Als de tijd daar is

Kort verhaal, 13 juni 2016

Als de tijd daar is






Een flagstone is voorbestemd om vlak te liggen. Van de drie flagstones in ons bostuintje lagen er twee goed bij, de derde lag schuin en wel zo schuin dat hij irriteerde. Het kan even duren maar er komt wat mij betreft ook voor zo’n flagstone een moment dat hij tot de orde wordt geroepen.


Vanmiddag was het zover. Op zich een werkje van niks. Optillen, opzij leggen, ondergrond afvlakken en terugplaatsen. De uitzending van de Tour zat even in het slop, kopgroep op vijf minuten aan het elastiek van de ploegen met sprinters.


En het slotakkoord van onze mussenuitvoering liet ook nog even op zich wachten. De jonge musjes in het gekraakte mezennestkastje lieten zich weliswaar flink horen en staken hun kinderkoppies al naar buiten maar hun tijd was nog niet komen. Nog even de onvoorwaardelijke ouderliefde van vader en moeder, die in een verbijsterende frequentie pluizige bosbeestjes aanvoerden. En niet gekweld door twijfel aan een gefnuikte carrière of door hoofdpijn van een onverstandig avondje stappen. Verwekken, voeden en beschermen, niet meer maar vooral ook niet minder. Ik wilde het uitvliegen niet missen, maar het ging nog wel even duren.


Toen ik de flagstone optilde hield ik rekening met de mogelijkheid dat ik oog in oog zou komen te staan met het verblijf van een woelmuis. Of van veel woelmuizen. Een beestje dat zich met veel plezier en in hoog tempo voortplant en in dezelfde stemming onder je gazonnetje door rent, op zoek naar smakelijke ondergrondse hapjes, in het voorbij gaan een groene bouwval achterlatend.


Maar wat ik te zien kreeg was het levenswerk van een andere, veel interessantere gangengraver c.q. voortplanter. De flagstone bleek dienst te doen als het CO2-neutrale warmtedak van een volontwikkeld mierennest. Een meter onder mijn gefronste wenkbrauwen lag Times Square. Van een mierenstaat wel te verstaan. Een mierenstaat waarvoor nu duidelijk code rood gold. All hands on deck! Iets volkomen buitenmiers, iets ultiem boosaardigs had met een kosmische kracht de natuurlijke orde verstoord. De totale ondergang van het volk dreigde. Het nageslacht in de gedaante van piepkleine eitjes lag ineens open en bloot in de zon. Ongetwijfeld een onverwachte traktatie voor onze mussen als ze hier hoogte van kregen. Of voor de mezen, die met een overdaad aan voer door onze buren zijn weggelokt, maar die met zo'n feestelijk aanbod van verse miereneitjes weleens tot inkeer zouden kunnen komen. Of voor de merels die zo’n hapje ook niet versmaden.


Tot overmaat van ramp was het nest blijkbaar ook bezig om de mannetjes hun ding te laten doen. Dat wil zeggen, een aankomend koninginnetje bevruchten om vervolgens door een zwaluw uit de lucht geplukt te worden. Mits opgestegen. In landen is niet voorzien. Het zijn meelijwekkende brokkenpiloten. Er is nog nooit een soort beter geworden van overbodigheden. Overigens geldt voor een flink deel van de mannetjes dat ze maar wat aan rommelen. Ze hebben geen idee waar ze mee bezig zijn, laat staan dat ze weten wat er van ze wordt verwacht. Ik bedoel uiteraard de mierenmannetjes. De lezer mag er het zijne van denken.


Als relatieve buitenstaander zou je toch zeggen dat het oplichten van de flagstone voor dit deel van het nest een geluk bij een ongeluk was. De sukkelaars konden nu immers zo de lucht in en hoefden niet eerst via door nijvere werksters uitgegraven gangetjes onder hun enorme dak vandaan te kruipen met als risico dat ze onderweg al een wegwerpvleugeltje kwijtraakten. Maar ook voor de vliegende mieren gold blijkbaar, net als bij de musjes, alles op zijn tijd. Ik zag hoe ze, weinig atletisch, achter de werksters met de eitjes in hun bek aan, probeerden onder de grond aan een groot onheil te ontkomen.


Ik heb een tijdje ademloos bekeken wat ik had ontsloten en wat ik had aangericht. Direct onder de flagstone bevond zich blijkbaar het zomerverblijf van de mierenstaat. Ik zag couveuze-afdelingen waar grote hoeveelheden eitjes lagen opgetast. Ik zag verbindingswegen, snelwegen en sluiproutes. Ik zag aanvoerroutes vanuit de ondergrond, waar ergens de reusachtige koningin als een monsterachtige baarmoeder aan de lopende band eitjes produceerde, terwijl ze in leven werd gehouden door een leger van onvermoeibare werksters. En overal was beweging. Ik zag ook een groeiende krijgsmacht van uit de kluiten gewassen jongens met opvallend zware kaken van de security. Gelukkig zat er onder de steen een klein uitgevallen mierensoort. In de buurt van een nest van de rode bosmier had ik veel minder gelegenheid gehad om te kijken, te fotograferen en zelfs even te filmen. Voor je het weet vinden dit rooie gevaar de weg naar een broekspijp en de rest laat zich raden.


Meer dan ooit realiseerde ik me hoe fascinerend en geheimzinnig zo’n mierenstaat is. Zonder aanwijsbaar, centraal commando schakelden duizenden minuscule robotjes voorzien van sensoren en van waarschijnlijk niet eens al te ingewikkelde algoritmen over van toestand A, feest want de mannetjes gaan op jacht, naar toestand B, catastrofe.


Actie: de toekomst van het nest veiligstellen door de eitjes zo snel mogelijk naar het souterrain over te brengen. Gehaast, maar niet overhaast. En niet gehinderd door zorgen over gefnuikte carrières of door koppijn van een onverstandig avondje stappen.


Ik realiseerde me ook dat we niet perse op zoek hoeven naar verre planeten om in contact te komen met intelligente, aardse, aliens. Een mierenvolk bestaat uit duizenden individuen, maar het functioneert als een eenheid. Een soort superintelligentie. Ik besefte ook dat het praktisch onmogelijk is om met zo’n wezen te communiceren. Mieren gebruiken geurstoffen om elkaar dingen duidelijk te maken. Dat werkt zonder dat er een bewustzijn aan te pas komt. Snuffelrobotjes, in de loop van de evolutie door toeval en selectie op dit spoor terechtgekomen. Samen intelligent genoeg om de voordelen van een flagstone te benutten en zelfs intelligent genoeg om effectief te reageren als een onverlaat, die even genoeg heeft van weer zo’n saaie touretappe, hun steen optilt.


Ik hoefde niet te vrezen voor zware weerstand, voor wraak of voor een aanklacht bij het Internationaal Gerechtshof vanwege genocide. De rechten van de mier zijn beperkt. De emotionele afstand tussen mieren en mensen is groot. Maar wat mij betreft niet oneindig. Daarom legde ik de flagstone voorzichtig terug. Van de winter, als het volk diep onder grond zit, zal ik de steen wel een keer vlak leggen. Als de tijd daar is.


Espunt, 160713