Nieuwe technologie

Keuzes voor de toekomst

Voordracht van 4 december 1990, geplaatst op 18 april 2020


Vooraf



Voor inhoud symposiumboekje klik hier.



In 1990 vierde de algemene studentenvereniging Cleopatra haar eerste lustrum. In het kader daarvan werd op 4 december 1990 een symposium georganiseerd onder de titel "De toekomst is al begonnen". Het thema van het symposium hadden de studenten ontleend aan een boek dat ik in 1982 samen met mijn TNO-collega's Piet Smith en Maarten Matthijssen schreef. Een voorzichtige toekomstverkenning met de titel:


         "1990 is vandaag begonnen"


Na wat suggesties aan de symposiumcommissie kwam er een boeiend programma uitrollen met interessante sprekers. Ik was op dat moment wetenschapsvoorlichter bij de Centrale Stafafdeling In- en Externe Communicatie TNO. Hieronder de sprekers:



- Drs. G.A. van de Schootbrugge (TNO), Algemene inleiding "Wat valt er nog te kiezen?"

- H.J.A. Hofland (NRC Handelsblad), "Wereldbeeld: het einde van de geschiedenis"

- R. van Kralingen (TBWA Advertising BV), "Trends, ontwikkelingen en wenselijkheden in de jaren '90"

- Drs. P.J. Albersen (Stichting Onderzoek Wereldvoedselvoorziening), "Honger in overvloed"

- Dr. H. Schellekens (TNO), "De paradoxen in de gezondheidszorg van morgen"

- Dr. R. Hueting (Centraal Bureau voor de Statistiek), "Milieu en groei"

- Drs. R.J. Dersjant (Min. O&W), "De ontwikkeling in het hoger onderwijs"

- J. Haasbroek (VPRO-radio), "De Ontwikkelingen in de media"


Hieronder mijn bijdrage (die ik bij toeval weer terugvond)



Wat valt er nog te kiezen? Nieuwe technologie en keuzes voor de toekomst




Inleiding

Onder het motto 'De toekomst is al begonnen' gaan wij vandaag in het koffiedik roeren om te zien of er enig zicht te krijgen is op de wereld van morgen. De titel is een parafrase op de titel van een boekje dat ik zo'n 8 jaar geleden samen met twee collega wetenschapvoorlichters bij TNO heb gemaakt. Het was een nogal voorzichtige poging om aan te geven welke recent beschikbaar gekomen kennis en technologie een rol zou kunnen gaan spelen in het dagelijks leven van de Nederlander. Het werkje was voor een deel gebaseerd op visies van TNO-onderzoekers en kreeg als titel mee; '1990 is vandaag begonnen'. Het ligt intussen al weer geruime tijd bij 'De Slegte'. Het boek was een activiteit in het kader van het 50-jarig bestaan van TNO in 1982.

Mijn gevoelens tegenover dit project waren vanaf het begin zeer ambivalent. Enerzijds was het een uitdaging, anderzijds vervulde het me met grote aarzeling. Toen het boekje eenmaal klaar was, heb ik het dan ook zo snel mogelijk uit mijn gedachten gezet. Tot begin dit jaar een journalist van het Reformatorisch Dagblad het nodig vond om eens te horen wat er nu eigenlijk van al die uitspraken terecht was gekomen. Met de staart tussen de benen heb ik er toen weer eens doorheen gebladerd. Gelukkig bleek het niet allemaal onzin te zijn wat we hadden beweerd. Maar wat ook duidelijk werd, was dat we veel interessante zaken gemist hadden. Ofwel omdat we van het bestaan ervan in 1982 niet op de hoogte waren, ofwel omdat ze op dat moment gewoon nog niet bestonden.


Wat we in 1982 niet zagen aankomen


Ik denk aan de razendsnelle introductie van de PC en het even zo snelle verdwijnen van de mechanische typmachine, terwijl de in de jaren '70 beloofde paperless society alleen maar verder weg kwam te liggen. We gingen allemaal een cursus tekstverwerken volgen. De CD verdrong in luttele jaren de LP. Satelliet en kabel brachten de hele wereld op ons scherm en maakten de TV-antenne overbodig, terwijl Viditel flopte. Wat zeker niet flopte, waren de 06-nuinmers, die aantoonden dat onze samenleving vol zit met contactgestoorden, en de autotelefoons. Aids verscheen in de publiciteit en bleef daar, Star Wars dook eveneens op, maar verdween weer. We hebben er wel het Europese "Eureka-programma” aan overgehouden en mogelijk ook de aanzet tot de volledige ineenstorting van de communistische heilsleer. Wie had verwacht dat er toch weer op grote schaal naar chemische wapens gegrepen zou worden (oorlog Irak-Iran)? En wie had verwacht dat de wereld daar zo lauw op zou reageren, omdat we blijkbaar banger waren voor moslimfanatisme dan voor mosterdgas? De toch al sukkelende kernenergie-bedrijvigheid kreeg een bijna dodelijke dosis negatieve publiciteit door de ramp in Tsjernobyl en werd nog net gered door het in 1982 nog nauwelijks aandacht trekkende broeikaseffect. We weten nu, onder meer door de samenstelling van fossiele luchtbelletjes in het landijs op de Zuidpool te analyseren, dat de toename van de C02-concentratie al teruggaat tot de eerste industriële revolutie.


Grote opwinding was er over de ontdekking van een nieuwe klasse supergeleiders, die intussen weer wat is weggeëbd. De grote sprong van -269 Celcius (Kamerling Onnes) naar - 148 Celcius is op die waarde de laatste 3 jaar blijven steken. Gehoopte toepassingen in de hoek van weerstandsloos transport van elektrische energie (sterkstroom) zijn voorlopig niet te verwachten. Veel minder was de publieke aandacht voor een andere ontdekking uit de researchkeuken van lBM, die eveneens een Nobelprijs opleverde, de zogenoemde scanning tunneling microscoop, die technisch-wetenschappelijk gezien echter wel eens een veel grotere inpact zou kunnen gaan krijgen. Ik kom daar zo nog op terug. De introductie van plastic geld en magneetpas ging erg snel evenals de invoering van de streepjescode. De polymerasekettingreactie betekende een nieuwe doorbraak in het DNA-onderzoek. In 1988 werd voor het eerst octrooi verleend op een levend organisme, een genetisch gemanipuleerde muis. In de computerwereld doken nieuwe begrippen op als expertsystemen en neurale netwerken.


De nieuwe status van de ondernemer

De samenleving reageerde zeer opportunistisch op de grote economische problemen van het begin van de jaren tachtig en zette de ondernemer snel weer op zijn naoorlogse voetstuk. Reaganomics en Thatcherisme vierden hoogtij en boden weinig ruimte voor sociale vernieuwing. Zelfs de universiteiten gingen door de bocht, schudden hun maatschappijkritische houding af en gingen met hun handel de boer op. In de slipstream van deze omwenteling kon even het fenomeen Yup, de Young Urban Professional, tot bloei komen. Eén flinke beurscrash (1986) was voldoende om de snelle jongens met de zelfverzekerde blik duidelijk te maken dat de weg naar het miljonairsdom meestal begint bij het rondbrengen van de krant en dat windhandel uiteindelijk alleen luchtkastelen oplevert.

Een andere toch wel verrassende ontwikkeling was de opkomst van de groene beweging. Na de uiterst sombere voorspellingen van de Club van Rome in het begin van de jaren '70, gevolgd door enkele traumatische oliecrises, was het een tijdje rustig. De olieprijs zakte voortdurend, de wereldvoedselvoorziening kon de bevolkingsaanwas redelijk bijbenen, kortom er leek geen vuiltje aan de lucht.

Milieu wordt hot

Dat vuiltje was er echter wel degelijk en de gevolgen werden de afgelopen jaren snel duidelijker. Er ontstond een gat in de ozonlaag, het broeikaseffect werd voorpaginanieuws, er kwamen smogalarms en de verzuring begon zijn tol te eisen in bos en heide. We raakten bedolven onder ons eigen afval. Hoge concentraties PCB's en dioxines in de moedermelk, zeehonden en paling gaven te denken. De milieuproblematiek kreeg een mondiaal karakter en de milieubeweging kreeg eindelijk erkenning, het bedrijfsleven koos op grote schaal scharreleieren voor zijn geld en groen als huisstijlkleur. Binnen de kortste keren was het afgelopen met de bevoorrechte posities van de autobezitter en de tractorbezitter, ook al omdat beiden op andere wijze tot duurzame ontwrichtingen leidden. De wegen, ook de luchtwegen, slibden onverwacht snel dicht. En ook de laatste prognoses worden overschreden. Recent onderzoek van TNO heeft uitgewezen dat bij een gunstige ontwikkeling van de economie het aantal auto's dat voor 2010 wordt verwacht (1986 + 35 %) reeds in 1995 bereikt zal worden. In 1987 verscheen het rapport van de Commissie Brundtland en werd het begrip 'Duurzame Ontwikkeling' door een groot aantal landen geaccepteerd als basis van toekomstig beleid. Vooralsnog meer een kwestie van woorden dan van daden, maar ook daar kom ik nog op terug. Kortom, er gebeurde nogal wat sinds 1982, dat we niet hebben voorzien, dat we niet konden voorzien. Op micro- meso- en op macroschaal.


Het droeve lot van de voorspeller

Bespiegelingen over de toekomst op schrift vastleggen is dan ook vragen om moeilijkheden. Arthur Clarke heeft daar een aardig boekje over geschreven, waarin hij waarschuwt voor de risico's die de would- be profeet loopt. Het belangrijkste is een gebrek aan durf. Toen Edison in 1878 bekend maakte dat hij aan de ontwikkeling van een elektrische gloeilamp werkte, zorgde dat voor een fikse duik in de koers van de aandelen van de gasbedrijven. Stadsgas werd toen nog gebruikt voor straatlantaarns. Het Engelse parlement liet een commissie de zaak evalueren. Tot opluchting van het Engelse gasbedrijf werd vastgesteld: ' De denkbeelden van Edison zijn goed genoeg voor onze overzeese vrienden, maar verdienen niet de aandacht van praktische of wetenschappelijke mensen.' Een tijdje later ging Edison overigens zelf in de fout, toen hij liet weten absoluut niets te zien in de door Nicola Tesla ontwikkelde wisselstroomtechnologie. Edison koerste zelf op gelijkstroom. Bijna klassiek is het verhaal van de grote Amerikaanse astronoom Simon Newcomb, die het volgende beweerde: 'Het bewijs dat geen mogelijke combinatie van bekende substanties, bekende vormen van machinerie en bekende vormen van krachten kan worden verenigd in een bruikbare machine waarmee de mens lange afstanden door de lucht zal kunnen afleggen, komt de schrijver zo volledig voor als het bewijs van enig fysisch feit maar kan zijn.' In dezelfde tijd waren de gebroeders Wright, fietsenmakers nota bene, en landgenoten van Newcomb, bezig een benzinemotor op een paar vleugels te monteren. Clarke geeft nog een aantal andere voorbeelden van kortzichtigheid in combinatie met verregaande arrogantie en komt dan tot de 'Wet van Clarke':


Wij hebben vandaag dacht ik geen oudere geleerden op het programma staan, dus wat dat betreft zit het wel goed. We hebben wel een zeer gemêleerd sprekersbestand. Dat zal er ongetwijfeld toe leiden, dat we een zeer breed en gevarieerd programma tegemoet gaan. Verschillende thema's, verschillende invalshoeken, verschillende diepgang, het wordt ongetwijfeld een caleidoscopisch beeld van wat ons eventueel nog te wachten staat. En zo hoort het ook op een studentenfeest. U wordt al genoeg lastiggevallen door verkokerde en monodisciplinaire betogen. Er is waarachtig wel meer aan de hand in de wereld dan in de vakgroep wordt beweerd. Met alle respect, dat wel. Overigens kan worden opgemerkt dat het vak futurologie in de jaren '70 een aanzienlijke bloei doormaakte. En ook het maken van strategische plannen door bedrijven werd in die tijd een geliefde sport.

Helaas had ook hier de toekomst het laatste woord en bleek de waarde van deze activiteiten nogal marginaal. De pretentie van de professionele toekomstverkenners is tegenwoordig dan ook aanzienlijk bescheidener.

The WORLD3 model’s prediction of the future state of our world in the “business as usual” scenario. Club of Rome, 1972.

The dotted lines show the 30-year future projection that was published in the ‘Limits of Growth’ back in 1972. The solid lines show the actual dynamics. The main descriptors for the status of our world seem to follow the predicted trends. Currently, we are in the plateau phase for most of these curves and start to witness downwards leading trends. Although not all predictions are accurate in their exact quantities and timing, the general trend is widely acknowledged today.




Een voorbeeld van een zeer pretentieuze verkenning was het Rapport aan de Club van Rome uit 1972, dat zeker in Nederland met zijn toch wat sombere volksaard grote consternatie veroorzaakte door de mondiale rampen, die er in werden voorzien. Het was gebaseerd op een computersimulatie (wereldmodel) van Jay Forester en Dennis Meadows. Bovenstaande schema geeft een indruk van de complexiteit van het model. Daaronder de aard van de uitkomsten. Het model werd krachtig geattaqueerd op zijn beperkingen. De voorspellingen kwamen inderdaad niet uit. Het aanpassingsvermogen van de mens, de beschikbare voorraden grondstoffen en de mogelijkheden van nieuwe technologie werden onderschat. Anderzijds is de milieuproblematiek in feite ernstiger dan voorspeld. Enkele mondiale milieuproblemen zoals het broeikaseffect en het gat in de ozonlaag zijn pas in de jaren '80 manifest geworden.


Economische veranderingen

De wereld wordt naar mijn bescheiden mening vooral bepaald door economische processen. In dit verband zijn er enkele zeer interessante ontwikkelingen gaande, die we kunnen aanduiden met:

- informatisering

- internationalisering

- individualisering


Deze ontwikkelingen staan niet los van elkaar. Een van de belangrijkste verbindende elementen is de informatie- en telecommunicatietechnologie. De computer, met alles wat daar bij hoort, verandert niet alleen het productieproces in snel tempo maar leidt ook tot een duidelijke verschuiving in het zwaartepunt van onze economie. Na de agrarische sector is nu de industriële sector zijn dominante invloed op de samenleving aan het verliezen. Hoogontwikkelde landen als Nederland zijn hard op weg naar een informatiemaatschappij, waarmee in dit verband wordt bedoeld dat het merendeel van de werkende bevolking zich bezighoudt met het verzamelen en verwerken van informatie, waarmee diensten worden verleend. In ons land houdt op dit moment ca. 50 % van de beroepsbevolking zich bezig met het verzamelen en verwerken van informatie. In de VS werd deze situatie reeds in de jaren '60 bereikt. De harde productie wordt ofwel geautomatiseerd of verdwijnt naar die delen van de wereld, die lage arbeidskosten paren aan een hoge productiviteit.


Een tweede belangrijke ontwikkeling is de internationalisering van de economie. Dat geldt niet alleen voor de pogingen om in Europa de binnengrenzen op te heffen. De snel toenemende mogelijkheden van telecommunicatie en transport hebben de wereld zodanig verkleind, dat zowel de productiemiddelen als de afzet zich steeds minder laten tegenhouden door nationale grenzen. Hoewel nationale en supranationale overheden elkaar nog steeds flink in de haren vliegen over oneerlijk spel bij subsidies en importbeperkingen, lijkt dit bijna een achterhoedegevecht. Terwijl Europa zich samensmeedt om een vuist te kunnen maken tegen de boze buitenwereld, zijn de Japanners, Amerikanen en Zweden al volop bezig om door overnames en fusies zich hier te nestelen. Een recente peiling in Japan wees uit dat zeven van de tien bedrijven plannen hebben om in Europa lokale bedrijven op te kopen. Voorboden van deze nieuwe trend zijn de overname van het Britse computerbedrijf ICL door Fujitsu en van de farmaceutische divisie van Gist-Brocades door Yamanouchi Pharmaceutical. De dure yen maakt het extra aantrekkelijk om bepaalde productie-activiteiten naar Europa over te hevelen. Overnames en coalities, niet alleen om markten te vergroten maar ook om nieuwe producten te ontwikkelen. De bedragen die daarmee gemoeid zijn, nemen in een aantal sectoren zo toe, dat ze de mogelijkheden van zelfs de grootste bedrijven te boven lijken te gaan. Denk aan de ontwikkeling van nieuwe chips, nieuwe vliegtuigen, nieuwe energietechnologie, nieuwe geneesmiddelen, etc..


De informatietechnologie biedt ondernemingen de mogelijkheid om hun producten veel nauwkeuriger af te stemmen op de behoeften van de individuele klant. Massafabricage en serieproductie raken uit de tijd. Straks kunnen we in de show-room of zelfs vanachter onze eigen terminal onze individuele wensen kenbaar maken ten aanzien van een nieuw aan te schaffen auto. De informatie wordt direct verwerkt in de productieplanning, die is ingericht op flexibele fabricage. Uitgevers zijn aan het experimenteren met de productie van kranten en tijdschriften, waarvan de inhoud is aangepast aan individuele interesses. Collectieve regelingen, zoals pensioenen en verzekeringen, zullen plaats moeten maken voor exact op de wensen van de klant afgestemde financiële pakketten. Kortom, individualisering.


Niet alles gebeurt rationeel

Rationeel gezien groeit de wereld in een aantal opzichten naar een economische eenheid, voortgestuwd door nieuwe technologische ontwikkelingen. Maar, er zijn nogal wat maarren. Op de eerste plaats hebben we, tot groot verdriet van de economen, niet alleen te maken met rationele processen en overwegingen. De mens is niet alleen ratio, maar ook gevoel en emotie. Die uiten zich in grote cultuur-historisch bepaalde verschillen in de wereld, die weer een bron van wederzijds wantrouwen, chauvinisme, religieus fanatisme en racisme zijn. En als de economen ergens een hekel aan hebben dan is het wel aan wantrouwen. Het is natuurlijk niet toevallig dat sinds enige tijd in de publieke opinie in de VS de Japanner de plaats heeft ingenomen van de Rus als staatsvijand nummer 1. De economie kan dan wel gebaat zijn bij de Japanse manier van werken, als de nationale industrie vanuit Tokio bestuurd wordt, geeft dat bij veel mensen toch ongemakkelijke gevoelens. Het feit dat allerlei industrietakken door Japan zijn en worden weggevaagd, leidt tot angst en frustratie.


Wat te denken van een recent hoofdredactioneel commentaar in het gezaghebbende tijdschrift “The Economist” over de toekomst van de Amerikaanse auto-industrie. Het eindigt met de uitspraak 'Detroit, rest in peace'. Moraal van het commentaar was: de strijd tegen de Japanse automobielindustrie is in feite al verloren. Als we in de VS nog willen concurreren dan is het beter de hele zaak in Detroit dicht te gooien en ergens anders opnieuw te beginnen. Steve Jobs, de succesvolle grondvester van Apple, schat de kans dat er over 10 jaar in de VS nog computers worden geproduceerd op 50 %. Zeer onlangs verscheen het bericht dat Hitachi de eerste hardware neurale computer had gerealiseerd.


Opvallend is de groeiende dominantie van Japan op het strategisch cruciale gebied van de informatica. Op een aantal gebieden heeft Japan de leidende positie van de VS overgenomen. Ook een Japans bod op Philips hoort straks tot de mogelijkheden. In de jaren negentig zal Japan ook op de financiële markten de strijd met de VS in zijn voordeel beslissen. Mogelijk duurt de Japanse overheersing maar enkele decennia, het land heeft immers ook zijn duidelijke beperkingen. Dit zal echter lang genoeg zijn om het zwaartepunt van de wereldeconomie naar Azië te verschuiven.


Culturele verschillen en duurzame ontwikkeling

Ik zie in de toekomst een enorm spanningsveld ontstaan tussen enerzijds de mondialisering van de economie en anderzijds een neiging tot blokvorming op grond van militair-strategische overwegingen en diep gewortelde culturele verschillen. Of zal de 'American way of life' zo'n grote aantrekkingskracht gaan uitoefenen dat die verschillen op termijn zullen worden uitgewist? Persoonlijk moet ik er niet aan denken dat onze eigen statige Sint Nicolaas straks het onderspit zal delven tegen een invasie van UFO's in de vorm van dikbuikige en tingelende kerstmannen, die op hun arresleden door het winterse zwerk zoeven. Daar trapt een gezond Hollands kind toch nooit in. Helemaal gerust ben ik overigens niet, als ik zie hoe grote warenhuizen begin november reeds beginnen met het creëren van een kerstsfeertje. Heeft dit wellicht te maken met bepaalde demografische processen, die in onze omgeving in ieder geval een aanzienlijke vergrijzing tot gevolg hebben? In het algemeen zou ik aandacht willen vragen voor het feit dat lokale culturen in deze tijd net zo snel lijken te verdwijnen als de biologische soortenrijkdom. Dat is een slechte zaak. We weten dat monocultures kwetsbaar zijn. Dat geldt niet alleen in de landbouw, het zou ook wel eens in de mensenwereld kunnen gelden. Iedere cultuur is een samenhangend geheel van normen en waarden, zich uitend in een bepaalde levensstijl. Het staat niet bij voorbaat vast dat de Amerikaanse hoofdvariant onder alle omstandigheden de grootste kans op overleven biedt. Sterker nog, betwijfeld mag worden of in deze variant radicale aanpassingen van onze levenswijze, die mogelijk noodzakelijk zullen zijn om het uitgangspunt van een 'duurzame ontwikkeling' te realiseren, wel haalbaar zijn. Anders gezegd, als de mensheid voor onverwachte bedreigingen komt te staan, kan het plezierig zijn als er ergens nog cultuurvarianten bestaan, die daar beter bij passen.


Milieu en economische groei



Hiernaast een beetje serieuze spielerei van de auteur met de zogenoemde S-curve die de groei beschrijft in de situatie dat er grenzen zijn aan een in aanleg exponentiële groei. De curve volgt uit de logistische vergelijking. Bij een beheerste groeisnelheid zal het systeem zich netjes naar een verzadigingstoestand bewegen, volgens de S-curve van fig. 8. Bij een grotere groeiparameter kan het systeem, bv het aantal prooidieren in een ecosysteem, tussen verschillende waarden gaan slingeren (fig 9, 10). Bij een nog grotere groeifactor kan het zelfs een chaotisch gedrag gaan vertonen dat zeer gevoelig is voor de beginwaarden (fig 11).





Er zijn nog andere factoren, die naar mijn mening een soepele economische ontwikkeling op termijn in de weg gaan staan, op de eerste plaats de knalharde confrontatie tussen milieubehoud en economische groei. De milieubeweging heeft zeer grote reserves ten aanzien van het streven om de handelsbelemmeringen op te heffen, omdat ze, niet geheel ten onrechte, vrezen dat dit ten koste zal gaan van het milieu. Omdat milieuzorg in het algemeen kostenverhogend werkt, zal men de neiging hebben om de internationale normen op te hangen aan die nationale normen, die het minst scherp gesteld zijn. We zien nu al hoe in Europa, net zoals in de landbouw, de milieuregelgeving wordt afgestemd op de zwakste schakels. Landen die sneller en verder willen gaan, worden teruggefloten. Een nog veel groter probleem wordt ongetwijfeld de vertaling van de vrome wensen van het Brundtland-rapport, dat ervan uitgaat dat een verbetering van het milieu alleen mogelijk is als de economie blijft groeien. Ik ben geen economisch deskundige, maar ik vraag me af of deze stelling in zijn algemeenheid te handhaven is. Zolang we niet echt in staat zijn om onze vleugels uit te slaan in de wereldruimte, hebben we te maken met een aarde, die in alle opzichten eindig is. Ieder groeiscenario zal vroeg of laat tegen de limieten van onze planeet aanlopen. De heer Hueting zal daar vanmiddag ongetwijfeld nader op ingaan. De figuur toont de S-curve, waar alle elementaire begrensde groeifenomenen door beschreven worden, en de samenhang met chaosverschijnselen, die tegenwoordig op allerlei gebieden opduiken.


Dat brengt me op een tweede factor, die de mondiale economische integratie zal tegenwerken: het gevecht om schaarser wordende productiemiddelen. Op korte termijn kunnen we dat verwachten bij zaken als olie, water en vruchtbare grond. De wereldvoedselvoorziening, waarover Albersen vanmiddag zal spreken heeft daar direct mee te maken.


Gedragsbeïnvloeding

Een heel ander onderwerp. De behoefte en de mogelijkheden om de massa te beïnvloeden nemen toe. Vanwege ideële en commerciële motieven. De overweldigende milieuproblematiek en de steeds schrijnender verschillen tussen rijk en arm maken een ingrijpende aanpassing van onze levensstijl onvermijdelijk. Zonder een weergaloze vorm van massale brain-washing zal dat niet lukken. Dat is de ideële invalshoek. Het bedrijfsleven realiseert zich dat ze steeds meer overgeleverd raakt aan de grillen van de markt. Producten worden steeds minder verkocht op hun intrinsieke waarde als wel op het imago van een merknaam. Dat komt omdat het voortbrengingsproces internationaal en diffuus wordt. Kopers weten absoluut niet meer, waar hun product nu eigenlijk vandaan komt. Ze hebben ook steeds minder inzicht in de kennis, die erin verwerkt is. De producten worden immers steeds complexer. Daar komt nog bij dat de product-levenscyclus voortdurend korter wordt en er, tot grote zorg van de commercie, in veel opzichten een vorm van verzadiging optreedt. Ik spreek nu uiteraard over het rijke deel van de wereld.

Consumenten zullen ook meer rekening gaan houden met de maatschappelijke beeldvorming van producten en producenten. Dat alles heeft tot gevolg dat er steeds meer inspanning gestopt zal gaan worden in beïnvloedingsprocessen. Van Kralingen zal daar ongetwijfeld nader op ingaan, terwijl het ook het onderwerp van Haasbroek, die zal spreken over de ontwikkelingen in de media, direct raakt.

Bestookt door veelal zeer verwarrende informatie en opgejaagd door een steeds hardere concurrentiestrijd moeten we proberen het hoofd koel te houden en gezond te blijven. Sterker nog, zullen we de invloed op de kwaliteit van ons bestaan willen versterken. Ondanks de grote vooruitgang in de medische wetenschap en in onze kennis van fundamentele levensprocessen lijkt dat nog niet zo geweldig te lukken. Het gevoel van gezondheid zit voor een belangrijk deel tussen onze oren en daar lijkt het een steeds grotere janboel te worden. Mijn oud-collega Huub Schellekens zal daar nader op ingaan.

Na deze algemene inleiding, waarin ik heb getracht enige structuur aan te brengen in het programma van vandaag, dan nu enkele opmerkingen, die wat meer verband houden met de titel van mijn eigen verhaal: de technologische ontwikkeling en de mogelijkheden om daar invloed op uit te oefenen.


De geboorte van Cleo (naam van de Groningse Studentenvereniging)

Een week geleden is de 15 miljoenste inwoner van ons land geboren. Ik zou het tweede deel van mijn verhaal aan deze kleine landgenoot willen opdragen. Omdat niet exact bekend is wie aan dit fraaie getal gekoppeld is en omdat wij de verjaardag van Cleopatra vieren, zal ik mij vermannen en de boreling vanaf nu met Cleo aanduiden. Hoe zal haar leven eruit gaan zien? In wat voor samenleving zal zij opgroeien? Met welke waarden en normen, met welk wereldbeeld, met welk beeld van zichzelf zal zij de wereld tegemoet treden? Hoe zal die wereld eruit zien?


Laten we eerst eens luisteren naar een aantal prognoses voor de jaren '90 van lieden, die op allerlei gebied als zeer deskundig worden beschouwd. Ze zijn ontleend aan een artikel uit het tijdschrift Fortune van 26 maart 1990, getiteld: 'Ideas for the nineties'.


- Kazuhiko Nishi (Wonder boy van de Japanse software-industrie):

De hoeveelheid informatie op een chip zal met minstens een factor 1000 toenemen. Via glasvezelnetwerken zullen homecomputers in netwerken worden opgenomen. Digitale, audio- en videotechnieken zullen met de PC worden geïntegreerd. Dat vereist wel verregaande standaardisatie, waaraan al hard wordt gewerkt. In dit verband zal het begrip domotica (informatietechnologie in huis) in de toekomst vaker genoemd gaan worden. In het jaar 2000 zullen draagbare computers via satellieten wereldwijd met elkaar communiceren.

- Hiroyki Mizuno verwacht dat nieuwe intelligente huishoudelijke apparatuur door stemmen gecommandeerd zullen gaan worden.

- Allan Kay, de huidige baas van Apple (1990), ziet zeer krachtige personal computers komen, ter grootte van een zakrekenmachine, die 24 uur per dag actief zijn met het verzamelen van relevante informatie. Het systeem zal begrip hebben van de wereld waarin we leven en zal voortdurend in de gaten houden wat we willen. Kay acht het mogelijk dat computers over mensachtige intelligentie gaan beschikken, tenzij er toch iets magisch zit in de menselijke geest.

- Carver Mead, een Caltech professor, verwacht dat neurale netwerken de computer van de toekomst in staat zullen stellen om natuurlijke taal te begrijpen en de wereld te begrijpen, zoals wij het doen, door ernaar te kijken.

- Arno Penzias, Nobelprijswinnaar in de astrofysica, wil af van al dat gereis naar meetings en conferenties en ziet de multimedia-terminal in zijn werkkamer komen, waarmee stem, data, hi-definition TV, conferentie video en document retrieval geïntegreerd ter beschikking komt.

- Stan Shih is president van het Taiwanese computerbedrijf Acer. Hij verwacht dat computers ons zullen gaan helpen in de auto en bij het slechten van taalbarrières.

- Leroy Hood is een pionier op het gebied van zogenoemde genmachines. Hij verwacht een revolutionaire invloed van het 'human genome project', dat beoogt het totale menselijke DNA-systeem te ontrafelen en dat intussen van start is gegaan. Het zal ongeveer 15 jaar kosten. Maar dan zullen we in staat zijn om bijvoorbeeld een eiwit te ontwerpen dat specifiek bindt aan een longkankercel cm deze vervolgens onschadelijk te maken. We zullen tegen die tijd minstens 100 genen hebben geïdentificeerd die in verband gebracht kunnen worden met een bepaalde ziekte en we zullen weten hoe die ziekten te voorkomen. Binnen 20 jaar zullen vrijwel alle auto-immuunziekten, zoals reuma, multiple sclerose en suikerziekte, omzeild kunnen worden door het immuunsysteem op een slimme manier te manipuleren.

- Robert Gallo, ontdekker van het AIDS-virus, verwacht dat er voor het eind van de eeuw een vaccin tegen AIDS zal zijn (is er na 30 jaar nog steeds niet, GvdS).

- Solomon Snyder, de ontdekker van de receptoren voor endomorfinen, acht het heel goed mogelijk dat er in het jaar 2000 een effectieve behandeling tegen drugsverslaving is ontwikkeld. Hij denkt aan medicijnen, die het kontakt tussen stoffen als cocaïne en bepaalde receptoren in de hersenen blokkeren. Het lijkt me overigens meer waarschijnlijk dat er in de nabije toekomst steeds sterker gepleit zal gaan worden voor het legaliseren van hard-drugs in combinatie met een intensief voorlichtingsbeleid.


Technologisch optimisme

En zo gaat het nog even door. Kortom, een uiterst optimistische toekomstvisie, waarbij wetenschap en techniek een oplossing zullen brengen voor vrijwel alle problemen waarmee we op dit moment nog worstelen. Een technology-push visie zonder weerga. De Amerikanen en Japanners zijn ervan overtuigd dat we echt op een keerpunt in de technologische ontwikkeling zijn aangeland. Twee factoren staan daarbij centraal. Op de eerste plaats de komst van werkelijk intelligente computersystemen en op de tweede plaats de volledige beschikbaarheid over de genetische informatie. Beide zullen ons ongekende mogelijkheden verschaffen om de natuur, de dode zowel als de levende, naar onze hand te zetten. Zijn er dan helemaal geen wolkjes ?


Bevolkingsexplosie

Terug naar Cleo, voor wie al dit moois binnen handbereik is. Voor deze kleine mens begon de toekomst een week geleden. Een toekomst, die zij zal delen met de 260.000 andere nieuwe wereldburgers, die op dezelfde dag geboren werden en met de kleine honderd miljoen, die in 1990 voor het eerst het levenslicht aanschouwden. Een flink deel daarvan zal haar maar kort op haar levenspad vergezellen. Ze zullen voor hun eerste levensjaar aan honger en ziekte zijn overleden. Desondanks zal de wereldbevolking in een ijselijk tempo blijven toenemen. Aan de ruim 5,3 miljard van dit moment zullen er voor de eeuwwisseling nog eens 1 miljard zijn toegevoegd. De totale bevolking van China in minder dan tien jaar. Deze vooralsnog niet te remmen menselijke woekering vormt ongetwijfeld de grootste bedreiging van een gelukkige toekomst voor onze Cleo, die zelf mag rekenen op een leeftijd van meer dan 80 jaar. Als de bevolkingsexplosie ongeremd zou kunnen doorgaan en Cleo zou op haar negentigste overlijden dan zou de wereld afgeladen vol zitten met zo'n 20 miljard inwoners, op een dergelijk getal kom je uit als je rekent met een verdubbelingstijd van de wereldbevolking van 45 jaar.

Zelfs de grootste optimist zal toegeven dat onze aarde niet in staat is om een dergelijke massa een menswaardig bestaan te garanderen. Lang voor Cleo's overlijden zal zelfs de paus van Rome zijn verzet tegen welke vorm van geboortebeperking dan ook hebben opgegeven. Dit moment zal waarschijnlijk al aanbreken nog voor Cleo haar dertigste verjaardag heeft gevierd. Tegen die tijd zou de wereld wel eens het toneel kunnen zijn van enorme hordes op zoek naar voedsel, alles kaal vretend zoals een zwerm sprinkhanen. Er zullen ernstige conflicten uitbreken over de beheersing van de volstrekt ontoereikende watervoorraden, nodig voor het lessen van onze dorst en die van ons vee en voor het verbouwen van landbouwproducten. Om zich de desolate massa's van het lijf te houden zullen de gebieden, waar welvaart heerst en de bevolkingsgroei onder controle is, zoals Europa, de sterke neiging hebben zich hermetisch van de buitenwereld af te sluiten. Zo zou het kunnen gaan en de kans dat het ook inderdaad gebeurt, lijkt me aanzienlijk.



De angstaanjagende groei van de wereldbevolking.





In nevenstaande grafiek staat de ontwikkeling van de bevolkingsgroei weergegeven. Aan het begin van deze eeuw waren er 1,8 miljard mensen, bij een groeisnelheid van 0,8 %. Halverwege de eeuw waren het er al 2,5 miljard en in 1985 4,8 miljard. Het duurde miljoenen jaren om de 1 miljard te bereiken. Dat was rond 1800. Voor de volgende miljard was nog maar 130 jaar nodig (1930). In nog geen 30 jaar was er al weer een miljard bijgekomen, terwijl de 4 miljard in 1975 werd geboekt. De groeisnelheid bedroeg toen ca. 2 %, wat een verdubbelingstijd van ca. 35 jaar betekent. In de jaren '70 begon de groeisnelheid voor het eerst af te nemen, om in de jaren '80 weer op te lopen. De huidige schattingen van een gestabiliseerde bevolkingsomvang variëren van 7,2 tot 14,9 miljard jaar rond het jaar 2100. Als er niet snel humane oplossingen komen dan zal de wal deze uitpuilende ark van Noach keren. Dat wil zeggen dat de groei zal worden afgeremd en tot stilstand komen door ziekte, honger, oorlog en milieurampen.


De muizenwereld van John Bumpass Calhoun

1970. John B. Calhoun in zijn experimentele muizenutopia waarin hij de gevolgen van grote bevokingsdichtheden onderzocht. Zijn werk trok veel aandacht na een artikel in Scientific American in 1962. De uitkomsten van zijn onderzoek bleken even interessant als omstreden. Hier is een kort filmpje te zien van Calhouns experimenten.



Mogelijk gaan er ook nog geheel andere mechanismen werken. In dat verband is het wellicht interessant om kennis te nemen van een onderzoek dat al in het begin van de jaren zeventig werd uitgevoerd door de Unit for Research on Behavioral Systems onder leiding van John B. Calhoun.


Calhoun bestudeerde het effect van overbevolking op de geestelijke gezondheid aan de hand van een zich in alle vrijheid ontwikkelende muizenpopulatie. Hij bouwde daartoe een experimenteel muizenuniversum, een fysiek en sociaal gesloten systeem, een soort utopia voor de muizen omdat er voedsel in overvloed was, terwijl ze niet belaagd werden door hun natuurlijke jagers en ook niet bang hoefden te zijn voor epidemische ziekten.


Het experiment begon met 8 muizen, die in een wereld werden geplaatst die ruimte bood aan minstens 3000 individuen. De eerste fase van de ontwikkeling werd gekenmerkt door een aanpassing aan de omgeving en een zekere territoriale verdeling. En uiteraard kwam de vermenigvuldiging op gang. Bij een bevolkingsaantal van 22 trad een abrupte fase-overgang in. De bevolkingsgroei nam af naar een verdubbelingstijd van 60 dagen. Volwassen muizen begonnen de totaal beschikbare ruimte te exploiteren. Hoewel het muizenuniversum was opgebouwd uit een aantal identieke segmenten, die elk dezelfde mogelijkheden boden voor het verkrijgen van voedsel en water, werden ze opmerkelijk genoeg niet in gelijke mate benut. Naarmate de populatie groeide, bleven bepaalde locaties aantrekkelijker dan andere. Die aantrekkelijkheid werd blijkbaar positief beïnvloed door de aanwezigheid van andere muizen, waardoor bepaalde locaties overbevolkt raakten. Op dit moment kan ik het niet nalaten om al vast even naar het menselijk gedrag te kijken, bijvoorbeeld tijdens vakanties.


Hoewel bijna de helft van de leefeenheden nauwelijks werd benut, raakten bepaalde andere eenheden zo overbezet dat sommige muizen er zelfs door verstikt raakten. Na 315 dagen waren er 620 muizen en trad een nieuwe fase-overgang op. Er trad stagnatie in en de verdubbelingstijd sprong naar 140 dagen. Dit bleef zo tot de muizenwereld 2200 inwoners telde. Bij het begin van deze nieuwe fase telde de bevolking drie jonge muizen op elke volwassen muis, een verhouding die sterk afwijkt van die in de vrije natuur. Het wezenlijke probleem voor de muizen in deze fase was kennelijk dat er weliswaar talrijke jonge muizen getraind werden om hun sociale rol als volwassene te vervullen, maar dat er in de sociale groepen, die zo'n 150 muizen omvatten, geen taak voor hun was. Er waren er gewoon te veel om op een natuurlijke wijze te integreren in de muizensamenleving. Grote aantallen werden dan ook door deze groepen verstoten.


De overbodige muizen begonnen zich op te hopen in de openbare ruimte van de muizenwereld. Zij trokken zich fysiek terug door zich inactief te gedragen en sociaal door die plaatsen op te zoeken, die het minst bezocht werden door muizen met een hogere sociale status. Sporadisch was er sprake van een uitbraak van ogenschijnlijk doelloos geweld onder deze verstotene, en talrijke muizen liepen ernstige wonden op omdat ze geen vluchtpogingen ondernamen als ze werden aangevallen. Terwijl deze groep desocialiseerde, bleven hun sociaal levende soortgenoten jongen voortbrengen.


Onder de stress van het verwerpen van jonge volwassenen verloren de territoriaal opererende mannetjes geleidelijk hun vermogen om hun ruimte te beschermen en te verdedigen. Daarop werden de vrouwtjes allengs agressiever en begonnen hun jongen eerder te verstoten dan in de vrije natuur. De ineenstorting van het territoriumgedrag van de sociaal levende mannetjes en de daarop volgende ineenstorting van de moederzorg, leidden tot het ontstaan van een groep muizen, die bij hun geboorte al verstoten waren en derhalve geen enkele sociale vaardigheid hadden verworven.

Deze groep van zo 'n 1600 muizen werd fysiek wel volwassen, maar toonde geen enkel normaal sexueel of agressief sociaal gedrag. Na 560 dagen bereikte de muizenwereld de stervensfase. Het sterftecijfer begon het geboortecijfer te overtreffen. De bevolking telde 2200 leden en er was nog geen sprake van fysieke schaarste in de zin van tekorten aan voedsel, water of schuilmogelijkheden. Er was sprake van een sociaal uitstervingsproces. Sommige wijfjes brachten nog jongen voort, maar bekommerden zich daar verder niet meer om. Ander normaal sociaal gedrag was vrijwel verdwenen. Sociaal aangepaste dieren maakten plaats voor soortgenoten met alle mogelijke afwijkingen. Het complexe gedrag, nodig voor het overleven van de soort, in de zin van het verwerven van een partner, de paring en agressie, waren totaal verstoord door het verdwenen vermogen van de bevolking om sociaal geïntegreerde groepen te formeren. De muizenwereld was ten dode opgeschreven temeer omdat het hele proces onomkeerbaar bleek. Een groep volwassen muizen, die reeds in de tweede fase in een nieuwe habitat werd geplaatst, bleek niet in staat om zich sociaal te herstellen.

Zijn toenemende individualisering, massawerkloosheid, drugsgebruik, normvervaging en criminalisering tekenen, die wijzen op sociale desintegratie ? Het is natuurlijk makkelijk om de betekenis van dergelijk onderzoek voor de situatie van de mens in twijfel te trekken. Anderzijds hebben we niet de tijd om rustig af te wachten of de mensheid mogelijk ook in zo'n stervensfase terechtkomt. Drie jaar in de muizenwereld komen overeen met 150 mensjaren. De les van dit verhaal is dunkt me, dat sociale desintegratie het voortbestaan van de mensheid mogelijk al eerder kan bedreigen dan fysieke tekorten.


Eerst zorgen voor voldoende energie

Terug naar het probleem van de menselijke overbevolking. Zijn er humane oplossingen ? Welke mogelijkheden biedt de techniek ? De meest humane oplossing is ongetwijfeld een snelle verbetering van de levensstandaard in combinatie met een zeer radicale anti-conceptie-politiek. Beide zijn van wezenlijk belang bij het bereiken van acceptabele geboortecijfers. De techniek kan hierbij in vele opzichten onmisbare diensten bewijzen. De belangrijkste is het genereren van voldoende hoogwaardige energie tegen een acceptabele prijs. Kennis en hoogwaardige energie, waarmee arbeid verricht kan worden, staan aan de basis van de welvaart. Kennis is geen probleem, energie wel. Nog niet eens zozeer omdat er tekorten dreigen. Dat geldt weliswaar voor de olie, maar gas en steenkool zijn er voorlopig nog genoeg. Het probleem zit hem meer in de milieu-effecten van de fossiele brandstoffen, waarvan het broeikaseffect op dit moment de meeste aandacht trekt. Volgens oud-president Hooykaas van Shell zullen de olievoorraden kort na 2050 op zijn. Zo'n 20 jaar later hetzelfde met gas. De energieconsumptie blijft voorlopig stijgen met 2 % per jaar. Een verdubbelingstijd van 35 jaar. Gasvoorraden zijn er nog voor 250 jaar (verbruiksnivo '85), uranium is toereikend voor 90 jaar. Met kweekreactor 5400 jaar. De groeipercentages in het mondiale energieverbruik zijn aanmerkelijk kleiner geweest dan voorspeld door de Club van Rome. Tussen '72 en '87 in totaal 29 % en per hoofd zelfs 52 %. Maar de CO2-concentratie is 67 % meer gestegen dan zij vreesden. Dit lijkt te wijzen op een afnemend absorptievermogen van het mondiale ecosysteem.

Boven: Prognose voorraden energiegrondstoffen.


Onder

In de jaren zeventig ontdekte de Italiaanse fysicus Cesare Marchetti dat er een duidelijk patroon zat in de opeenvolging van energiedragers. Zij volgden de logistische vergelijking met een fase van groei en een fase van afname (vervanging). Vergelijkbaar met de opkomst en vervanging van technologieën. Hiermee zou ook de ontwikkelingsgang van opkomende, nieuwe energiedragers voorspeld kunnen worden zoals in deze figuur uit een publicatie uit 1979. (Gebleken is dat de wereld toch grilliger is dan Marchetti had verwacht en misschien ook gehoopt. GvdS, 2020)

Een ander, veel minder bekend effect werd recent in het blad Energiespectrum van het Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN) naar voren gebracht. Het is vooralsnog niet meer dan een veronderstelling, maar de mogelijke consequenties zijn verreikend. Ze hebben te maken met de aanwezigheid van zuurstof in onze atmosfeer, een gas dat we slecht kunnen missen. Die zuurstof is het product van plantaardige activiteit. Planten die groeien nemen C02 op en produceren netto zuurstof. Bij het vergaan wordt de zuurstof weer gebonden. Het feit dat er zuurstof in de atmosfeer aanwezig is, zou dan het gevolg zijn van het feit dat een deel van de plantaardige biomassa niet vergaat, maar wordt afgedekt en vervolgens anaëroob, dat wil zeggen zonder tussenkomst van zuurstof, wordt omgezet. Het uiteindelijke resultaat is fossiele brandstof van plantaardige oorsprong, zoals steenkool. Als we die op grote schaal ontsluiten en alsnog met zuurstof in verbinding brengen, verbranden dus, zou daardoor de zuurstof concentratie in de atmosfeer kunnen gaan dalen. Nogmaals, een hypothese, maar wel een die serieuze aandacht verdient. Als ze waar is, dan zou het wel eens verstandig kunnen zijn om niet alle steenkool, de grootste bron van fossiele energie, naar boven te halen.


Hoe het ook zij, de wereldenergievoorziening vraagt om ingrijpende keuzes. Het meest voor de hand ligt op dit moment toch, dat we de ontwikkelingslanden de gelegenheid bieden een zekere vorm van welvaart op te bouwen op basis van fossiele brandstof en dat we zelf ijlings op zoek gaan naar alternatieven, die ook op langere termijn een duurzame ontwikkeling kunnen garanderen. De huidige technologie biedt een aantal mogelijkheden. Op een wat langere termijn lijkt alleen zonne-energie uitzicht te bieden op een vorm van energievoorziening, die ecologisch acceptabel is en niet leidt tot uitputting. De basistechnologie daarvoor is reeds aanwezig. Productie van waterstof met behulp van zonnecellen lijkt daarbij een interessante optie.


Het enige alternatief is de kernfusiereactor, die deuterium als brandstof gebruikt. De oceanen bevatten daarvan een praktisch onbegrensde hoeveelheid. Deze technologie heeft zichzelf evenwel nog niet bewezen, hoewel we er niet ver meer vanaf zitten. Bedenkelijk is dat de proefreactors de neiging hebben steeds groter, complexer en duurder te worden. Koude kernfusie kunnen we intussen wel vergeten.


Overgang op deze nieuwe technologieën kost veel tijd. Ook als we nu deze voor de hand liggende keuze maken, hoe sneller hoe beter zou ik zeggen, moeten we enkele tientallen jaren weten te overbruggen. Onder de huidige omstandigheden zal dat ongetwijfeld betekenen, dat we voorlopig niet zonder kernenergie kunnen. Cleo zal straks wonen en werken in gebouwen, die optimaal profijt trekken van het energie-aanbod van de zon. Ze zal vervoerd worden in elektrisch aangedreven vervoersmiddelen, die gevoed worden door kerncentrales. Als er nog verbrandingsmotoren worden toegepast, zullen die werken op waterstof.


Met energie en kennis zijn we in principe tot veel in staat. Theoretisch kunnen we daarmee zelfs uit het meest gore zoute drab drinkwater maken of uit steenkool synthetische voedingsmiddelen. Onze kassen laten zien, dat we ook nu in principe al zonder vruchtbare grond kunnen. Planten groeien ook op steenwol, kunstlicht, kunstmest, bestrijdingsmiddelen en koolzuurgas. Ik praat nu dus even niet over prijskaartjes noch over allerlei denkbare milieu-effecten. Ook de winning van grondstoffen uit minder rijke bronnen en de recycling zijn vooral een kwestie van energie. In het begin van de volgende eeuw zullen vooral kernenergie en steenkool voor de energie moeten zorgen.


Een scenario, waarin optimaal en rationeel van de beschikbare mogelijkheden gebruik wordt gemaakt, is helaas op dit moment nog niet aanwezig. Lukt ons dat niet snel genoeg dan liggen de politieke en ecologische problemen voor het oprapen. En als het aardse ecosysteem echt instort, dan betekent dat ongetwijfeld dat James Lovelock, de vader vader Gaia-hypothese, gelijk zal krijgen. Gaia zal dan wat ballast in de vorm van hoger leven van zich af schudden en met de resterende en fundamentele wereld van de micro-organismen en andere primitieve levensvormen aan een nieuwe evolutiepoging beginnen. Pas als we het zo bont maken dat ook de wereld der bacteriën ten onder gaat, zal de aarde zich voegen in het sombere rijtje van alle andere levenloze hemellichamen in ons zonnestelsel. De kans daarop lijkt evenwel niet zo groot.


Duurzame landbouw

Naar mijn bescheiden mening komen we er dus niet als we ons terugtrekken in onze ogenschijnlijk nog behaaglijke vesting en de rest van de wereld aan zijn lot overlaten. Dat lot is uiteindelijk ook ons lot. En met alleen maar meer schone energie zijn we er natuurlijk niet. We zullen ook onze wijze van produceren en consumeren aanzienlijk moeten aanpassen. In dit verband is het wellicht interessant om te zien wat er in de agrarische wereld gaande is. Na de oorlog waren er twee landbouwvisies: de gangbare, waarin economische efficiëntie centraal stond en die een smal en eenzijdig economisch rationaliseringsperspectief behelsde, en daarnaast de biologisch-dynamische landbouw met een zeer brede scoop: kwaliteit van de natuur, kwaliteit van de arbeid, kwaliteit van de producten, etc.. In de jaren '70 kwam er aandacht voor de zogenoemd 'landbouw met verbrede doelstelling', met naast aandacht voor de landbouw ook aandacht voor de natuur. In de jaren '80 hebben we dan drie vormen: industriële landbouw, duurzame landbouw, geïntegreerde landbouw (naast economische doelen ook aandacht voor andere aspecten als welzijn dieren. Derde Wereld, milieu, energie, grondstoffen, natuur, landschap, kwaliteit arbeid) maar wel op basis van moderne kennis en technologie. Daarnaast is dan nog de biologische landbouw: ecologisch en kleinschalig. In de jaren '90 wordt een duurzame landbouw verwacht met een gelijkwaardige rol voor economie en ecologie.


Geboorteregeling

Laten we na dit nummertje doemdenken nu maar even net doen alsof het allemaal zo'n vaart niet zal lopen en eens kijken wat er verder allemaal nog te beleven en te kiezen valt voor onze kleine Cleo. Dat betekent dus allereerst dat we nu in ons achterhoofd even uitgaan van een wereld, die zich halverwege de volgende eeuw zal stabiliseren op een bevolkingsomvang tussen de 10 en de 15 miljard mensen. Ik constateer dan nu dat Cleo geboren is in de gelukkige omstandigheid, dat er samen met haar vrijwel net zoveel meisjes als jongens ter wereld kwamen. Dat zou in de toekomst wel eens anders kunnen gaan worden. Dat brengt me op een radicale verandering, die ons binnen niet al te lange termijn zeer waarschijnlijk te wachten staat en waar mijn collega Huub Schellekens ongetwijfeld nader op in zal gaan: de groeiende behoefte van ouders om reeds tijdens de zwangerschap het geslacht van de vrucht te weten te komen met als mogelijk vervolg het voortijdig beëindigen van de zwangerschap als de vooruitzichten niet naar wens zijn. Een volgende logische stap is de invoering van technieken, waardoor het geslacht reeds bij de bevruchting wordt vastgelegd. Een kunstje dat we van de veetelers kunnen leren. Dat voorkomt dan immers de noodzaak van een eventuele abortus.


In een wereld die in snel tempo vol raakt, waardoor overheden zich genoodzaakt zouden kunnen zien het kindertal sterk te limiteren, zal de behoefte om het ene kind dat nog is toegestaan aan alle ouderlijke eisen te laten voldoen sterk toenemen. En we willen zeker geen onnodige risico's Iopen op het punt van genetische defecten, temeer daar we in dat geval van nalatigheid beschuldigd zouden kunnen gaan worden. Zowel door ons eigen kind, als door overheden en verzekeringsinstellingen. De medische wereld zal naar alle waarschijnlijkheid op deze behoefte willen of zelfs moeten inspelen. Het zal beginnen met het verschaffen van zekerheid omtrent de afwezigheid van erfelijke afwijkingen, vervolgens zal men ook het geslacht vooraf willen bepalen en eenmaal op die weg, zullen van lieverlee ook allerlei andere genetische eigenschappen in de screening betrokken gaan worden.


De titel van mijn voordracht luidt: 'Wat valt er nog te kiezen ?' Welnu, hier lijkt de wetenschap de mogelijkheden te gaan aandragen van een aanzienlijk verruimde keuzevrijheid. Maar pas op! Als het goed is, zou er al een heel belangrijke keuze aan vooraf moeten gaan, of misschien moet ik wel zeggen, aan vooraf gegaan moeten zijn. De keuze namelijk of we met zijn allen deze weg wel op willen. Naar mijn persoonlijke overtuiging zouden we dat niet, of op zijn minst met de grootst mogelijke voorzichtigheid moeten doen. Op de eerste plaats is het nog maar de vraag of ouders straks echt kunnen kiezen.


Misschien worden kinderen wel zo waardevol, dat hogere machten willen gaan beslissen over welk nieuw leven aan de normen voldoet. Op de tweede plaats zou het streven naar garanties voor een gewenste erfelijke samenstelling wel eens kunnen leiden tot een dwangmatig opschroeven van de eisen, zonder dat dat leidt tot een grotere voldoening, tevredenheid of algemeen geluk zo men wil. Met de gebitsregulatie hebben we in feite iedereen verplicht om in die boot te stappen. Afwijkende gebitten zijn niet acceptabel meer. Het resultaat is enerzijds een tamelijk vervelende uniformiteit terwijl anderzijds verschillen, zij het subtieler, blijven bestaan. Nog steeds zullen sommigen beter beantwoorden aan het ideale profiel dan anderen met als gevolg dat gevreesd moet worden dat gevoelens van onzekerheid en ontevredenheid met het eigen uiterlijk blijven bestaan. Zet een groep miljonairs bij elkaar, dan zal er nog steeds afgunst zijn omdat de een meer Rolls Royces bezit dan de ander. Het lijkt me dan ook verstandig om de nieuwe genetische technieken voorlopig uitsluitend te gebruiken ter voorkoming van een aantal evidente problemen, waar we het allemaal over eens zijn, en de rest maar eens even in de ijskast te zetten.


Wat heet geluk?

Recent verscheen een bericht in de krant, dat de grootste wens van de Amerikaanse tieners voor hun verjaardag een behandeling door een plastische chirurg vroegen. Ik stel me voor hoe ze bij de eerste afspraak, net als bij de kapper, een modeblad voorgeschoteld krijgen met de profielen van hun sterren. Dit gemanipuleer met het uiterlijk zit natuurlijk al flink diep in de Amerikaanse samenleving als we denken aan al degenen, die op alle mogelijke manieren proberen het proces van veroudering, of in ieder geval de uiterlijke symptomen daarvan, tegen te houden.


Dat brengt me op een tweede medisch aspect van mijn verhaal. Vanaf haar geboorte is Cleo onderworpen aan de meedogenloze wetten van de thermodynamica. Terwijl ze opgroeit en haar cellen zich delen, zullen er fouten gaan sluipen in haar DNA, zal ze verouderen. Tot haar vruchtbare periode zal het reparatiemechanisme van het lichaam de schade ongetwijfeld binnen de perken weten te houden. Dat heeft de evolutie nu eenmaal zo opgeleverd. Daarna gaat het snel bergafwaarts. Cleo zal in een wereld terechtkomen, die zich sterker nog dan op dit moment zal trachten te verzetten tegen dit verouderingsnoodlot. De medische wereld zal steeds fantastischer krachttoeren gaan verrichten om de afbraak te vertragen of zelfs te corrigeren. Ook op dit punt zie ik een fundamenteel keuzeprobleem ontstaan. Naarmate we er beter in slagen om de dood uit te stellen, en theoretisch zou dat nog wel eens heel ver kunnen gaan, blijft er letterlijk en figuurlijk minder ruimte voor nieuwe mensen over. De vraag is of we daar als mensheid, het klinkt wat hoogdravend maar ala, wel zoveel gelukkiger door zouden worden. Daarbij ga ik ervan uit dat het krijgen en hebben van kinderen in het algemeen gevoelens van geluk opwekt en dat jongeren een eigen dynamiek in het leven genereren, die op zijn minst interessant en boeiend is, vooropgesteld dat we de problemen van de muizenwereld weten te vermijden.


Met andere woorden: zou het niet zo kunnen zijn dat een gemiddelde leeftijd van 70 jaar en een leven, waarin twee kinderen zijn grootgebracht te verkiezen is boven een gemiddelde leeftijd van 140 jaar, waarin ooit slechts plaats was voor 1 kind ? Medici en ethici zullen gruwen van een dergelijke rethorische vraag, maar het wordt vroeg of laat een van de keuzes, waarvoor we gesteld zouden kunnen worden. Het zou me niet verbazen als Cleo er straks mee te maken zal krijgen.


Fantasieën over het streven naar een willekeurig lang uitstellen van het sterven, die tegenwoordig ook zo hier en daar de kop opsteken, laat ik maar even voor wat ze zijn. Voorlopig mag Cleo hopen dat de komende decennia bekend wordt hoe een aantal zeer ernstige ouderdomsziekten voorkomen dan wel behandeld zal kunnen worden. Naast de moleculaire genetica mogen we spectaculaire vorderingen verwachten op gebieden als celbiologie, embryologie, immunologie en neurologie. De tijd ontbreekt om hier nu nader op in te gaan.


De mens als machine of andersom

Over de adembenemende ontwikkelingen in de informaticasfeer en de gevolgen daarvan voor de omgeving, waarin Cleo zal wonen en werken, is hiervoor al het een en ander gezegd. Ik denk dat de impact van deze ontwikkelingen moeilijk te overschatten is. Terwijl conventionele computersystemen snel krachtiger worden, wordt hard gewerkt aan geheel nieuwe architecturen met ongekende vermogens. Ik denk aan transputers, neurale netwerken en dergelijke. Waar we met de conventionele technologie nu al zover zijn dat alleen Kasparov en Karpov nog maar net opgewassen zijn tegen het schaakprogramma 'Deep Thought' en een nieuwe versie van dit systeem is aangekondigd, waarin 1000 van de oude versies parallel gaan opereren, zien we de discussie over het verschil tussen mens en machine toenemen. Iedere uitkomst van deze discussie is even fascinerend.


Als er een fundamenteel verschil bestaat tussen mens en machine, een stelling die recent op sterke wijze naar voren is gebracht door Poger Penrose in zijn boek 'The Emperor's New Mind', dan wordt het wel erg boeiend om te achterhalen, waar dat verschil in zit. Als er tussen machine en mens geen wezenlijke verschillen bestaan, een groot deel van de techneuten is daar van overtuigd, dan kunnen we ons enkele dingen voorstellen: machines die zelfbewust zijn, machines die de macht overnemen en machines die ons duidelijk maken dat de vrije wil een fictie is. Deze visie zou kunnen worden ondersteund door de uitkomsten van neurobiologisch onderzoek.


Een en ander kan radicale gevolgen hebben voor ons zelfbeeld en voor ons ethisch besef. Een verdere ontrafeling van het functioneren van het genetisch apparaat kan dit nog versterken. Het is denkbaar dat we zonder het duidelijk te beseffen ons lot in de handen van machines aan het leggen zijn. De vraag is of er op dit punt straks nog wat te kiezen valt. In april 1988 verscheen er in het blad 'Futures' een opmerkelijk artikel met de titel: 'The right of robots'. Uitgangspunt was dat straks hoogontwikkelde robots sterk menselijke trekken gaan krijgen. Daar zal dan in de wetgeving rekening mee gehouden moeten worden. Robots die moorden of vermoord worden, die stelen, spioneren, mensen gijzelen of gegijzeld worden, illegaal de grens overgaan, etc..


Nanotechnologie


Links, een vroege prestatie op het gebied van micromechanica die in de jaren zeventig de omslag van Scientific American sierde. Een gaschromatograaf geëtst op een sliliciumbasis. Net als de afbeelding boven van microscopisch raderwerk is deze techniek een spin-off van de chiptechnologie. De poten van een mijt geven een idee van de afmetingen van het object.


Ons vermogen om levende materie te manipuleren neemt snel toe. Hetzelfde geldt voor de mogelijkheden om de dode natuur naar onze hand te zetten. Als uitvloeisel van de chiptechnologie is een nieuwe bewerkingstechniek in ontwikkeling, die met ‘micro-machining’ wordt aangeduid. Daarmee is het nu al mogelijk om bijvoorbeeld motortjes te maken met de afmetingen van de dikte van een haar. Nog veel verder gaan de mogelijkheden, die de eerder genoemde ‘scanning tunneling microscope’ biedt . Daarmee is het niet alleen mogelijk om de atomaire opbouw van oppervlakken min of meer direct zichtbaar te maken, dezelfde apparatuur kan ook gebruikt worden om atomen op te pakken en ergens anders weer neer te zetten. We spreken hier van nanotechnologie.

De Scanning Tunneling Microscope is rond 1980 ontwikkeld in het R&D-lab van IBM in Zürich. Met een extreem scherpe naald (aan de punt slechts 1 atoom!) kan een oppervlak worden afgetast en worden afzonderlijke atomen zichtbaar. Een revolutionaire uitvinding die ons direct zicht heeft verschaft op de wereld van atomen en moleculen en die het mogelijk maakt atomen te manipuleren als waren het legoblokjes.



Zo slaagden onderzoekers van lBM er onlangs in om een aantal kryptonatomen op een metaaloppervlak zodanig te rangschikken dat ze de naam lBM vormden. Karakters van 1 atoom dik, die alleen met hetzelfde apparaat zichtbaar gemaakt konden worden. Bij Philips prikte men met deze techniek zulke kleine deukjes in een oppervlak, dat er daarvan 10.000 passen in de uiterst fijne instulpingen, die op een CD voorkomen. De toepassingsmogelijkheden, zowel op het punt van waarneming als op dat van manipulatie, zijn duizelingwekkend. Dat geldt ook voor de ideeën van MIT-onderzoeker Eric Drexler, die atomaire bouwwerken wil construeren met behulp van biologische werktuigen, zoals enzymen . Volgens hem moet het mogelijk zijn om wat hij noemt nano-assemblers te programmeren, zodat ieder materiaal en iedere constructie atoom voor atoom kan worden opgebouwd uit basiselementen. Lego met atomen. Zal Cleo straks in haar keuken een vleesmachine hebben staan, waarin ze alleen maar gras hoeft te stoppen, waarna ze de knop op biefstuk zet en de nano-assemblers de rest doen ?

Met dit mogelijk hoopvolle vooruitzicht wil ik mijn bijdrage beëindigen.


Mijn belangrijkste statements vat ik nogmaals samen:


1. De toekomst is ongewisser dan ooit.

2. Menselijke eigenwaarde en milieuproblematiek maken keuzes in de technologische ontwikkeling noodzakelijk.

3. Het menselijk manipulatievermogen neemt snel toe.

4. Als de bevolkingsgroei niet snel tot stilstand komt is een groot deel van dit verhaal ijdel geweest.


Gerard van de Schootbrugge