Jannie van de Schootbrugge-Boonstra (1918 - 2013)


Boven. Geboortebericht uit de Hepkema's Courant van 26 februari 1918. Geboren op 9 februari. Geboorteplaats Gorredijk. Oudste dochter van Albert Boonstra en Lipkje van Seijen.

Onder. Oma Boonstra (Lipkje van Seijen) voor haar huis aan de Drentscheweg 153A in Appelscha waar we onvergetelijke vakanties hebben gehad. Onze Friese grootouders zagen ons maar een keer per jaar gedurende twee weken.



Geboren in Gorredijk
      
 Mijn moeder werd op 9 februari 1918 in Gorredijk geboren. Zij kreeg  de naam Jantje. Later, eenmaal weg uit Friesland, werd het Jannie. Na  haar kwamen haar zus Janke en haar broer Marten die later bij zijn vader  ging werken en nog weer later de veeverloskundige praktijk overnam.


Niet lang na haar geboorte verhuisde het gezin naar het naburige Lippenhuizen. In 1926 volgde een nieuwe verhuizing, dit keer naar Appelscha. Ze kwamen terecht in een klein en tochtig huisje aan  de Opsterlandse Compagnonsvaart, direct naast de Lagere School waar mijn  moeder haar schoolloopbaan volbracht (8 jaar LS). Op haar veertiende werd ze geacht mee te verdienen om het hoofd boven water te houden. 


Later vertelde ze dat ze tijdens het speelkwartier wel eens even stiekem naar huis glipte en om voor haar moeder de afwas te doen.
            
 De woning aan de vaart ken ik alleen uit de verhalen. Na een paar jaar verhuisde het gezin naar de Drentscheweg 153A in Appelscha. Tegen de rand van een prachtige bosgebied aan. En dat huis is mij zeer goed bekend.


Tot mijn twaalfde logeerden we daar ieder jaar twee weken. Ook in dit huis was weinig comfort. Er was geen elektriciteit. De verlichting gebeurde met gloeiende gaskousjes. Riolering was er evenmin. Je behoefte deed je op een poepdoos in een hok waar het uitermate belabberd meurde (doortrekken bestond ook nog niet). De excrementen werden met enige regelmaat door een gespecialiseerd bedrijf opgehaald. En er was ook geen waterleiding. De afwas gebeurde met water uit de regenton, drinkwater mochten wij 's avonds oppompen op het erf van de naburige boer (Kobus van Buiten met zijn vrouw Antje). Desondanks, of misschien wel juist daardoor, waren de vakanties zeer avontuurlijk. 

Opa Albert en oma Lipkje


Opa Albert, samen met zoon Marten (alpino) bezig met het castreren  van een hengst. Ook de boer (wit) helpt mee.




Mijn moeder was de oudste dochter van Albert Boonstra en Lipkje van  Seijen. Hij veeverloskundige annex castreur, zij een lieve, zorgzame huisvrouw  die veel tijd en energie moest steken in het leefbaar houden van het  samenleven met haar man, mijn opa. Een bijzondere kerel, ruw en  gehard  door zijn beroep dat hij met grote inzet uitoefende. Boeren konden  altijd een beroep op hem doen. Dag en nacht. Weer of geen weer. Zijn faam was wijd verbreid. Als de veearts het niet meer zag zitten was  er altijd nog Albert Boonstra in Appelscha. Voor de arme boeren was de  redding van een koe van levensbelang. Het gevolg was wel dat hij vaak  grote afstanden moest afleggen, aanvankelijk zelfs op de fiets. Bij weer en ontij, dag en nacht. Hij deed  het. En niet eens zozeer voor het geld. Er stond bijna continu veel geld uit bij zijn klanten. Daar had hij begrip voor. Hij was zelf ook arm.


Op bovenstaande afbeelding zien we opa aan het werk bij het castreren van een hengst. Mannenwerk, al zal de hengst er waarschijnlijk anders over gedacht hebben. Hengsten castreren was een behoorlijke klus en niet ongevaarlijk. Bij biggen was het allemaal wat simpeler. Aan verdoving deed men niet. Ome Marten helpt mee. Later nam hij de praktijk van zijn vader over.



Schoolreisje en tamme kraai

 


Ook in die vroege jaren was er al ruimte voor een schoolreisje. In 1930, mijn moeder was toen 12 jaar oud, ging de reis naar het Paterswoldsemeer, alwaar werd rondgevaren op een grote schuit. Jantje met de vlechten staat bij de pijl. 

          
Haar hartsvriendin in die jaren was een meisje Vondeling, de zus van de later bekend geworden PvdA-politicus Anne Vondeling. Het gezin bewoonde een grote boerderij aan een van de 'wieken' (richting Ravenswoud).         
              

In dezelfde periode had mijn moeder een tamme kraai die haar de hele dag vergezelde. Als ze op school was, wachtte de vogel haar op en dan gingen ze samen naar huis. Het dier is op een zeker moment door iemand uit de buurt vergiftigd, volgens mijn moeder omdat hij wel eens iets glinsterends wegpikte. Ze was daar ook na 80 jaar nog boos over. Ze had iets met vogels.
            
Ooit (veel later) heeft ze een poging gedaan om een reiger voor de ondergang te behoeden. Ze moet toen al ver in zeventig zijn geweest en woonde in Hilversum. Ze had in de Gooise Post gelezen dat er aan de kop van de Oude Haven (bij de Havenstraat) een reiger was gesignaleerd. Het was een strenge winter en mijn moeder begreep onmiddellijk dat er werk aan de winkel was. De Oude Haven, een dood en onsmakelijk stukje water, was immers bevroren. Daar viel voor de eenzame reiger weinig te foerageren. Overigens was het diezelfde Oude Haven waar in mijn jeugd Sinterklaas aankwam, maar dit terzijde. Verder eindigde deze oude waterverbinding tussen Hilversum en Amsterdam aan de Hilversumse kant in een hoger gelegen deel van het dorp. Het water ligt er diep en er liggen hoge en steile taluds langs de vaart. Dit is belangrijk om te weten omdat mijn moeder, op haar verjaardag, een woensdag, eerst 's ochtends naar de markt op het Langewenst ging om daar bij de visboer een zak met visafval te kopen. Daarmee fietste ze naar de Oude Haven waar de reiger was waargenomen. Ik heb haar later voorgehouden dat reigers in onze buurt (Zuid-Holland) een plaag aan het worden waren, maar dat maakte geen indruk. Hilversum had er maar een en die was in gevaar.
            

Eenmaal bij de plaats van bestemming aangekomen stelde ze vast dat er behalve een reiger ook honderd meeuwen verzameld waren. Het was volstrekt duidelijk dat zo maar uitstrooien van het visafval vooral de meeuwen ten goede zou komen. Dit bracht mijn moeder tot een besluit dat haar bijna fataal werd. De vissenkoppen moesten direct bij de reiger worden bezorgd. En dat betekende dat ze met de zak afval langs het steile en diepe talud naar beneden moest zien te komen. Dat ging halverwege dus mis. Ze gleed uit op de bevroren en beijzelde helling en verdween eenparig versneld in het smerige water, door de ijslaag heen. Onderweg kreeg ze de inhoud van de zak over zich heen. Ze is er opmerkelijk genoeg weer uitgeklauterd, nat, smerig en stinkend. Bezorgd is ze naar huis gefietst. Bezorgd om de reiger maar ook om de indruk die ze zou maken op de koffievisite. Die zou al gearriveerd kunnen zijn (ze was immers jarig) en ze deed de deur nooit op slot. Het laatste was een gewoonte die berustte op twee pijlers: a) dat deden ze in haar jeugd op het platteland ook nooit, en b) ze was jarenlang getrouwd met Jan van de Schootbrugge. En die was toevallig wel bij de politie.

    

Vele jaren heeft mijn moeder de eenden in de vijver achter de Lutherhof van voer voorzien. 's Avonds haalde ze bij Albert Hein het broodafsnijsel op. Grote hoeveelheden. 's Winters werd overgeschakeld op krachtvoer. Dan kookte ze pannen vol macaroni waar ook nog allerlei onmisbare additieven aan toe werden gevoegd. Op de foto valt te zien dat ze grote aantrekkingskracht uitoefende op het gevogelte, dat er zeer gezond bij loopt.







Psssst, inbreker


Onverschrokken, zo mag je haar wel noemen. Dat bleek eens te meer toen ze, intussen ver in de tachtig en beneden slapend (makkelijk) 's nachts wakker werd en ontdekte dat er een vreemde man in haar kamer stond. Niet in het minst in paniek wist mijn moeder de insluiper (voordeur) te verjagen op de wijze waarop ze ook vreemde katten het huis uit joeg: een aantal keren streng Psssssssst roepen. De man was blijkbaar zo verbouwereerd, of had ineens zo'n respect voor het koelbloedige oude mensje, dat hij rechtsomkeer maakte en heel ontspannen het huis weer verliet. Mijn moeder vertelde dat ze hem door het raam nog heeft nagekeken. Nu zou je verwachten dat ze direct de politie zou bellen, zo niet mijn moeder. Waarschijnlijk vond ze het vervelend om op het politiebureau opschudding te veroorzaken. Ze wilde eigenlijk nooit iemand tot last zijn. Ze heeft zich omgedraaid, heeft nog een flinke tuk gemaakt, en heeft de volgende ochtend de politie in kennis gesteld. Een puur administratieve actie.                                     

1932. Aan het werk in Gorredijk


2007. Terug in Gorredijk. Hotel-Restaurant De Vries. Hier met de manager.


In 1932, veertien jaar oud, vond mijn  grootvader dat Jantje nu maar eens  geld moest gaan verdienen. In  Gorredijk stond hotel De Vries waar een  tante als kamermeisje werkte.  Jantje werd tweede kamermeisje   wat in de  praktijk betekende dat tante 's ochtends nog even kon blijven  liggen als ze  Jantje het bed uit had geduwd. Het etablissement bestaat nog steeds  en we zijn  er in 2007 met mijn moeder nog eens langs gegaan. Zeventig  jaar later  dus. De hotelfunctie was secundair geworden. Op de foto links mijn  moeder met  de huidige manager die zeer en blij verrast was met dit onverwachte bezoek. Ik heb mijn moeder wel naar binnen moeten duwen! Al die drukte, waar is dat nou voor nodig.
Ze heeft er twee jaar gewerkt. Eens in de twee weken op zondag op de fiets naar Appelscha, de andere zondag bij haar oma (van moeders kant?) in Gorredijk. Oma woonde in een huisje waar de tram op een afstand van 20 cm langs schampte.
            
In 1934 volgde een nieuw avontuur. Mijn grootvader behoorde tot de notabelen van Appelscha en hij had ook contacten met de leiding van het sanatorium Beatrixoord, in de bossen van Appelscha. Daar werden langdurig tb-patiënten verpleegd.



1934. Op naar Apeldoorn


Een vrouwelijke arts had aangekondigd in  Apeldoorn een herstellingsoord te beginnen. Samen met een  verpleegkundige. Het leek mijn opa een mooie plek voor mijn moeder,  intussen dus een jaar of 16. Ze werd aangenomen voor huishoudelijk werk  en verhuisde naar Apeldoorn.
Inmiddels was mijn moeder duidelijk  geïnteresseerd geraakt in het andere geslacht. De betreffende arts kreeg  van mijn grootvader dan ook het dringende verzoek zijn dochter goed in de gaten te houden en in ieder geval te voorkomen dat ze schoenen met  hoge hakken ging dragen. Maar ja, ze was nogal eigengereid. Ze weigerde pantoffels te dragen. Dat werd in brieven aan opa Boonstra gemeld. Mijn moeder trok zich hier weinig van aan en  was alleen maar blij dat ze weer wat verder van het boerenland was afgeraakt. Ze verveelde zich daar ernstig en wilde al heel jong richting  Amsterdam. Hoe rebels ze was mag blijken uit het feit dat ze op een gegeven moment een vriendje uit Appelscha heeft laten overkomen voor een gezellig weekend. Samen in een hotel in Apeldoorn. Wel elk een eigen kamer.

     
Het avontuur in Apeldoorn kreeg een dramatisch einde.  Op een zeker moment trof mijn moeder de verpleegkundige dood aan. Het bleek dat ze zelfmoord had gepleegd. Waarom is nooit duidelijk geworden, maar wel duidelijk was (veel later) dat beide vrouwen een lesbische relatie hadden. Overigens was het woord lesbisch in die tijd volstrekt onbekend. Er was blijkbaar iets ernstigs misgegaan in de relatie. Ook deze tussenstop van mijn moeder hebben we in 2011 nog eens  opgezocht.


De vraag voor mijn grootvader was: wat nu? Terug naar Friesland was geen optie. Mijn moeder wilde weg van het platteland. Het toeval wilde dat een zus van haar vader, tante Sjoukje, in Hilversum woonde. Zij was getrouwd met Jacob de Boer, een aannemer en projectontwikkelaar die veel had gebouwd in wat toen nog heette Hiversum-over het spoor. Onder meer de bebouwing van de Stieltjeslaan. Door de ingestorte woningmarkt was oom Jacob failliet gegaan. Door commensalen onderdak en verzorging te bieden in hun kapitale villa aan de Ministerlaan (vlakbij het Hilversumse Stadhuis) probeerden ze wat inkomsten te genereren. Een handige meid die van aanpakken wist (en niet te veel kostte) was goed bruikbaar. En zo kon het gebeuren dat ma van de ene villa (Apeldoorn) verhuisde naar de andere (Hilversum). 

 



Ergens rond 1932. De kinderen Boonstra: v.l.n.r. Jantje, Marten en Janke.



1936. Hilversum komt in zicht

 


Ma zal rond 1936 in Hilversum zijn gearriveerd. Hoe dat in zijn werk is gegaan weet ik niet. Waarschijnlijk met de trein en een koffer (waarin haar schoenen met hakken verstopt hebben gezeten, misschien wel de koffer die ze achter op de fiets had als ze tussen Appelscha en Gorredijk pendelde). Haar vader was moeilijk, tante Sjoukje was ook niet een van de makkelijksten. Ik heb haar als jochie nog wel eens ontmoet, mijn vader ging er wel eens langs op de fiets. Zonder mijn moeder. Tante Sjoukje was toen al lang een nors ogende oude vrouw waarvan me vooral de indrukwekkende ouderdomsvlekken en geelkoperen paraplubak bij zijn gebleven.


Ma moest zorgen dat de vier commensalen goed verzorgd werden en verder de zaak schoon houden. Een van de bewoners wasAry van Nierop, een befaamde VARA-man die na de oorlog o.m. jarenlang het programmaHet hangt aan de muur en het tiktpresenteerde. Ma heeft wel eens verteld dat ze een keer mee mocht naar de VARA-studio om een programma bij te wonen.


Hoewel ook tante Sjoukje strenge instructies van opa Boonstra, haar broer, had gekregen om zijn dochter goed in de gaten te houden, werd ma steeds vaardiger in het ontvluchten van haar gevangenis. Waar ze in ieder geval ook kwam was in de Karseboom op de Groest waar op zondagmiddag gedanst kon worden. Daar heeft ze op een koninginnebal, vermoedelijk 1938, mijn vader ontmoet. En dat was gelijk raak! Ze heeft me verteld dat ze al snel samen uit De Karseboom zijn vertrokken en vervolgens, op een bankje op de Groest, urenlang met elkaar gesproken hebben.

1940, Huygensstraat 33, Hilversum


Huygensstraat 33, het ouderlijk huis van Jan van de Schootbrugge, waar Jannie en Jan na hun huwelijk in 1944 introkken. Op 22 april 1945 werd ik geboren in de kamer net de uitbouw, naast de speelplaats van de Huygensschool). OOk mijn zusje Lilian werd er geboren in 1947. Kort daarna verhuisden we naar de Chrysantenstraat 54, waar mijn boer Ben werd geboren. Gabri, Erwin en Linda werden op de Stalpaertstraat 47 geboren (of eigenlijk in het RK Ziekenhuis).



Ma kwam in 1938 op de proppen met Jan van de Schootbrugge, op dat moment dienstplichtig soldaat. Nogal schokkend. Tante Sjoukje liet haar broer Albert, mijn opa dus, overkomen wat alleen in heel bijzondere situaties denkbaar was. Er was hoog overleg nodig over ma's nieuwe vriendje waar ze helemaal kapot van was. Een katholieke jongen, ook dat nog. Opa was het er niet mee eens, maar ma was niet te stoppen. Kort daarna nam ze pa mee naar Appelscha voor een eerste kennismaking met haar familie. Want als ze iets in haar hoofd had, kreeg zelfs haar vader, met ook een tamelijk harde kop, het er met geen voorhamer meer uit. 

          
Op een bepaald moment, ik denk zo rond 1940, heeft mijn moeder haar intrek genomen in het ouderlijk huis van mijn vader, Huygensstraat 33, Hilversum. Een in mijn beleving majestueus huis, dat ooit was gebouwd voor de hoofdonderwijzer van de achterliggende Huygensschool. Hier woonden al weer een aantal jaren opa en oma Schootbrugge, de ouders van mijn vader, met hun kinderen (in volgorde van geboorte): Jan (mijn vader, 1918), Miep, Luuk, Gerard, Henny, Kees en Wil. Daar hebben Jan en Jantje zich in 1942 verloofd (8 augustus) en zijn ze in 1944 (12 juli) getrouwd. Na hun trouwen gingen ze inwonen bij opa en oma Schootbrugge. In dat huis ben ik in 1945 geboren en in 1947 mijn zusje Lilian. Wij woonden in het vertrek met de erker (zie afbeelding).


Mijn vader is na zijn demobilisatie bij de politie gekomen. Aanvankelijk in Den Haag. Mijn moeder is hem zo gauw ze kon achterna gereisd. Curieus is zeker het feit dat ma in Den Haag op een zeker moment aan de slag kon in de huishouding op het adres Stalpertstraat 47. In 1951 kregen ze in Hilversum een nieuwbouwwoning op het adres Stalpaertstraat 47. Wie het weet mag het zeggen! De eerste was Stalpert van der Wiele, de ander Daniël Stalpaert. Maar toch... Op het eind van de oorlog kreeg mijn vader een aanstelling bij de gemeentepolitie in Hilversum.


Mijn vader overleed op 26 maart 1970, mijn moeder op 30 maart 2013. Jannie woonde toen nog, 95 jaar, geheel zelfstandig op het adres Lutherhof 17, waar het gezin in 1968 naartoe was verhuisd.