwikkeling. En dat is precies wat de autoriteiten willen bereiken. Overigens moeten we goed beseffen dat Nederland met enkele andere landen voorop loopt in het girale gedrag. Zo zweert men in Duitsland nog bij cash onder het motto: ‘nur bares ist wahres’.


De bestrijding van parasieten gaat met vallen en opstaan. Te makkelijk offeren we onze privacy eraan op .


Als we er vanuit gaan dat een deel van de levende natuur probeert te overleven door in eigen onderhoud te voorzien en een ander deel door hier op een slimme manier van te profiteren, hierop te parasiteren, een blijkbaar vruchtbare strategie, dan mag het ons niet verbazen dat deze tweedeling ook in de mensenwereld, maar dan meer door memen dan door genen gestuurd, zeer aanwezig is. Er is dan ook een permanente oorlog gaande tussen beide groeperingen. Verwachten dat we deze oorlog met een briljante schaarbeweging, afschaffing van het cash-geld of alleen van het papiergeld, in het voordeel van de eerlijken kunnen beslissen is net zo naïef als de gedachte dat het vrijgeven van drugs de boeven op het rechte pad zal brengen. Ze zullen nieuwe, waarschijnlijk nog ergere verdienmodellen gaan optuigen. Sjoemelen met poen, met briefjes en munten, buiten het zicht van de overheid houden van dollar- en eurobiljetten, natuurlijk moeten we er tegen optreden, maar ik ben er zeker van dat er in de wereld van het digitale geld op veel grotere schaal gefraudeerd, opgelicht en gestolen kan worden. De Bitcoin was al een voorproefje.


Wat we in ieder geval bereiken met het opheffen van cash-geld is dat de eerlijke burger zijn laatste restje (financiële) privacy zal verliezen. Iedere uitgave, iedere transactie, zal bekend zijn. De banken hebben nu al de opdracht gekregen scherp toe te zien op verdachte geldstromen, waar ze overigens nog een beetje aan moeten wennen, maar als er geen cash meer bestaat, hoeft de burger ook geen belastingaangifte meer te doen. De bank weet immers alles. Wat de burger ook niet meer hoeft, of beter kan, is zijn spaarcentjes van de bank halen als hij het niet meer vertrouwt. Of als de negatieve rente de spuigaten in gaat lopen.


Kortom, er is niet veel fantasie voor nodig om te bedenken dat we de boeven niet schaakmat zetten, maar dat de eerzame burger weer een stap dichterbij de totalitaire controlestaat zal komen als hij nu niet even goed gaat opletten.

Ik mag boeven en banken niet op een lijn zetten. Dat doe ik ook niet. Maar ook aan de kant van de banken zit het allemaal niet even lekker. De bankencrisis van 2008, en het maniakale gedrag dat daaraan vooraf ging, heeft ons toch wel een beetje wakker geschud. Er wordt dan ook terecht nagedacht over nieuwe structuren waarin de Algemene Banken geen sleutelpositie meer innemen. Zo doet de WRR in haar rapport Geld en schuld van januari 2019 de aanbeveling dat iedere Nederlander de mogelijkheid krijgt om een rekening bij de centrale bank aan te houden. De Raad spreekt in dit kader over ‘het creëren van een digitale evenknie van contant geld’


Dit Digitale Centrale-Bankgeld is giraal geld op een rekening bij de centrale bank. Het is een volledig kredietrisicovrij alternatief voor een reguliere bankrekening en het zou bij de commerciële banken de marktdiscipline versterken. Voer voor experts. Wim Boonstra ziet niet alleen voordelen. Het zou volgens hem het hele systeem minder stabiel maken en het zal gevolgen hebben voor de positie van de centrale bank. We blijven het volgen. Maar laten we in ieder geval stoppen met het verwijderen van geldautomaten. Laten we iets slimmers verzinnen om het ploffen en vissen te ontmoedigen.

Ik heb bewondering voor mijn broertje die met cash wil blijven betalen ook al moet hij steeds verder omrijden om nog een pompstation te vinden waar dat kan. Vecht hij tegen molens? Het lijkt erop. Maar als iedereen slaapt zullen we op een dag heel onaangenaam wakker worden.


Espunt, 13 december 2019



Reacties


Frank Lips, 13 december 2019

Dag Gerard,

Je maakt wel wat los met je stukje!
Lees je de oud Rotterdammer, Hagenaar, Utrechtenaar wel eens? Daar zou dit stukje prima in geplaatst kunnen worden.

Jaren 50, mijn jeugd van 0 tot 9, zie ik ook als een mooie tijd. Ik heb al jaren geen TV meer. Voor nieuws kijk ik op internet naar het journaal en lees enkele behoorlijke websites. Verder luister ik naar de radio: BBC 4 (net als vroeger dus) op de lange golf of op de internetradio, Radio 1 en Radio 4. Een digitale radio (DAB+) heb ik wel maar vind ik geen verbetering: veel aanbod, weinig kwaliteit, wel prima geluidskwaliteit. Back to the fifties dus, dat geeft ‘s avonds veel rust en ook beter voor de nachtrust.

Deze website zal je zeker ook interessant vinden:
https://www.youtube.com/ channel/UCXS-Wskv4- 0h8FhBI4wYPng

Er zijn nog steeds mensen die in zo'n gehorige flat wonen (ondergetekende). Als oude bewoner van mijn portiek vertel ik de jongeren op vriendelijke wijze hoe ze met het gebrek aan geluidsisolatie moeten omgaan: rekening houden met elkaar. Dat is soms een heel nieuw begrip voor deze leeftijdsgroep. Voor de enkeling, omdat ik bijvoorbeeld hun taal niet spreek en we er met handen en voeten niet uitkomen of die het gewoon niet wil begrijpen is er de sociaal beheerder van de verhuurder in de hoop met zijn hulp het probleem op te kunnen lossen.

Alleen muntgeld: waarom alleen ronde munten? Maak ze nog onhandiger: staafjes, rond of plat en nog belangrijker: maak ze van zeldzame metalen (niet van goud) maar van metalen die in de elektronische maakindustrie nu of in de toekomst van belang zijn. Zo krijgt geld ook weer een intrinsieke waarde.

Je kan natuurlijk ook net als de onderwereld kunstwerken met hoge waarde laten stelen en als onderpand gebruiken bij schimmige zaken.
Overigens blijf ik bij voorkeur contant geld gebruiken om de anonimiteit van betalingen te kunnen behouden (ze weten al zo veel), niet omdat ik zwart geld zou hebben overigens.
Voor grotere bedragen gebruik ik wel de pin. Omdat ik geen smart Phone wil gebruiken (wel gehad maar slokt teveel tijd op) zijn dat mijn enige betaalmogelijkheden. Ik doe ook geen bankzaken via internet of telefoon en gebruik dus overschrijvingskaarten. Dit voorkomt een hoop onnodige en impulsieve aankopen en daardoor maak ik met mijn niet al te grote inkomen geen schulden.

Groeten van Frank