De jeugd van tegenwoordig

Kort verhaal, 2 oktober 2015

De jeugd van tegenwoordig



‘Je hoort mij niet gauw klagen, Gerda. Zo’n type ben ik niet, dat weet je. Maar eerlijk gezegd had ik me de bruiloft van mijn enige kleindochter toch wel wat anders voorgesteld. Verrassend was het wel. Tenminste voor mij. Maar dat is nog tot daaraantoe. Maar dat Els van niets wist!’


‘Meid! Had Kees haar niks verteld?’ zei Gerda.


‘Kees had alleen gezegd: het wordt de mooiste dag van je leven. Dat kun je toch niet maken, zeg nou zelf. Dat arme kind heeft maanden in de zenuwen gezeten. Ze was van de stress tien kilo afgevallen terwijl ze nota bene in verwachting was. Begrijp jij het? Een week van tevoren hebben ze haar trouwjurk bijna dertig centimeter moeten innemen. Zie je het voor je? Hele repen hebben ze uit het rugpand moeten knippen. Dat wil je toch niet. Zeg nou zelf. ’


‘Dat feest viel dus een beetje tegen?’ opperde Gerda aarzelend.


‘Weet je, daar kom je dus met die jongelui van tegenwoordig niet goed achter,’ zei Truus een beetje narrig zodat de overvloedige rimpels op haar voorhoofd vloeiend overgingen in scherpe ravijnen.


‘Wat nou jongelui?’ zei Gerda. ‘Het zijn toch echt de jongelui van vroeger niet meer. Hou toch op.’


‘Hoe zo?’


‘Ze worden veel ouder dan wij in onze tijd, zeg nou zelf….. Neem nou onze Wouter. Trouwde op zijn 48ste. Maar om nou te zeggen dat ie er aan toe was. Dat joch is nog zo speels. Ik zeg wel ‘s: als je een balletje weggooit, gaat ie er nog steeds kwispelend achteraan…. Maar die meiden willen na een tijdje wel eens boter bij de vis. En gelijk dat ze hebben. Zo waren wij toch ook, Truus. Geef toe. Hoe smaakt je advocaatje?’


‘Je moet niet boos op me worden, hoor, maar spuitbus of echte slagroom, je proeft het verschil wel, vind ik.’


‘Jij misschien. Ik proef niks,’ zei Gerda een beetje gelaten. ‘Laat staan het verschil. Na die griep van een paar jaar geleden was het voorbij. Reuk weg. Smaak weg. Voor mij kunnen ze er net zo goed lammetjespap overheen gieten. Lastig hoor. Laatst nog. Staat Wouter midden in de kamer te snuiven. Zegt ie: douche je nog wel eens mam? Nou dan weet je het wel. Welke pampers gebruik jij tegenwoordig, Truus? Ach, laat ook maar. Hoe oud is Els nu?’


‘Weet je dat ik dat elke keer weer vergeet. Ik kan mezelf wel wat doen. Nog geen veertig, dat weet ik wel. Ik hoorde Kees laatst zeggen: Als je veertig wordt dan zal je eens wat beleven! En ik zag Els denken: Nee hè, niet weer zo’n verrassing.’


‘Vind je het gek! Alles moet maar doorgaan. Laat zo’n kind nou eerst eens bevallen,’ zei Gerda. ‘Wat je zegt. Dat wil ik nog meemaken. Dan is mijn boeketlijst afgewerkt.’


‘Je wat?’


‘Mijn boeketlijst. Heb jij geen boeketlijst, Ger?’


‘Je bedoelt, waar je je gedroogde trouwboeket mee inlijst? Je mag gerust weten: er viel voor mij bar weinig in te lijsten. Die eikel ging na de kerk direct met zijn vrienden naar de kroeg. Ben zo terug. Geintje.’


‘Och lieve,’ zei Truus en probeerde haar vriendin te troosten door even haar hand te beroeren. Ze haalde het net niet. ‘En toen?’‘


Tja,’ zei Gerda, na 75 jaar nog steeds pissig, ‘we zijn toen met de familie maar vast het park ingelopen. Voor de foto. Die fotograaf had haast. Moet je nagaan. Heeft ie alleen van mij een foto genomen. Met een zwarte handschoen van mijn opa zaliger. Die foto heeft nog heel lang bij ons in de kamer gehangen.’


‘Om te jennen?’ zei Truus.


‘Wat dacht jij dan? Reken maar. Na de trouwfoto ben ik naar die stomme kroeg gegaan. Ik heb dat hele boeket naar zijn kop gesmeten. Mens wat was ik boos. En die zwakzinnige vriendjes maar lachen. Die kwamen niet meer bij. Nee zeg, voor mij geen boeketlijst. Alleen een lijst met een foto waar ik heel lelijk op kijk. Een witte jurk, een zwarte handschoen en een gezicht als een oorwurm. Dat was mijn herinnering aan de mooiste dag van mijn leven.’


‘Jeetje, Ger. Wat een verhaal. Alsof je met de handschoen bent getrouwd….. Hoe was je eerste huwelijksnacht? Vertel eens?’


‘Die was er niet, Truus. Dat kan je begrijpen. En ook geen eerste huwelijksweek. Pas na een maand of twee begon ik zo’n honger te krijgen dat ik de straf heb omgezet in een voorwaardelijke straf. Trouwens, hij hield het natuurlijk ook niet meer. Wat ie me allemaal niet beloofd heeft, dat wil je niet weten. Daar kon ik de rest van zijn leven mee vooruit.’


‘Ja die is goed. Heb je nog wat?’ zei Truus terwijl ze met een klein lepeltje de laatste restjes advocaat probeerde te verzamelen. ‘Nee de advocaat is op. Boerenjongens, wat vind je daarvan?’


‘Ook goed. Doe maar boerenjongens. Daar moesten we het vroeger toch ook mee doen…. Maar nog even die boeketlijst. Die heeft niks met een boeket te maken, Ger.’


‘O nee? Wat dan? Hier, voor jou boerenjongens. Leef je maar lekker uit, Truus. Ik neem zelf ook een bakkie. Ik krijg er altijd warme knieën van, weet je dat?’


‘Een boeketlijst is een lijstje met dingen die je nog wil doen in je leven. Nog één keer naar je zus in Nieuw-Zeeland. Of een puzzel met 10.000 stukjes maken.’


‘O, is dat nou een boeketlijst,’ zei Gerda. ‘Nou dan ben ik gauw klaar. Ik wil alleen nog een keer naar Lourdes. Gek hè, maar dat zit al zo lang in mijn kop. Parijs en Rome, zegt me allemaal niks. Maar Lourdes, met dat ziekelijke meisje, die Bernadette, als ik daar nog een keer heen kan.’


‘Die is nooit getrouwd, dat weet je toch…. Is er wat Ger?’


‘Sorry hoor, maar ik schiet altijd vol als ik aan dat arme kind denk. Niemand geloofde haar. Ze is maar vijfendertig geworden.’ ‘Maar wel heilig,’ zei Truus vol overtuiging. ‘Waar hadden we het ook al weer over?’


‘Ik zou het waarachtig niet weten. Wat vind je trouwens van de boerenjongens. Ik maak ze nog altijd zelf. Met inmaakbrandewijn.’


‘Verrukkelijk Ger. O ja, ik weet het weer. De bruiloft van onze Els.’


‘God ja, dat is waar ook. En hoe was het?’


‘Ik kan het bijna niet navertellen, Ger.’


‘Er is toch niks ergs met je gebeurd?’


‘Nou ja, helemaal zonder gevaar was het nou ook weer niet. Het was eigenlijk krankjorum.’


‘Hier, nog een schepje boerenjongens. Maar dan moet je me ook echt alles vertellen.’


‘Nou vooruit dan maar…. Maar mondje dicht, hè? Het gaat de rest van het huis niks an…. Ik moest om negen uur klaar staan, had Kees gezegd. In een motorpak. Je gelooft het niet, maar dat had hij een dag eerder laten bezorgen. De buurtzorg was al om zeven uur begonnen. Steunkousen, leren pak, integraal helm.’


‘En wat heb je met je haar gedaan?’


‘Dat was natuurlijk naar de ratsmodee. Dat zag er al gelijk niet meer uit. 50 euro voor de kapper pleite. Toen heb ik die helm maar opgehouden. Wat moest ik?’


‘De hele dag?’ zei Gerda zichtbaar geschokt. ‘De hele dag. Het was toch een gekkenhuis. Maar goed, om een lang verhaal kort te maken, om negen uur wordt er gebeld. Bert. Een vriend van Kees. Aardige gozer, ik kan niet anders zeggen. De corsage werd met een soort nietmachine op mijn motorpak vastgemaakt. En toen moest ik dus mee, achter op de motor. Een soort driewieler. Een wiel voor, twee achter. Ik dacht dat ik gek werd. Gelukkig had de buurtzorg pillen over. Bert heeft me achterop getild. Ik kreeg zelf dat been niet over het zadel. En regenen. Al een paar dagen. In Garderen begon het me te dagen. Daar stonden zeker vijftig van die motorfiguren te wachten. Allemaal motorclubvriendjes van Kees. Op hun rug stond: The Foresters. Kees is een soort aanvoerder van die club en hij had bedacht dat een echte Forester in het bos hoort te trouwen.’


‘Zit Kees niet in het boswerk?’ zei Gerda.


‘Jazeker. Komt altijd met teken thuis. Maar goed, even later komt er zo’n ouwe Amerikaanse slee aan. De kleur deed pijn aan mijn ogen. Zuurstokkengroen zal ik maar zeggen. Volgens Bert een Ford Mustang. Die werd helemaal lijp. Te gek, hoor ik hem schreeuwen, een Mach 1. Schijnt iets geweldigs te zijn. Met Els en Kees erin. Gejuich. Nog meer regen. Els nog witter dan haar jurk. En toen op pad naar het bos. Richting Boshuis Drie. Die zuurstok voorop, dan ik achter op de driewieler, dan de rest van de club op de motor en ook nog een tractor voor noodgevallen. Dat was dus de bruidsstoet.’


‘Truus, het is toch niet waar…. Mensenlief, wat een verhaal.’


‘Ja, maar wacht even. Halverwege Boshuis Drie gingen we het bos in. Lopend. Die hele motorhandel werd geparkeerd. Alleen de Mustang mocht doorrijden. De rest moest lopen. Tenminste, dat was de bedoeling. Wat gebeurt? Bert tilt me weer van dat maffe ding af. Dat lukte nog wel met mijn 85 pond. Maar toen ie me neerzette, donderde ik gelijk om. Ik kwam niet meer overend. Helemaal verstijfd. Mijn benen kreeg ik niet meer bij elkaar.’


‘Nou Truus, zo kan ie wel weer, zeg. Jij krijgt geen boerenjongens meer, hoor,’ zei Gerda met een ondeugende rimpeling op haar gezicht.


‘Ger, ik zweer je dat ik om zo te zeggen vastgevroren was in de houding die ik achter op die motor had. En dan dat zeikweer. En dat was nog niet alles. Door de regen was het één grote moddertroep geworden. Die Mustang zat gelijk vast. Al die motorjongens douwen. Nou vergeet het maar. Dat groene ding kwam niet verder dan een enorme modderfontein. Binnen de kortste keren liepen die jongens erbij alsof ze met een cross hadden meegedaan. Bert had mij even, als een pakketje, tegen een boom gezet. Dus toen die tractor er maar voor om de Mustang te trekken. En ik ook op de tractor. Tussen de strobalen. En zo kwamen we aan bij de open plek in het bos waar de huwelijksvoltrekking zou plaatsvinden. De tractor met oma, met aan een kabel het bruidspaar in een Ford Mustang, en daar weer achter, als een groep zombies, de bemodderde Foresters.’


‘Ik had dat circus wel eens willen zien.’


‘Op de open plek stond een klein vlondertje met een spreekgestoelte. Links en rechts een mooie vaas met bloemen. Daarachter iets of iemand, het bleek even later een dame te zijn, verkleed als bosnimf met zuidwester. Dat was dus de ambtenaar van de Burgerlijke Stand. Eerlijk is eerlijk, het klopte wel. Alleen de uitvoering was wat apart. Omdat mijn oren niet meer je-dat zijn, werd de tractor direct achter het bruidspaar geparkeerd, zodat ik toch het ja-woord kon horen.’


‘En toen?’


‘Boshuis Drie. Daar kwam ik eindelijk weer een beetje op verhaal.’


‘Op dit verhaal zul je bedoelen,’ zei Gerda die een kleurtje op haar ingevallen wangetjes had gekregen. ‘Heb je ook foto’s?’


‘Ja, maar die mogen pas 25 jaar na mijn dood worden gepubliceerd.’



Espunt, 2 oktober2015