De geur van een held

Kort verhaal, 10 april 2015

De geur van een held



Twee jaar lang bewoonde ik een kamer bij meneer D. En al die tijd werd ik ’s ochtends vroeg vriendelijk maar onontkoombaar gewekt door de geur van een klassieke Hollandse pot in voorbereiding.


Op een of andere manier wist de lucht van spruitjes en suddervlees (met zijn varianten) vanuit de keuken van meneer D. door te dringen tot de zolderkamer waar ik twee keer per week overnachtte. Ik heb me wel eens afgevraagd welke route de weeïge aroma’s kozen. Buitenom? Via de trap? Of langs een doorwaadbare plek in de vloer? Feit was dat ze iedere ochtend vroeg en indringend genoeg waren om mij wakker te krijgen wat een niet geringe prestatie genoemd mag worden want ik ben beslist geen ochtendmens.


De geur kon je in alle redelijkheid niet smerig noemen maar hij was wel van dien aard dat hij bij volle nuchterheid tot vluchtreacties leidde. Het resultaat was dat ik altijd keurig op tijd op mijn werk verscheen. De vraag was: welk type dwangneurose zat hier achter?


Aanvankelijk zag ik meneer D. alleen als ik aan het begin van de maand de huur kwam brengen. Als ik dan ’s avonds van mijn werk terugkeerde en via de gang naar de trap liep die naar mijn kamer voerde, zat hij in zijn kraakheldere keuken aan zijn kraakheldere keukentafel. Met de keukendeur op een kier, het teken van betaaldag.


De eerste keer liep het ritueel in het honderd. Moe van weer een dag vol alle nieuwe dingen die ik moest leren, passeerde ik gedachteloos de kierende keukendeur en klauterde met mijn AH-tasje hongerig de trap op.


Ik ben op zich geen voorstander van het ongelimiteerd uitbreiden van winkeltijden, maar toen kwam het toch wel erg goed uit dat ik om zeven uur nog snel even een magnetronmaaltijd kon scoren. Toen ik de volgende dag beneden kwam om naar mijn werk te gaan, ging de keukendeur open en verscheen meneer D., in een wolk van stoofpeer en sucadelap. Vriendelijk maar streng hield hij mij voor hoe hij de huur geïnd wilde zien. Het is daarna steeds goed gegaan. En van lieverlee raakten wij op inningsdag aan de praat. Heel veel later, dat wel.


Als voorbereiding op een nieuwe functie was ik voor twee jaar uitgeleend aan een bevriend bedrijf dat versterking zocht maar een vaste aanstelling wat te begrotelijk vond.

Ik leek een voor alle partijen een acceptabele oplossing, even los van mijn echtgenote die niet erg enthousiast reageerde toen ik het plan aan haar voorlegde: een nieuwe, interessante job binnen het bedrijf waar ik werkte, maar dan wel eerst twee jaar ervaring opdoen bij een ander befaamd bedrijf.


Helaas wel op een plek die zo ver weg lag dat dagelijks heen en weer rijden praktisch onmogelijk was. Ik zou dus, op gevorderde leeftijd, weer op kamers moeten. Maar gelukkig niet de hele week zo hield ik haar voor. Om niet los te zingen van mijn werkomgeving zou ik op woensdag een terugkomdag hebben. Want, zo hield mijn chef mij voor, er kon in twee jaar veel gebeuren en als je zo lang uit beeld was, kon het zo maar gebeuren dat niemand zich meer herinnerde welke afspraken er ooit gemaakt waren, of dat de waan van de dag de toegezegde nieuwe functie al lang overbodig had gemaakt.


Over twee jaar hebben ze mij misschien wel gedumpt, zei hij, en dan sta jij ook mooi met lege handen.


Met al deze rampscenario’s heb ik mijn vrouw uiteraard niet lastig gevallen. Het vooruitzicht was zo al lastig genoeg voor haar. Ik hield haar voor dat het uitgestippelde weekritme geen bedreiging was voor onze relatie. Op maandagochtend vroeg op pad, op dinsdagavond laat weer thuis. En op donderdag en vrijdag hetzelfde verhaal. Goed voor mijn carrière en dus voor ons aller toekomst. Ze zag in dat verzet contraproductief was en schikte zich in haar lot. Een beetje het leven van een truckersvrouw, maar zeker niet van een vissersvrouw. Ze is gelukkig niet het type ‘Magdalena, de paranoïde moeder van Maarten ’t Hart’. Ze wist, en weet, dat ik haar nooit zal bedriegen.


De facto zou ik dus wekelijks twee nachten van huis zijn. Even hebben we overwogen om het met een hotel op te lossen. Maar voor een periode van twee jaar? Dat vooruitzicht stond me een beetje tegen. Liever een kamer bij een zorgzame verhuurder. Daar zou ik dan toch een beetje mijn eigen bedoeninkje kunnen optuigen. En dan kon ze nog eens overkomen voor een gezellig weekendje, wat precies een keer is gebeurd en wat haar bewondering voor mijn incasseringsvermogen verder heeft versterkt.


Ik ga nogal gebukt onder een optimistische kijk op het leven en schik me makkelijk in mijn lot. En zo kon het gebeuren dat wij op een warme zomerdag naar mijn nieuwe, tijdelijke woonplaats reden om een kamer te zoeken. Ik voelde me weer even achttien. Met mijn vader en een zeer beperkte uitrusting op weg naar een kamer op het Utrechtse Kanaleneiland, toen nog een fruitige nieuwbouwwijk.


Nu stapte ik met mijn vrouw een kantoor binnen waar men bemiddelde in kamers. En omdat ik weinig zin had om heel ingewikkeld te doen en lang te zoeken, nam ik het eerste redelijke adres aan. Een kort telefoontje naar de verhuurder maakte duidelijk dat we van harte welkom waren voor een bezichtiging en kennismaking. Voor het geval dat, kreeg ik nog twee andere adressen mee.


De verhuurder, een tanige, goedverzorgde man van middelbare leeftijd, stelde zich voor als meneer D. en ging ons voor naar een gemeubileerde zolderkamer. De inrichting oogde degelijk maar weinig flitsend. Jaren vijftig, burgerlijk. In lijn met de geur die ik kort daarna zou leren kennen. Tot grote schrik van mijn vrouw liet ik na een korte inspectie weten dat ik met het gebodene kon leven. Wil je ook niet even naar die andere adressen, opperde zij, tevergeefs verhullend dat ze nogal ontdaan was. Kun je vergelijken. Zeg het maar, zei meneer D. die zich ook verbaasde over mijn snelle beslissing. Dit gaat hem worden, verklaarde ik in een opwelling van besluitvaardigheid.


Tot op de dag van vandaag wordt op feesten en partijen, als de stemming wat inzakt, in geuren en kleuren verteld in welke mutsige omstandigheden ik de grote sprong voorwaarts in mijn carrière heb voorbereid. Dan wordt er gelachen en geknikt omdat iedereen intussen weet dat een dergelijke mutsigheid naadloos past bij mijn gebrek aan carrièrevaardigheid.


Lange tijd bleef meneer D. een volstrekt onbekende voor me. ’s Ochtends hoorde ik hem rommelen in zijn keuken en eens in de maand betaalde ik hem de huur. Hij woonde blijkbaar alleen. Nadat zo meer dan een jaar was verstreken gebeurde het dat hij mij, na ontvangst van de huur, een stoel aanbood. Een keukenstoel. En toen zat ik ineens met meneer D. aan de keukentafel. Ik vertelde wat over mijn achtergrond en hij over de oorlog. Hoe hij met zijn vrienden Duitse soldaten had afgemaakt die zich in de Peel hadden gewaagd.


Meneer D. hield er duidelijke standpunten op na en leek me een man uit één stuk. Hij had beroepsmilitair kunnen zijn. Zijn keuken oogde smetteloos terwijl er toch intensief gebruik van werd gemaakt. Kraakhelder zoals overigens de rest van het huis. De enige plek waar de reinheid wat minder stipt werd nageleefd was op mijn kamer. Maar meneer D. verzekerde mij dat hij de vinger aan de pols hield en de kamer regelmatig kuiste.


Nadat zo gedurende enkele maanden een vorm van vertrouwelijkheid was gegroeid, iedere maand een half uurtje aan een keukentafel doet soms wonderen, werd meneer D. geleidelijk wat opener en kreeg ik uiteindelijk het grote verhaal van zijn leven te horen. Een verhaal waar een luchtje aan zat! Het luchtje.


Hij vertelde hoe hij zijn vrouw had leren kennen, een leuke meid uit een streng katholiek gezin. Zo streng dat alle kinderen er wel een tik van hadden opgelopen. Ook zijn vrouw had vreemde trekjes. Hij karakteriseerde het grote gezin als geschift, zonder enige uitzondering. Maar hij ging er wat zijn aanstaande bruid betrof, vanuit dat het allemaal wel bij zou trekken als hij haar eenmaal uit dat gestoorde milieu had gehaald. Als ze eenmaal zijn vrouw zou zijn. Het leek hem dan ook verstandig om daar niet te lang mee te wachten. Hoe eerder ze bevrijd was hoe groter de kans op herstel.


Zo snel als mogelijk was, trouwden ze en vervolgens werd al spoedig duidelijk dat de verandering van omgeving niet het gewenste resultaat had. Zijn vrouw kreeg allerlei fobieën en het samenleven met haar werd al snel een ondragelijke last.


Ten einde raad zette hij haar na nog geen jaar op straat. Ze ging terug naar haar ouders. Een half jaar later werd er ’s avonds gebeld en stond ze op de stoep. Verwilderd. Verward. Ze kon eerst geen woord uitbrengen. Toen wees ze op haar buik en stamelde: van jou.


Meneer D. zweeg even, keek mij aan en zei: ja, wat doe je dan? Het was ook mijn kind dat ze droeg. Het was ook mijn verantwoordelijkheid. Ik ben niet iemand die zijn verantwoordelijkheid ontloopt. Dus heb ik haar weer in huis genomen. Maar ik heb wel gezegd: tot ons kind zelfstandig is. Dan moet jij ook weg.


Hard? Ik had geen weerwoord. Ik probeerde me een voorstelling van dit drama te maken. De jaren verstreken. Zijn dochter groeide op. En zijn vrouw raakte steeds meer van het padje.


Je kunt je nauwelijks voorstellen wat een opgave het voor mij was, zei meneer D. Tenslotte was zijn dochter zo oud dat ze op zichzelf kon gaan wonen. Na 23 jaar heb ik toen tegen mijn vrouw gezegd: nu is jouw tijd ook gekomen. Nu moet je ook het huis uit.


Ze woont nu al weer een aantal jaren schuin aan de overkant. Ze durft het huis niet meer uit. Angsten, angsten, angsten. Daarom zorg ik nog steeds voor haar. Iedere dag maak ik eten voor haar klaar. Hollandse pot zoals ze het thuis gewend was. Daar begin ik ’s ochtends vroeg mee. Iedere dag. Ik kan haar toch niet aan haar lot overlaten?


Je hebt helden in maten en soorten.


Meneer D. was in mijn ogen een held. Een huis-, tuin- en keukenheld. En dat bedoel ik zeker niet kleinerend.


Ik zal hem niet makkelijk vergeten.



Espunt, 10 april 2015